Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Weggeleid om berzocht te worden.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Weggeleid om berzocht te worden.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn om verzocht te worden van den duiv-el. Matth. 4:1.

Wanneer ge nagaat welke voorstelling de meeste menschen zich van de verzoeking in de woestijn vormen, dan zult ge zien, dat het eigenlijk deze is.

Na den Doop in de Jordaan' ontvangen te hebben was voor Christus het oogenblik aangebroken, dat Hij openlijk als leeraar onder Israël zou optreden. Voordat Hij daartoe overging, wenschte Hij echter eerst een tijdlang in stille afzondering zich voor te bereiden door gebed en gemeenschapsoefening met zijn Vader in de hemelen en daarom ging Hij naar de woestijn. Satan hééft toen gebruik gemaakt van de gelegenheid dat Christus hongerde, om, indien het mogelijk was, Hem tot zonde te verleiden, ten einde zoo van meet af het verlossingswerk te verijdelen.

Zoo opgevat, staat deze verzoeking op één lijn met de verzoeking van een Job en de andere Bijbelheiligen en heeft zij alleen dit meerdere belang voor u, dat ge hier een poging ziet van Satan om de redding der uitverkoreiien te beletten en ge God dankt, dat dit booze opzet niet is gelukt.

Juist omdat deze voorstelling zoo algemeen is, kan niet scherp genoeg op den voorgrond geplaatst, dat zij geheel in strijd is met de Schrift. De verzoeking gaat niet van Satan uit, maar is een daad Gods. Niet alleen in dien zin, dat Hij als bij Job de verzoeking toelaat, opdat zijn kind beproefd worde, of er echt goud in schuilt, maar in dien veel dieperen zin, dat God zelf wilde, dat die verzoeking kwam. Juist daarom staat er zoo nadrukkelijk, dat de Geest Christus in de woestijn leidde, opdat Hij verzocht worden zou.

Die verzoeking is dus niet iets toevalligs of bijkomstigs in het leven van den Heere Jezus, maar een zeer wezenlijk bestanddeel van het heerlijke verlossingsplan, dat God Drieëenig van eeuwigheid af had vastgesteld; een taak, die Christus als Middelaar te volbrengen had; of vidlt ge het nog duidelijker uitgedrukt: neem de verzoeking in de woestijn uit den Bijbel weg en uw Heiland is geen volkomen Zaligmaker meer voor uw hart.

Wanneer ge na dit helder te hebben ingezien, nu een oogenblik terugkeert tot de ervaring van uw eigen geestelijk leven, zult ge terstond gevoelen, hoe die ervaring wel verre van hiertegen te strijden, er juist het Amen op zegt.

Let slechts op deze twee punten; Het gebeurt vaak, dat ge in uw eigen leven met dienzeltden verzoeker kennis maakt; dat hij ook tot u komt, zoekende u te verleiden. En nu is dit de droeve ervaring van uw leven, dat ge in die worsteling met Satan zoo vaak onder ligt, in plaats van te overwinnen. Dat ge zoo vaak luistert naar zijn vleitaal en valt in het net u gespannen, in plaats van hem te ontvlieden. En wanneer ge dan vruchteloos poogt de ijzeren mazen van dat net stuk te breken en u zoo machteloos gevoelt tegenover dien machtigen verleider der zielen, dan kan uw oog met zulk een innerlijke genieting staren op die verzoeking in de woestijn. Want daar ziet ge nu dienzelfden boozen vijand worstelende met uw Jezus om ook Hem op den grond te werpen; en ge ziet hoe hij, die u overwon, zich daar macliteloos en geslagen moet terug trekken; en uw ziel Iseft bij dat zien weer op en jubelt het den Satan in het aangezicht: Mijn Heiland is toch machtiger dan gij!

Zoo voelt ge er reeds iets van, waarom Christus moest verzocht worden. Maar er is toch nog een andere vertroosting in verborgen, die wel niet door alle, maar t^ch door Gods ingeleide kinderen zul verstaan worden.

Die leven niet alleen in hun eigen leven met al zijn benauwdheden en worstelingen, ellenden en zonden, maar dringen ook door tot den wortel van hun bestaan en verstaan het ook te leven in Adam, hun Verbondshoofd in het Paradijs. Als hij, de naar Gods beeld geschapen mensch, daar smadelijk voor de verzoeking bezwijkt en eet van de verboden vrucht, dan roept daarbinnen de stem van hun geweten : Ik was het, die daar aan de verleiding gehoor gaf, die afviel van mijn God om voor Satan te bukken.

En nu is het voor dezulken niet voldoende, te weten, dat Christus het Lam Gods is, dat de straf ook voor die zonde aan het kruis gedragen heeft. Het recht Gods vordert meer dan dat; het is eerst ten volle bevredigd, wanneer de worsteling opnieuw begonnen wordt tusschen Satan en mensch en nu niet Satan maar Gods kind triomfeert. En waar ze nu in zich zelf, ouk al zijn ze door genade verlost, de kracht missen om te overwinnen, daar wordt het zulk een zalige troost op Hem te zien, die daarom in onze plaats den strijd aanbond en de zegepraal behaalde. Wat de eerste Adam verdierf, heeft de tweede Adam volkomen hersteld.

Toch ligt de diepste grond van de noodzakelijkheid van Christus' verzoeking nog elders.

Wij meenen zoo vaak, dat het hoofddoel, het eigenlijke doel, waarom de Heere Jezus op aarde kwam, was om de zijnen te verlossen, ^ndige zelfzucht doet ons altoos eerst denlen om onze eigen redding en niet om de eere onzes Gods. En juist daarom is onze Gereformeerde belijdenis de heerlijkste, omdat ze nooit rust voordat zij den mensch opzij heeft geworpen en haar rustpunt gevonden heeft in God zelf.

Ook hier moeten wij dus tot deze diepste vraag doordringen, waarom de eere Gods deze verzoeking van den Middelaar eischte, en het antwoord op die vraag is niet moeilijk te vinden.

Toen God de Heere den mensch schiep, wist Hij uitnemend wel, dat de Satan een aanval op dien mensch wagen zou. Nu schiep God dien mensch met heerlijke gaven, uitnemende kracht en kostelijke eigenschappen toegerust, maar toch zoo, dat die mensch vallen kon. Het was dus, met eerbied gesproken, een waagstuk van God den Heere. Want God stelde het eene schepsel — Adam — tegenover het andere schepsel — Satan — en zette op dien worp al wat er bestond. Want bezweek Adam, dan viel niet hij alleen, maar heel het menschelijk geslacht en met dat menschelijk geslacht heel de schepping om hen heen.

Satan heeft dien aanval beproefd en heeft gewonnen. En wat anders is toen de juichkreet van Satan geweest dan deze: o, God, door zulk een zwak schepsel tegenover mij te plaatsen, hebt Gij te veel gewaagd en daardoor verloren. De mensch kon het tegen mij niet uithouden.

Zoo voelt ge hoe het hier ging om niet minder dan om de eere Gods.

Wanneer een arcliitcct een brug va; i groote spanning heeft gebouwd over een rivier, dan moet die brug eerst beproefd worden. Een zwaar geladen trein gaat over (ie brug heen, om te zien of de brug dit i.ithoudt. En wanneer de brug onder dien i; ist iiistort, dan ligt de scluild nift \y'\ die brug, ook niet laij den machinist, die den trein dirigeerde, maar bij den architect, die lie brug bouwde. Hij had zich in de 'Iiaagkracht van zijn werk vergist.

Urcng dit beeld over op de verzoeking in ' het Paradijs en ge zult voelen, hoe door Adams val de schijn moest ontstaan, alsof de schuld van zijn bezwijken, onder de beproeving, niet bij Satan noch bij den mensch, maar bij dien God te zoeken was, die zich in de draagkracht der menschelijke natuur had vergist.

En vandaar dat de Heilige Geest, die altoos de eere Gods zoekt en bedoelt, die dorst naar het oogenblik dat die geschonden eer zal hersteld worden, Christus terstond uitdrijft naar de woestijn om verzocht te worden.

In dien Christus staat nu tegenover Satan diezelfde menschelijke natuur, die in het Paradijs bezweken was. Die Christus strijdt met geen andere wapenen, dan ook Adam in het Paradijs bezeten heeft: het woord Gods, het geloof, het gebed. Geen oogenblik heeft Christus zich in dien strijd bediend van het wapen zijner Goddelijke almacht; dan zou de strijd oneerlijk zijn geweest; Hij streed alleen met de eindige krachten, die God schonk aan de menschelijke natuur.

En als nu de proel herhaald wordt, neen niet gelijk in het Paradijs, maar tien-ja honderdvoudig verzwaard, dan bezwijkt de tweede Adam niet, dan houdt Hij vol ten einde toe, dan overwint Hij glorierijk.

Eu door die overwinning wordt niet alleen weer goed gemaakt wat Adam misdeed, wordt niet alleen de macht, van Satan gebroken over Gods volk, maar wordt bovenal God als Schepper gerechtvaardigd en de eere des Vaders door den Zoon gered.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's

„Weggeleid om berzocht te worden.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's