Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ben ik een Vader, waar is mijn eere?”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ben ik een Vader, waar is mijn eere?”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een zoon zal den vader eeren, en een knecht zijnen heer; ben Ik dan een vader, waar is mijne eere ? en ben Ik een heer, waar is mijne vreeze? zegt de Heere der heirscharen tot u, o priesters, verachters mijns naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten wij uwen naam ? Mal. i ; 6.

Uw God te dienen en uw God te eeren., is volstrekt niet hetzelfde.

Wie dient is in dat dienen knecht., en voleindt zijn knechtschap door stipt te gehoorzamen en te volbrengen al wat hem was opgelegd.

Vandaar dan ook, dat in den dienst vanden Heere onzen God dat knechtschap op den voorgrond staat. »Dienstknecht des AUerhoogsten" te wezen is een eeretitel, en »knecht Gods" staat zóó hoog, dat het aan alle engelen en menschen, met den Middelaar Gods en der menschen gemeen is. Ook de Middelaar heet de «lijdende knecht Gods".

In onze taal is bij het benoemen van den band die ons aan God bindt, dat dienen van God zelfs derwijs op den voorgrond getreden, dat •uGoAs.-dienst'" er de naam voor geworden is, en het. veel schooner woord van Qo'^i.-vrucht er geen stand voor hield.

Want wel poogden onze vaderen in de dagen der Reformatie, toen de Godsz-r«c/5^ weer dieper dan het dienen ging, er den naam van lieligie voor in de plaats te stellen, een naam die niet op het dienen., maar op liet eeren van God wijst. En zoo spraken zij dan ook, en spreken wij nog vaak in onze kringen van Christelijke religie en Gereformeerde religie: , maar in het algemeene voiksbesef drong die edeler naam niet door.

De groote massa weet van niets anders noch van iets hoogers, dan om God te dienen; iets wat ze dan gemeenlijk nog verlaagt tot een doen van sijn plicht., om zoo alle religie in dusgeiiaamde deugdsbetrachting te doen verzinken.

En toch, hoe uitnemend ook plichtsbetrachting en deugdsoefening zijn mogen, bijaldien ze de rijpe vruchten zijn, die aan de plante des geloofs geplukt worden, op zich zelven, los van die plant, kunnen ze nooit het gemis der echte religie vergoeden.

Zeker, het is uw plicht, dat ge-het gebod doet, maar op beding, dat ge Hem, die u dat gebod geeft, eert.

Elk vader onder u, die drie, vier, o, zoo gehoorzame kinderen had, die nooit misgingen of nooit miszaakten, maar die hem nimmer aanhingen, nooit eerden, noch hem ooit hun kinderlijke liefde betoonden, zou immers dien ander benijden, wiens kinderen nu ja wel niet zoo exemplair zoet en braaf waren, maar die'met hun vader dweepten en hem op 'than droegen ert aan hem verkleefd waren met hun beste liefde.

En nu gaat wel niet die tegenstelling, maar wel die regel ook bij den Heere onzen God door.

Heel brave menschen, maar die niet talen naar Gods verborgen _ omgang, zijn Hem een aanstoot en een beleediging zijner liefde.

En daarom roept en klaagt dè Heere zoO w z o ö roerend schoon bij Maleachi: iBen Ik Vader, waar is dan mijn eere.^" eere: ”

Wat nu die eere van, God is, komt uit, zoo ge op twee dingen let, ten eerste op het eerbiedig hiildebetoon., en ten andere op de verkleefdheid der ziele.

sLof betaamt den oprechte", zegt de Schrift. Tot loven wekt ze mensch en engel op. »Looft den Heere, geeft Hem de eere zijns Naams!" is de roepstem die door heel het heilig Testament gaat. En Gods naam al grooter te maken is het volzalig accoord, dat aan menschentong en engelenstem ontlokt, wordt.

Want wel komt de overgeestelijke mensch, in zijn ongezonde mystiek hiertegen op, en vraagt u, of het dan voor God niet alleen op de roerselen van het hart aankomt, en wat voor God den Heere nu die uitwendige lof en die prijs met luider stemme beteekent; maar zijn standpunt is valsch en druischt in tegen de scheppingsordinantie die ons ziel én lichaam schiep.

Natuurlijk, lof op de lippen zonder prijs in het hart is 's menschen psalm tot den zang van den leeuwrik verlagen. In den lof der lippen moet het hart uitvloeien. Maar nooit mag het hart zich inbeelden, dat de svarren der lippen" voor God zonder beteekenis zijn.

Gelijk reeds onder menschen huldebetoon aan wat in hoogheid en in eere is, als eisch wordt gesteld, zoo eischt ook de Heere uw God van u, dat ge Hem loven, dat ge Hem belijden, dat ge Hem prijzen, dat ge Hem danken, dat ge Hem aanbidden zult.

Het is een onvrome intimiteit, die u niet voegt, zoo ge waant, dat uw liefde voor uw God, u ontslaat van de eerbiedenisse.

Lees het maar in de Openbaring, hoe zelfs in den hemel der hemelen, waar de liefde volmaakt is, het offer op het altaar des Heiligen onveranderlijk uit liefde en lof gemengd is.

Maar hierin hebt ge gelijk: in die uitwendige eerbiedenisse gaat de eere van uw Vader die in de hemelen is, niet op.

Ben Ik een Vader., zoo vraagt de Almachtige, ivaar is dan mijn eere? In de eere uwen God geboden, moet dus ook het kinder-element tot zijn recht komen, door het huldebetoon, dat op zichzelf koud blijft, te verwarmen en te doorgloeien met de ^ zielsverkleefdheid der kinderlijke liefde."

Er is ook in deze eere Gods een middelpunt vliedende en een middelpunt zoekende kracht werkzaam.

Een besef van diep ontzag en hulde, dat u zou doen uitroepen: «Heere, ga weg van mij, want ik ben een zondig mensch." Een beven voor zijn woord en een sidderen voor zijn heilige majesteit.

Maar ook een diepgaand besef van _ aanhankelijke verkleefdheid. Een trekken van'het hart naar den Eeuwige. Een niet kunnen rusten eer zijn heilige gemeenschap gevonden is. Een dorsten naar uw God, gelijk het hert dorst naar de waterstroomen. Een uitgaan met heel uw ziel naar zijn verborgen omgang.

En dit nu is het tweede stuk van de eere die uw God als Vader, en omdat Hi] Vader is, toekomt.

De eisch van het Vaderhart, dat welbehagen heeft en neemt aan de liefde van zijn kind., en waar het alten saam geldt aan de uitvloeiende liefde van zijn volk.

Een liefde waarin we altoos te kort schieten; die op aarde steeds een klein beginsel van wat het zijn moet blijven zal; en die om haar ongenoegzaamheid de geestelijk dieper ingeleiden altoos weer beschaamt.

En waar nu die twee, dat huldebetoon der eerbiedenisse in lofzang en aanbidding, en die ziels verkleefdheid der liefde, op elkaar inwerken, daar, maar ook daar alleen, is lof en liefde ten offer gentcngd., en ontvangt onze Vader die in de hemelen is, hoe gebrekkig dan opk, iets althans van zijn eere.

Maar bij deze twee stukken komt nu nog een derde, afbeeldend., stuk bij, dat even beslist de eere van God als Vader raakt.

God de Heere heeft toch een afbeelding van zijn eigen Goddelijk Vaderschap in het vaderzijn van den mensch gelegd.

Hij had de procreatie van ons geslacht ook op andere wijze kunnen verordineeren, zoo dat nooit een eenig mensch vader geworden ware.

Maar zoo verordineerde Hij het niet. God maakte den mensch vader, door zijn ordinantie voor de voortplanting van ons geslacht. En nu nog, voor zooveel er menschen zijn, aan wie God het schonk een kind te verwekken, was het onze God die ze vader gemaakt heeft.

Dan spiegelt Hij in zulk een mensch het beeld van zijn eigen Goddelijk Vaderschap af, en wil en eischt, dat wij in dit afgebeelde vaderschap zijn oorspronkelijk Vaderschap zullen eeren.

Daarom dus moet een kind zijn vader eeren. Niet om de huislijke orde te bewaren. Niet omdat zijn vader hem onderhoudt. Niet omdat vader de oudere is. Maar omdat in de eere aan vader te bewijzen, onze Vader in de hemelen zijn eere moet ontvangen.

Als ik een officier zijn epauletten afruk, misdoe ik niet tegen hem, maar tegen den koning, die hem die epauletten, als teeken van zijn macht op de schouders hechtte. En zoo ook, als een kind zijn vader eere en hulde onthoudt, tast het niet den ^zondigen mensch, maar randt het God aan, die de afschaduwing van zijn Goddelijk Vaderschap op hem liet afdalen.

Uw vader en moeder te eeren, is in hen uw God te eeren.

En wie zegt vroom te zijn, en tegen het vijfde gebod ingaat, ontrooft zijn God met de linkerhand, wat hij met de rechter op zijn altaar offerde.

Doch ook wie vader op aarde is, ziet zich in dat stuk der eere Gods een hoogst ernstigen eisch gesteld.

Ge kunt het Vaderschap Gods in uw eigen vaderschap over uw kinderen schoon en sprekend, maar ge kunt het ook onooglijk en valsch afspiegelen.

Dan ontstaan die harde toestanden, dat ge uw kinderen niet tot eerbetoon en liefde uitlokt, maar strijd in ze wekt, strijd tusschen den afkeer van mv persoon en de eere die ze aan uw waardigheid als vader schuldig zijn.

De heilige apostel noemt dat: zijn kinderen tergen. Te eischen: ge moet mij eeren, en inmiddels ze prikkelen, om u te verachten, of allhans te minachten.

Iets wat voor het kind zeer zeker nooit het ijfde gebod opheft. Dit blijft onwrikbaar als en rots staan, gelijk alle Gods geboden. Maar at voor uw kind een zware verzoeking tot onde wordt. Een verzoeking die van u uitgaat, m uw kind te verderven. d z b

En daarom wie vader of wie moeder is, heeft ok in dit stuk Godé zijn eere t'e geven, dat ze d l de afspiegeling van Gods Vaderschap in hun eigen persoon met eere dragen.

Dat ze zich in alle ding achtbaar voor hun kinderen aanstellen, en hun kinderen in het werk der opvoeding ten zegen zijn, niet enkel om zich te vrijwaren tegen 'zelfverlaging, noch ook alleen om hun kinderen orde en tucht te leeren, maar bovenal en allereerst, om ook in dit stuk van het huislijk leven den Heere onzen God, tot zijn eere als Vader te doen komen. Ook hier, in God het uitgangspunt en in uw God het einddoel.

Uit, door en tot Hem ook de eere van het vijfde gebod.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Ben ik een Vader, waar is mijn eere?”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1895

De Heraut | 4 Pagina's