Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijke Deputaten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke Deputaten.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 28 December 1894.

IV.

In de Kerkenordening wordt voor de eerste maal van Deputaten gesproken in Art 4, waar ten aanzien van Dienaren des Woords gehandeld wordt over de beroeping dergenen die tevoren in dienst niet geweest zijn, en dan de vierderlei handelingen, die tot hunne volledige en wettige beroeping behooren, achtereenvolgens beschreven worden. Als de tweede van diè handelingen wordt genoemd »de examinatie ot onderzoeking beide der leere en des levens, dewelke staan zal bij de Classe"; en daarop volgt dan onmiddellijk: »ten overstaan van de Gedeputeerden der Synode of eenigen hunner" ; terwijl in overeenstemming daarmede in Art. 49, waar de taak van de vaste en gewone Deputaten der Particuliere of Provinciale Synode omschreven wordt, hiertoe ook ge bracht wordt: »om tezamen of in minder getal over alle examina der aankomende predikanten te staan".

Deze bepaling, zoowel de bijvoeging in Art. 4 als ook-het geheele Art. 49, is eerst in 1619 door de Dordtsche Synode aan de Kerkenordening toegevoegd, naar aanleiding van het daarop betrekking hebbend gravamen, dat in de Acta der 158e Sessie vermeld wordt. De formuleering, die ervan gegeven wordt in de Synodale Acta zelven (iS9e Sessie), nl. in de Hollandsche vertaling, is eenigszins anders dan de redactie, die daarna in de Kerkenordening ingekomen is; want in die Acta wordt de taak der Deputaten aldus uitgedrukt: »om allen tezamen of in minder getal, alle de examina van nieuw aankomende predikanten bij te wo nen" ; 'tgeen ook nog meer letterlijk overeenkomt met den oorspronkelijken Latijnschen tekst: »ut aut omnes simul, aut nonnulli ex ipsorum numero, omnibus intersint examinibus eorum, qui ad ministerium verbi primum admittentur." Maar het onderscheid bestaat, gelijk ieder zien kan, alleen in de woorden; wat de zaak betreft, is er geen verschil »over een examen staan" is m. a. w. »een examen bijwonen", en »ten overstaan van" is geheel hetzelfde als »in bijzijn van."

Intusschen al 'kwam deze bepaling eerst in 1619 in de Kerkenordening, het was toch reeds veel vroeger hier te lande regel ge weest, dat, wanneer de Classe het zoogenaamde peremtore examen afnam. Synodale Deputaten daarbij officieel tegenwoordig waren. Dit kan blijken, b. v. uit de uitge geven Acta van de Particuliere Synode van Zuid-Holland; waarin telkens van die tegenwoordigheid wordt gesproken, en te dien aanzien besluiten vermeld worden.

Daarop te letten, kan ook thans nog van belang geacht worden. Holland, en vooral Zuid-Holland, was destijds verreweg de grootste, de machtigste, de meest invloedrijke, de toongevende provincie, ook op kerkelijk gebied; en op dit gebied nog zooveel te meer, doordat hier, veel vroeger dan bijna overal elders, de Gereformeerde kerken zich in vrijheid hadden kunnen organiseeren, en doordat zij een aantal uitnemende Dienaars hadden. Dienovereenkomstig waren de meeste regelingen, die na 1571 aan de Kerkenordening zijn toegevoegd, dan ook uit Holland afkomstig, d. w. z. aldaar reeds veel vroeger ingevoerd, aan de proef der ervaring onderworpen en naar bevind van zaken gehandhaafd of gewijzigd. En tot recht verstand van die regelingen is dan hare geschiedenis vaak zeer leerzaam. Dit geldt ook van de bepaling over de tegenwoordigheid-van Synodale Deputaten bij de peremtore examens. Om haar zooveel mogelijk toe te lichten, wordt hier dus overgenomen al wat de Zuid-Hollandsche Synoden reeds vóór 1619 te dien aanzien "bepaald hebben.

De genoemde bepaling is in Zuid-Holland ingevoerd door de Synode, die in 1591 te 's-Gravenhage gehouden is; hetgeen in hare Acta (Art. 28, of, volgens eene andere nummering, Artt. 28 en 29) aldus vermeld wordt:

«Proponenten ende examen. Daar is oock bij occasie voorgevallen [of, volgens eene andere lezing, »questie voorgevallen] van de proponenten ende propositien hier ende daer in diversche plaatsen ende van het examen derghenen, clie tot den dienste des woords Gods worden toegelaten.

»Ende is goetgevonden, opdat niemandt lichveerdich ende onbequaem tot den dienste geadmitteerd worde, dat het examen van alsulcke geschieden sal bij den Classe, ten overstaen der gedeputeerde des Synodi of eenige derselven. Ende soveele de proponenten aengaet, sullen de kercken toezien met advijs haers classis, datgheene om te proponeeren worden toegelaten, dan die oprecht zijn in de bekentenisse des gheloofs ende ervaren in den Catechismo met stichtelicken wandel, ende dit alles bij provisie totten naesten generalen synodum".

Wat er over het hier mede genoemde praeparatore examen later bepaald is, laten we nu verder rusten, om alleen te vermelden, wat op de Synodale Deputaten betreking heeft. Dus, uit de Acta der Synode, die in 1593 te Den Briel gebonden is (Art. 9): '

»Van de oncosten der gedeputeerde des synode, staende over d'examen eeniger nieugeroepene predicanten. — De ghedeputeerde hebben oock verhaelt, dat sy ghestaen hebben over d'examen eeniger persoonen, die tot den dienst des woorts Godes nieuwelycx beroepen syn geweest in verscheyden dassen, ende is by de vergaderinge goetgevonden, dat de oncosten, die by de gedeputeerde des synodi gedaen sullen werden om te staen over d'examen eeniger nieugeroepene predicanten, sullen gedragen werden by degene, die sulck examen versoecken, tzy classe, kercke off geëxamineerde persoonen, naer discretie der dassen, daeronder d'examen gedaen wordt."

Voorts, uit de Acta der Synode, die in 1594 te Rotterdam gehouden is (Artt. 4 en 20):

»Oncosten vant examen. Sooveel de oncosten der gedeputeerde des synodi aengaet over dengenen, die geexamineert sullen worden tot den kerkendienste, wie dat deselve dragen sal, is wijder verdaringe gedaen op tgene in den synodo in den Brille art. 9 hiervan geordineert was, te weten dat de gedeputeerde des synodi daerinne sullen mogen discretie gebruycken ten aensien van de gelegentheydt van de geëxamineerde off van den dassen, daert examen geschiet.

Examinatien. De namen dergenen, die geexamineert ende tot den kerckendienste gepromoveert worden, sullen de ghedeputeerde des synodi, die over alsulcken examinatie staen, aenteeckenen ende jaerlycx den synodo te kennen geven om register daervan te houden ende daerby goede toesichte nemen, dat niet lichtelycken de examinatie in den classibus gepasseert worde noch onbequame toegelaten Avorden, welverstaende dat alle examina aller dergener, die tot den dienste gepromoveert sullen worden, overal geschieden sullen bij den dassen ende dat voortaen ten overstaen van twee gedeputeerde des synodi".

Daarna is er over de zaak weder gehandeld, mede naar aanleiding van gerezen moeielijkheden, in de Synode van 1596 te Delft, waarvan in de Acta dit bericht wordt (Artt. 43 en 44);

»Gemeene misbruijcken te weren. Gedeputeerde des synodi sullen staen over alle examina. — Is ter oorsaecke van eenige gevallen [of, volgens eene andere lezing, »gemeene"] misbruycken goetgevonden, dat voortaen de gedeputeerde des synodi alsoowel sullen geroepen worden overt examen der studenten van Leyden, die bij den classe aldaer souden mogen worden geexamineert, als van andere. Ende alsoo de gedeputeerde van Noordthollandt daerover begeerden te weten, off niet hare gedeputeerde mede van gelycken en souden geroepen worden overt examen van sommige studenten, wanneer sy in haren quartieren in den dienst gebruyct souden worden, is geandtwoordt: ja. Maer dewyl die van Noordthollandt dese ordre van de gedeputeerde des synodi over alle examinatien te committeeren noch niet en hebben, sullen de gedeputeerde deses synodi hierinne voortgaen sonder prejuditie yandie ' van Noordthollandt, ter tyt toe dieselve ordre mede onder, henluyden in trein gebrocht sal wesen.

»Proponenten, hoe toe te laten tot het peremptoir examen. — Sullen geen proponenten voortaen tot het volcommen examen, dat in 't by wesen der voorsz, gedeputeerde geschiet, toegelaten worden, tensy deselve eerst by den classe eenichsints beproeft syn, off sy in examine sullen connen ter redelycker wyse bestaen."

Het vermelde besluit van Art. 43 had betrekking op een bezwaar van de Classe van Leiden; welk bezwaar gegrond was op Art. 18 van de Kerkenordening, nl. naar de toen geldende redactie van 1586. In de thans geldende redactie van 1619 luidt dit artikel (thans Art. 20): »In de kerken waar meer bekwame predikanten zijn, zal men het gebruik der propositien aanstellen, om door zulke oefeningen eenigen tot den dienst des Woords te bereiden, volgende in dezen de orde daarvan door deze Synode specialijk gesteld"; door welke laatste woorden verwezen werd naar het besluit der Dordtsche Synode, dat als Art. 8 in de Kerkenordening was ingevoegd: sMen zal geen schoolmeester, handwerkslieden, of anderen die niet gestudeerd hebben, tot het predikambt toelaten, tenzij dat men verzekerd is van hunne singuliere gaven", enz. In het genoemde Art. 20 waren echter die elf laatste woorden eerst in 1619 daaraan toegevoegd; en in plaats daarvan had de redactie van 1586 (Art. 18): »Wel verstaende, dat gheen Proponenten die gemeente openbaerlijck vanden Predick-stoel sullen leeren, dan die wettelijck gheexamineert ende bequaem ghekent zijn inde Universiteyt ofte Classe : ende en sullen nochtans haer niet vervorderen die Sacramenten te bedienen, totter tyt toe sy volcomelijcken beroepen ende bevestight zijn". Nu was het destijds zeker geenszins de algemeene regel, dat studenten in de Theologie aan de Academie niet slechts studeerden maar ook een theologisch examen aflegden. Maar indien er waren, die zulks wel gedaan hadden, dan meende men in Leiden, dat ten hunnen aanzien een kerkelijk examen met zooveel waarborgen niet noodig was, daar toch de kerken zelve met de Leidsche Academie altijd bijzonder gerekend hadden, in hare Generale Synoden getoond hadden op de tegenwoordigheid van professorale adviseurs zeer gesteld te zijn, en nog geenerlei.reden hadden de Leidsche hoogleeraren (destijds L. Trelcatius, F. Junius en F. Gomarus) ook maar eenigszins te wantrouwen ; zoodat uit hetgeen in de Kerkenordening zelve over het praeparatoor examen bepaald was, wel mocht afgeleid worden, dat er bij het peremtoor examen van reeds aan de Academie geëxamineerde studenten geen Synodale Deputaten vereischt werden Door dé 'Zuid-Hdllandsche kerken m d s n g e d werd dit echter niet toegegeven. En van daar het reeds vermelde besluit der Delftsche Synode van 1596.

Hierover, en voorts over de taak der Synodale Deputaten, staat dan verder in de Acta der Synode, die in 1597 te Schoonhoven gehouden is (Artt. 18, 19 en 24):

»Examineren der studenten tot Leijden met overstaan der gedeputeerden des Synodi. — De classis van Leyden hadde sich bedaeght by de gedeputeerde over de resolutie, art. 43 [van de Acta der vorige Deutsche Synode] ghenomen, belanghende het examen der studenten, die men wil ghebruicke tot den dienst der kercken. Maar hare redenen, hier ghehoort ende overgheweghen, en syn niet ghenoechsaem gheachtet, TJvant de vergaderiughe verstaat, dat het overstaen van eenighe ghedeputeerde des synodi over d' examinatie der studenten, die by de professeurs ende de classe gheschiet, niet en strijdt teghen den 18 en art. des generalen synodi, ghelyck die van Leyden meenen; dat oock de professeurs noch de classis hierdoor niet vercortet syn, maer dat het diendt tot meerder verseeckertheydt van de bequaemheydt der dienaren. Persisteert daeromme de synodus by hare voorighe resolutie. Ende sullen de ghedeputeerde aen den classem van Leyden schrijven, dat se sich conformeere met andere dassen ende gheen swaricheydt meer en maecke.

»Prediken der proponenten. — Belanghende het predicken der proponenten sullen de classes wederomme haer vermaendt houden, dat se tselve niet en laten gheschieden, tensy datter een professeur ofte predicant by sy om redenen, in den voorleden synodo verhaelt [hoofdzakelijk hierop neerkomende, dat het prediken van proponenten alleenlijk om henzelven te oefenen geschiedde].

»Examen der nieuw aengecomen dienaren. — Noch hebben de ghedeputeerde aengegeven de examinatien der nieuwer aenghecommen dienaren, over welcke sy dit jaer ghestaen hadden. Ende is opt voorstellen derselver (ter occasie van tghene hen in de voorgaende [of, volgens eene andere lezing, »voorgaende handelingen" | was voorghevallen) goetghevonden by dese vergaderinghe, dat voortaen alle die dienaren des classis, sooveel doenlycken is, sich sullen laten vinden by de examinatie, ten eynde sy alle van de gheleghentheydt des geëxamineerd en kennisse moghen draghen ende met ghemeene stemme advyseren, item dat de lidtmaten des classis stemmen sullen, naerdat de ghedeputeerde des synodi eerst haer advys gegeven sullen hebben. Worden oock alle classes midts desen vermaendt wel toe te sien, dat sy volghende de voorgaende synodale ordonnantie eerst in hare vergaderinghe wel beproeven ende oeffenen denghenen, die ter examinatie ghestelt sullen worden."

Dat de Classe van Leiden haar bezwaar bleef volhouden, maar tevergeefs, blijkt uit de Acta der Synode van 1598 t® Dordrecht (Art. 12):

»Examen der studenten theologiae. De 'Classis van Leyden vindt haer alsnoch bezwaert, soo haere ghedeputeerde in den Synodo verclaerden, over de resolutien van de twee voorgaende synoden, art. 43 ende 18 respective, belanghende het examen der studenten theologiae. Dan alsoo de synodus gheen ghewichtighe redenen can verstaen, waerom sij deselffde soude veranderen, soo heeft sy goetghevonden by de voorgaende resolutien te blyven. Ende zyn de ghedeputeerde des synodi ghelast den classi van Leyden naerder bericht te doen van der gheleghentheydt der saecke ende meteenen de professores theologiae aen te spreecken om hen te verclaren, dat de voorgheroerde resolutien alleene de dassen raken, de synodus hare authoriteyt in texamineren latende onvermindert, glielijck men hare E. oock zal aendienen de oorsaeckcn ende motyven, dewelcke den synodum eyghentlijck beweeght hebben om over het examen der studenten ofte proponenten (wanneert int classe gheschiet) twee ghedeputeerde des synodi te ordonneren. Is oock den voorz. ghedeputeerden opgheleydt de classe van Leyden te vermanen, ghelyck oock de synodus midts desen alle dassen ende kercken van Suydthollandt vermaendt, dat sy gheen proponenten openlyck voor den volcke sullen laten predicken daninteghenwoordicheydt, van eenen professoor theologiae ofte dienaer des woorts om redenen, in de acten des synodi van tjaar 96 vervaet."

Het gevolg van dit besluit wordt vermeld in de Acta der Synode, die in 1599 te 's-Gravenhage gehouden is, hoewel het aldaar verkeerdelijk is genotuleerd (Art. 7):

»Classis van Leyden. — De classis van Leyden heeft aangenomen d'onderrichtinghe, van weghen des synodi haer ghedaen, belanghende d'examinatie der studenten ende proponenten theologiae, doch sonder prejuditie des generalen synodi ende der faculteyt der h. theologiae, als willende voor absolute geëxamineerde dienaren erkennen ende ontfanghen degene, die van den professoren geexamineert sullen syn. Waerinue de synodus tevreden is, wanneert examen ghedaen is van de geheele faculteyt der theologiae ende niet van eenen professeur alleen."

Deze notuleering was blijkbaar onjuist; gelijk dan ook opgemerkt werd bij de resumtie der Acta in de volgende Synode, die in 1600 te Leiden bijeenkwam, en in wier Acta nu werd aangeteekend (Art. 7):

»Gheexamineerde bij de faculteijt der theologije. — Roerende den 13 artic. [in de gewone nummering art. 7] is beslooten dat men nae den woorden: voor absolute g/teexamineerde dienaren, stellen sal deze woorden : sooveel de suffisantheydt der wetenschap der leere aengaet. Want de synodus noijt verstaen heeft, dat ijemandt simpelijck gehouden mach worden voor genoech gheexamineert ende bequaem tot den dienste, dan die van den coUegfo pastorum (dat is

van den classe) gheexamineert is, welcke classis oock lettet op de gave van leeren ende op den wandel desghenen, die bekendt sal worden bcquaem tot den dienste te zijn."

En eindelyk is er van de Synodale Deputaten ook nog sprake in de Acta der Synode van 1602 te Schiedam (Art. 15):

»Publycke oeffeninge der proponenten ende haer examen. Roerende den 14 art. [van de' vorige Synode], van de publycke oefFeningen der proponenten is goetgevonden, dat niemant tot deselve toegelaten werde sonder voorgaende prae-examen van leer ende leven bij den dassen, ofte in plaetse van desen te hebben testimonium theologicae facultatis, waerby de studiosus expresselick verclaert werde wt het praeexamen bequaem bevonden te syn tot sodanighe oeffeninghen; dat oock degeene, die also praeparatorie geexamineert sijn, ten minsten ses weecken (ofte langer, soot van noode is, nae discretie der dassen) geexerceert sullen werden, eer sy finalicken geexamineert ende tot den ordiiiaris dienst toegelaten werden. Ende sullen de dassen gehouden sijn de gedeputeerde des synodi ten minsten drie ofte vyer weecken te vooren te waerschouwen van de tyt des voorsz-examinis alsoock van de qualiteyt ende gelegentheyt dergeener, die geexamineert sullen worden".

De bepaling, volgens welke in Zuid-Holland reeds sedert 1591 de peremtore examens door Synodale Deputaten wer den bijgewoond, wordt, behalve door de aangehaalde Acta, ook toegelicht door hetgeen er over is van de-daarop betrekking hebbende correspondentie dier Deputaten zei ven (te vinden in het »Oud-Archief van de Ned. Herv, Kerk", Nr. I, 7, blzz. 53, 99, 117, 181, 183 en 305). Hieruit echter behoeft wel niet veel te worden overgenomen, daar die brieven meerendeels slechts bevestigen, dat de besluiten der Synode geregeld werden opgevolgd. Eigenlijk is er bij die verzameling maar één brief, die van anderen aard is; daar hij toont, dat er in den aanvang ééne Classe was die zich feitelijk mét de andere Classen niet conformeerde, en ook tevens toont, hoe die zaak toen behandeld ij. Het is een brief van de Synodale Deputaten, dd. 19 Dec. 1596 geadresseerd aan »den eersamen ende voorsienigen Francisco Pithio, Predicant des goddel, woorts tot Alfen, om bij hem geopent ende met de Classe gecommuniceert te werden"; waarvan de minute geschreven is met de kennelijke hand van den onderteenaar, den Delftschen predikant Arend Cornelisz. De inhoud is als volgt;

»Genade ende vrede van God door Christum.

»Eersame voorsienige beminde broeders ende medearbeiders int werck des Heeren.

»Het is eenen tijdt geleden dat Franciscus Pithius Dienaar des goddel. Woorts tot Alfen sommigen van ons heeft aangedient dat in de Classe van Over-Rhijnlandt een Proponent was te examineren om tot den Dienst, soo hij bequaem gevonden wordde, gevordert te werden: Ende begeerde dat wij met malcanderen wilden spreken ende ordineren de gene die over t' voorss. examen, na gebruijck der Kercken, souden staen, mits voor henen adverterende die vande Classe voorss. van den tijdt wanneer zij haer tot dien einde bij de Classicale vergaderinge souden mogen vinden. Dit aldus ons voorgedragen zijnde, hebben wij twee van ons geordineert ende na onderlinge deliberatie besloten, datmen soude den XVIIIden dach Decemb. tot het voorss. examen nemen ende u luijden daer van in tijtg verwittigen, gelijck wij verstaen geschiet te zijn. Ende hadden de twee Gedepe haer al veerdich gemaect om op den voorss. dach te comen tot Alfen, alwae'r de plaetse vant examen was geleit: Maer is Thomae Spranchusio [een der vier Synodale Deputaten] door eenen Dienaer in de Classe aldaer aengedient binnen Leiden, dat die vanden Classe voorss. de examnatie selve al gedaen hadden, ende dat oversulx de Gedepe des Sijnodi niet en behoefden te comen. Twelck ons gerapporteert zijnde, wij grootelicks daer over verwondert zijn. Want u. 1. wel weten sulx te strijden tegen de ordonnantie des Sijnodi die u. 1. selve hebben helpen maecken ende bevestigen, noch inden Sijnodo voor drije maenden gehouden binnen Delf. Sullen daeromme u. 1. hiermede haer expresselick geadverteert houden, dat wij soodanige een Proponent, die sonder overstaen der Gedepen is geexamineert, voor niet geexamineert houden moeten, ende mits dien incapabel om inden Dienste des goddelicken Woorts gestelt te worden: al ist schoon dat hij in examine met lof bestaen mach hebben: Ende indien u. 1, (als wij hopen Neen) hem souden comen tot den Dienst te voorderen, dat hij van wegen des Sijnodi sal moeten verclaert worden geen wettelick Predicant te zijn. Doch indien u. 1. het examen over den voorss. Proponent geschiet, maer voor een particuliere beproevinge souden willen houden, volgende den 44 artijckel des ketsten Sijnodi, ende noch van meeninge soudet zijn een volcomen examinatie over hem te laten gaen ten bijwesen der Gedepen; Soo en sullen wij niet daer tegen hebben, ende sullen u. 1. tijdelick aen Spranckhusium overschrijven waer ende wanneer de voorss. examinatie sal geschieden, ten einde de Gedepa haer bij deselve vinden mogen. Hieroppe dan u. 1. antwoordt ter eerster gelegentheit verwachtende willen wij u. 1. Eersame voorsienige beminde broeders ende medearbeiders int werck des Heeren, den Almogende in genade bevolen hebben. Wt Sgravenhaghe desen 19 Decemb. 1596.

»U. 1. goetwillige broeders de Gedep. des Suytholl. Sijnodi ende in aller naiem bij laste.

Arrh Cornelii.

Daar in de Acta der Synode van het volgende jaar, gelijk ook in het bij die Synode ingediende rapport van de Synodale Deputaten, over deze zaak niets voorkomt, zoo is blijkbaar, dat de Classe van Woerden zich door dezen brief heeft laten overtuigen en van den : daarin aangewezen uitweg, om de z aak nog tot een goed einde te brengen, heeft gebruik gemaakt.

Uit al het vermelde is nu wel genoegzaam duidelijk, waarom de Zuid-Hollandsche kerken het peremtoor examen door Synodale Deputaten lieten bijwonen, en waarin het mandaat van die Deputaten bestond. En daardoor is dan tevens genoegzaam opgehelderd, wat de Dordtsche Synode in 1619 met dezelfde bepaling bedoeld heeft.

In Gereformeerde kerken, die met elkander in kerkverband staan, is een Dienaar des Woords zeker niet een' Dienaar van alle die kerken, maar alleenlijk van de kerk die hem heeft beroepen. Maar uit kracht van dat kerkverband wordt hij dan toch door alle die kerken als een wettig Dienaar erkend, wordt al wat hij als zoodanig doet, voor van waarde gehouden, wordt hij in de meerdere vergaderingen als een afgevaardigd Dienaar toegelaten, en wordt hij ook bevoegd geacht, zonder verder onderzoek, om, wanneer hij voor een enkelen dienst of wel voor goed naar elders geroepen wordt, in alle andere kerken als een Dienaar des Woords op te treden. Daarom hebben alle kerken er groot belang bij, dat nergens onbekvvamen of onwaardigen tot den dienst worden toegelaten. En al is het dan ook waar, dat de onderzoeking of examinatie allereerst de taak is van de kerk die eenen Dienaar beroept, deze moet toch toelaten en zelfs (daar de meeste vacante kerken moeielijk zelve een dergelijk examen zouden kunnen afnemen) ook verlangen, dat de andere kerken daarin met haar samenwerken. Anders zou er natuurlijk van een kerkverband zelfs geen sprake meer kunnen zijn. Daarom heeft de Classe te examineeren. En omdat nu het examen der Classe, ook al zou het in vele gevallen voldoende te achten zijn, toch niet altijd en overal den vereischten waarborg kan opleveren, vooral niet omdat de zaak van zoo hoog belang is, daarom , zonden de kerken der provincie, tot meerdere zekerheid, ook nog Deputaten van harentwege.

Meer dan dat is nooit noodig geacht, en zal ook wel nooit noodig wprden. In onzen tijd is er wel eens aan gedacht, om de Deputaten ter bijwoning van de peremtore examens niet meer te doen benoemen door de Provinciale Synoden, elk voor haar ressort, maar door de Generale Synode voor alle Classen van alle provinciën te zamen. Niet omdat er thans geen genoegzame waarborg zou zijn, maar met het praktische doel om alle peremtore examens zooveel mogelijk gelijk te maken. Intusschen, dit laatste zou dan al licht veel te veel geschieden, waardoor zulk eene generale commissie dan een veel te groot overwicht op de studie verkrijgen zou, zoowel materieel als formeel, en te eeniger tijd wel eens schadelijken invloed op de zuiverheid van belijdenis zou kunnen uitoefenen. Ook zouden zulke Generale Deputaten dan veel te veel werk hebben, en zou er tengevolge van de verre afstanden door hen zelven veel tijd en moeite, en door de kerken veel kosten, zonder noodzaak besteed "worden. En wanneer men hieraan wilde tegemoetkomen door de benoeming van een grooter aantal Deputaten, over alle provinciën verdeeld, dan zouden er feitelijk toch weer Provinciale Deputaten zijn. Waarom zouden zij dan ook niet door de Provinciale Synoden zelve benoemd worden ? Te meer omr dat deze Synoden jaarlijks bijeenkomen, en de Generale Synode slechts alle driejaren; zoodat, wanneer laatstgenoemde de benoeming deed, alle voorkomende quaesties ook veel te lang op beslissing zouden moeten wachten. En voorts, wat wel het meeste afdoet: op Gereformeerd terrein wordt voor alle kerkelijke inrichting, op grond van de Schrift, de plaatselijke kerk als grondslag en uitgangspunt aangenomen; waaruit volgt, dat centralisatie, in welk opzicht ook, slechts geoorloofd en goed is, wanneer en voor zoover zulke centralisatie inderdaad noodig is.

De beweegreden, die er toe gedrongen heeft, de Classicale examens door Provinciale Deputaten te doen bijwonen, heeft ook vanzelf hun mandaat bepaald. Zij komen volstrekt niet, om het examen af te nemen; want al wordt hun ook gelegenheid gegeven zelven vragen te doen, het is en blijft toch de Classe, die »ten hunnen overstaan" het eigenlijke onderzoek instelt. En zij komen ook niet, om voor deze aangelegenheid aan de Classicale vergadering deel te nemen, en daarin hunne stem uit te brengen met de leden der Classis zelven; vrant dan zou hunne tegenwoordigheid wel niet veel beteekenen of waarborgen, en vooral zouden zij dan daardoor hun karakter van Synodale Deputaten verloochenen. Als zoodanig kunnen zij niet tijdelijk de qualiteit hebben van tot de Classe te behooren, maar zij komen juist in andere qualiteit haar bijwonen. En dan met den last, om toezicht te houden bij het door de Classe af te nemen examen, en om over de al of niet toelating van den geëxamineerde haar te adviseeren.

Bij het peremtoor examen zal dus, volgens de Kerkenordening, de gang van zaken wel aldus te regelen zijn: Het examen wordt afgenomen door de Classe, in tegenwoordigheid van de tijdig opgeroepen Provinciale Deputaten. Mede in hunne tegenwoordigheid wordt dan door de Classe over het gehouden examen beraadslaagd. Daarna zonderen die Deputaten zich een oogenblik af, om na onderlinge beraadslaging met een collectief advies (ook al is dit soms bij meerderheid van stemmen door drie of meer Deputaten opgemaakt) bij de Classe te komen. En door deze wordt ten slotte bij stemming over het al of niet toelaten beslist.

Indien deze beslissing met het advies van de Deputaten overeenstemt, gelijk wel doorgaans het geval is, dan loopt de zaak zeer eenvoudig en gemakkelijk. Bezwaar zal er in den regel ook wel niet ontstaan, wanneer soms de Deputaten tot toelating adviseeren, maar de Classe toch afwijst; want dan geldt natuurlijk de afwijzing; en alleen in zeer buitengewone gevallen (wanneer b. V. gebleken was, dat onrechtzinnigheid of verkeerdheid van de Classe zelve de oorzaak der afwijzing was) zou er voor de Deputaten aanleiding zijn, om de zaak bij de Provinciale Synode aanhangig te maken. Maar wel zou er aanstonds grooter moeielijkheid komen, wanneer de Deputaten tot aAvijzing geadviseerd hadden, en de Classe toch besliste om toe te laten. Als het daartoe komen zou, en het verschillend inzicht betreft slechts de bekwaamheid in een enkel vak, dan zou overweging verdienen, over dat vak het examen nog wat voort te zetten, om te trachten daardoor tot eenheid te komen. Maar als dit niet kan, en dan toch de Classe aan hare beslissing wil vasthouden, blijft er voor de Deputaten wel niet anders over, dan de Classe ernstig voor de gevolgen te waarschuwen, en voorts haar rapport te doen aan de committeerende kerken. Wanneer deze weder samenkomen in de Provinciale Synode. Deze heeft dan te beslissen over de te volgen gedragslijn; en in afwachting van die beslissing moet natuurlijk de bevestiging en in dienst treding van den geëxamineerde worden uitgesteld, In den regel zal dan de Synode het oordeel van de Deputaten, als zijnde Dienaars die door de kerken der gansche provincie bekwaam en betrouwbaar geacht zijn, wel handhaven, of althans een hernieuwd examen noodig achten, wederom ten overstaan van hare Deputaten, hetzij dan dezelfde of wel andere. Dat eene Classe en een geëxamineerde de beslissing der Synode niet zouden afwachten, of wel zich daaraan niet zouden onderwerpen, is bijna ondjnkbaar. In ieder geval zou zulk een predikant dan buiten die Classe niet als zoodanig kunnen erkend worden; en zou zelfs die Classe, of althans hare meerderheid, feitelijk het kerkverband reeds verbroken hebben. In Gereformeerde kerken is wel niet te vreezen, dat zulk een zondige en ook moeielijke weg lichtelijk zal bewandeld worden.

F. L. RUTGERS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkelijke Deputaten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's