Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOGMOED.

Dit is een gebrek, vrienden, waar vele menschen aan mank gaan, ook al weten zij 't zelf niet. Men kan zelfs trotsch wezen op zijn nederigheid.

In Griekenland was eens iemand, die voor bijzonder nederig wou doorgaan en daarom altijd een ouden, gescheurden mantel droeg. Maar de wijze Socrates zei tot hem : sik zie uw hoogmoed door de gaten van uw mantel heen."

Een hoogmoedig mensch zoekt altijd zijn eigen eer, en kan niet velen, dat een ander geëerd wordt boven hem. Hij zou zelf overal de eerste willen zijn. Julius Caesar, die ook ruim zijn deel had van die ondeugd des hoogmoeds, zei: »Ik zou liever de eerste zijn op een dorp, dan de tweede in Rome." Trouwens, de oude heidensche volken vonden dan ook de nederigheid meestal volstrekt geen deugd. Zij meenden dat hoogheid en trotschheid een man juist pasten. Evenwel, niet allen waren zoo. Dat ziet ge reeds aan wat ik vertelde van Socrates. Als het niet hen zelf maar anderen betrof, wisten trouwens meer heidenen heel goed het dwaze van den hoogmoed aan te wijzen.

In den tijd van Alexander den Groote leefde iemand die zeer knap v/as, maar toch zoo dwaas, dat hij wenschte wegens zijn knapheid als een god vereerd te worden. Dit hoorde koning Alexander en hij besloot den man zijn dwaasheid af te leeren.

Hij verzocht hem op een groot gastmaal. De ander, heel vereerd, kwam natuurlijk. Nu werd hij geleid naar een soort van troon, waarvooreen altaar stond en een verzocht hem op dien troon te gaan zitten. Al de andere gasten zett'en zich aan tafel. Het eten \yerd opgebracht en ieder tastte toe. Maar de man op den troon kreeg niets. Wel echter werd er op zijn altaar wierook gelegd en deze aangestoken, zoodat hij iets te ruiken had.

In 't eerst vond hij 't heel aangenaam, zoo als een god vereerd te worden, doch spoedig begon hij een prikkeling in de maag te voelen, vooral wijl de anderen zoo heerlijk zaten te schransen. Eindelijk toen een knecht weer nieuwe wierook kwam brengen, waagde hij het om ook wat eten te vragen.

Maar Alexander sprak: sBeste vriend, dat gaat niet. Goden behoeven niet te eten; zij .hebben aan den wierook genoeg."

Met een hongerige maag kon de geleerde zot heengaan; hij was nu van zijn dwaasheid genezen.

Tot zulke dwaze inbeeldingen als van dien man, komt de mensch door den hoogmoed.

In Lybië moet oudtijds zelfs een man, Tsapho geheeten, geleefd hebben, die de uiterste moeite deed, om maar voor een god gehouden te worden. Hij vong zooveel mogelijk vogels die praten kunnen leeren. Dan zei hij hun zoolang tot zij ze volkomen kenden, drie Grieksche woorden voor, welke die beteekenden: Tsapho is eengroote god". Daarna liet hij de diertjes weer vliegen. De onnoozele lieden uit de buurt hoorden ook die beestjes in 't wild zoo praten, stonden er verbaasd over en geloofden Tsapho, als hij zei: sZiet ge wel, dat ik een god be^; zelfs de redelooze dieren zeggen het."

Zulke dwaasheden zal wel niemand meer begaan, maar de hoogmoed woont even goed in ons hart en ook de lust om ons zelf tot onzen god te maken en niet voor den Heere, maar voor ons zelf te leven.

Des Heeren Woord echter leert ons duidelijk, dat de hoogheid des menschen dwaasheid is bij God. Hij wederstaal den hoovaardige, maar den nederige geeft Hij genade. Komt hoogmoed vóór den val, nederigheid gaat vóór de eer.

Kama en Marokko.

Het Kafferopperhoofd Kama en het Beetsjoenenopperhoofd Marokko waren als heidenen gezworen vijanden. Hunne stammen waren met elkander in eenen bestendigen strijd. De een trachtte den ander te verdelgen.

Op hetzelfde tijdstip dat een zendeling onder Kama's volk het Evangelie begon te verkondigen, had zich een andere heidenbode onder de onderdanen van Marokko begeven. Beide opperhoofden namen het Woord Gods aan, zonder wat elkander betreft, van de heilzame verandering te hebben vernomen, die het geloof in den Heere Jezus Christus in het hart des menschen teweeg brengt.

Na eenigen tijd gebeurde het dat Kama en Marokko op hunne reizen in één huis overnachten moesten. Marokko verschrikte, toen hij vernam dat zijn doodvijand Kama zich met hem in eene en dezelfde woning bevond. Hij • vreesde zelfs de kamer binnen te komen. Echter vatte hij moed en zette zich met zijne geleiders in het vertrek neder, aan de tegenovergestelde zijde, waar Kama plaats genomen had. Lang zagen de beide opperhoofden elkander zwijgend aan. Eindelijk dacht het Kafïeropperhoofd:

iWaarom zal ik zwijgen, daar ik toch genade bij God gevonden heb; in mijn hart woont immers liefde jegens alle menschen f" Vriendelijk sprak hij Marokko aldus aan :

sWeet gij ook waarom wij hier in dit vertrek in vrede bij elkander zitten ? Gij hebt uwe spies te huis gelaten en ik insgelijks; en nu zitten wij als vrienden bij elkander in ééne woning."

Marokko antwoordde; «Waarom, weet ik niet, maar zooveel is zeker, gij zit dddr en ik hier en wij zijn hier als vrienden."

JNU, " zeide Kama, »ik wil u de oorzaak zeggen: de zendelingen zijn in ons land met het Woord Gods gekomen. En dit Woord leert ons, dat, ofschoon onze gelaatskleur, onze spraak en ons vaderland verschillen, wij nochtans uit eenen bloede geboren en in de zonde gevallen zijn. Maar er is één Heiland, die voor ons allen gestorven is, één weg des heils en één Geest, die ons dezen weg leert, als het Woord gepredikt wordt. Dit Woord is aan ons. Kaffers, verkondigd geworden. Voorheen beminden wij den oorlog, thans erkennen wij dat dit zonde is en hebben het vechten opgegeven. Het Woord Gods heeft onze harten veroverd en nu leven wij in vrede. Inderdaad, wanneer dit Woord niet tot ons gekomen ware, zoo zou ons tegenwoordig samenzijn zeer boosaardig geweest zijn. Uwe spies zou mijn hart, of mijne spies uw hart doorboord hebben. Eén van ons beiden had moeten sterven."

Na deze woorden verwisselden Kama en Marokko hunne vingerringen, ten bewijze van hunnen vrede en goede vriendschap. Daarop gaven zij elkander de hand, knielden neder en baden. Met lof en dank vervuld over de zalige verandering, die het Evangelie in hen gewerkt had, scheidden de verzoende opperhoofden van elkander.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1894

De Heraut | 2 Pagina's