Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Als een borduursel gewrocht."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als een borduursel gewrocht."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste deelen der aarde. Psalm 139; 15.

Onze vaderen minden liet op hun eigen persoonlijke schepping in te gaan.

Ze kwamen hier vanzelf toe door hun teruggaan op hun val in Ada7n; iets waarvan het oppervlakkige Christendom, dat thans bovendrijft, eenvoudig niets verstaat.

Wat, zoo vraagt men ons, gaat mij aan wat Adam deed ? jin trouwe, ik heb genoeg te doen met mijn eigen zonde, dan dat ik mij in zou laten met de zonde van een man, die reeds duizenden van jaren dood is. Nitt de val van Adam, maar mijn val houdt de onrust mijner ziele gaande. En de bede, die mijn hart doortrilt, is volstrekt niet hoe Adam gered werd, maar hoe ili gezaligd kan worden, en ook mijn zondig hart van schuld en zonde afkomt."

Nu springt het oppervlakkige van die slechts schijnbaar ernstige taal in het oog..

AVie zoo spreekt, stelt zich aan, alsot hij, als een nieuw mensch, zoo plotseling op deze aarde ware neergezet, en geen enkelen band met het voorgeslacht had. Al zulke Christenen spreken als op zich zelf staande individuen, die van den band die hen aan heel ons menschelijk geslacht bindt, niets verstaan.

En natuurlijk, dan moet ge wel tot valsch besluit komen.

Immers, ge zijt II. Geboren uit een vader en moeder. Ge zijt uit dien vader en moeder in zonde geboren. Uw zedelijk leven wordt ten deele nu nog door hun zedelijk leven beheerscht.

Gelijk het nu met u is, zoo was het eertijds met hen.

Ook zij stonden weer in levensverband met /; ; /// vader en moeder. En zoo gaat het aldoor. Terug van geslacht op geslacht. Eeuwen en tientallen van eeuwen door. En als ge ten •slotte vraagt: »Hield dit dan nooit opr" dan luidt het antwoord: sja, eens en bij één man hield het op, en die man was Adam, " — eenvoudig wijl Adam geen vader en geen moeder had, en er van een in zonde ontvangen en geboren zijn bij Adam, maar ook bij hem alleen, geen sprake was. Natuurlijk de Christus hiervan buitengesloten.

Als een Methodist enkel van zijn persoonlijke schuld spreekt, maar een Gereformeerde van zijn scliuld in Adam., dan is alzoo dit laatste geen woordenspel, maar diepe en ernstige waarheid.

De Methodist doet alsof hij geen verieden achter zijn geboorte had, terwijl de Gereformeerde weet dat hij reeds besloten was in de lendenen van Adam.

Juist echter dat teruggaan op Adam drijft er dan vanzelf toe, om nog één stap verder te gaan, en ook in te leven in het wondere werk van ons persoonlijke schepping. Op dat andere standpunt vraagt men ook daar bijna niet naar, en waant dat heel onze Christelijke religie opgaat in de belijdenis van den Verlosser en in het zoeken van de gemeenschap des Heiligen Geestes.

Zoo komt dan wel de tweede en de derde Persoon der heilige Drievuldigheid tot zijn eere, maar de eerste Persoon wordt voorbijgegaan, en de heerlijke belijdenis: »//é geloof in God den Vader., den Almachtige., Schepper des hetnels en der aarde"., wordt, ja, bij het opzeggen der Twaalf Geloofsartikelen, hagepreveld, maar men leeft er niet in en zet ze op nonactiviteit.

Niet dat men het werk der Schepping in het algemeen ontkent; soms wordt zelfs met ophef van de heerlijkheid Gods in het rijk der natuur gewaagd; maar het persoonlijk geloofsleven houdt er geen rekening meê, en als men van zijn Chrislijke religie spreekt, is het alsof dat eerste van de Twaalf Geloofsartikelen er niet toe hoort.

En hierin juist stonden nu de »mannen Gods" in Oud en Nieuw Verbond zoo geheel anders. __Als Johannes zijn Evangelie opent, begint hij met het majestueus verhaal, hoe en door wien alle dingen geschapen zijn. Bij Mattheüs vernemen we, hoe Jezus sprak om geheimnissen te openbaren, die verborgen waren van vóór de grondlegging der wereld. In de Openbaringen komt het Lam voor, als verordineerd van vóór de Schepping. En Paulus stelt niet alleen telkens de Schepping op den voorgrond en wijst ons op de verborgenheid, die van alle eeuwen is verborgen geweest, doch nu geopenbaard, maar ook, hij vooral ontbloot den wortel van uw persoonlijk heil tot in en onder de diepte der Schepping door u heen te wijzen op een iiitoerkiezende genade, die aan alle schepping voorafging.

En komt ge nu in het Oude Testament, dan draagt dit teruggaan op de Schepping hier zelfs een nog strenger persoonlijk karakter.

Of gaat David niet tot op zijn eigen toestand als klein wicht terug, als hij zingt: sAan's moeders borst vertrouwde ik op uw kracht; " zingt hij niet zelfs van achter dat kinderleven aan de moederborst: »Zij wierp mij reeds op U in barenssmarten; " en gaat hij in Psalm 139 niet nog verder, en dringt hij niet nog dieper in zijn eigen ontvangenis en geboorte en schepping in, als hij uitroept: »Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt. lic loof U omdat ik op een heel vreeslijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben. Wonderlijk zijn uwe werken. Ook weet het mijne ziel zeer wel. Mijn gebeente was voor u niet verholen als ik in het verborgene' gemaakt, en als een borduursel gewrocht ben. Uwe oogen hebben mijn ongevormden klomp gezien, en alle deze dingen waren in uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was."

Kras en sterk uitgedrukt, zonder een zweem van die preutschheid, waarmee men thans in sommige kringen elk spreken over de geboorte van een mensch als min kiesch afsnijdt.

En wat ge ook opmerkt, door dat teruggaan op de Schepping en op zijn persoonlijke schepping, klimt David vanzelf tot de voorverordineering op.

Geloof aan uitverkiezing en geloof in de schepping hangt onverbiddelijk saam, en door-niets zoozeer als door dat loslaten van de schepping is ook het geloof aan de uitverkiezing Gods ondermijnd.

Van waar ben ik? Hoe ontstond ik? Waar liggen de eerste oorsprongen mijns levens, nog eer ik in deze wereld werd ingebracht?

Zulk een staren op het raadsel .van uw eigen leven, van uw aanzijn, van uw bestaan, komt toch vroeg of laat bij een ieder op, die den drang kent, om zich uit de verstrooiing des levens in stille overpeinzing terug te trekken.

Wie ernsüg zijn eigen bestaan opvat, kan aan de overstelpende macht van deze heel ons aanzijn beheerschende vragen niet ontkomen.

En is_ het nu toch niet vreemd, dat men menschen vindt, die als het op een erfenis aankomt, of ook bloot om met hooge afkomst te pronken, met alle nauwgezetheid hun geslachtregister napiuizen, om drie, vier eeuwen diep de fontein van hun adellijk bloed bloot te leggen, maar die er nooit toe komen, om meer nog dan naar deze menschelijke oorsprongen, die zoo vaak trots en ijdelheid piikkelen, te vragen naar den oorsprong van hun ziel., en naar hun afkomst uit de hand van hun Schepper.

De band, die ons aan God bindt, moet langs twee lijnen loopen ; de ééne verticaal'), maar de andere horizo? !taal'^). Dat wil zeggen, de ééne lijn stijgt uit onze ziel naar den hooge op, om onzen God in zijn heerlijkheid te zoeken; maar de andere gaat door de vlakte der eeuwen, van ons uit door de geslachten, die voor ons geweest zijn, en komt dadr uit, waar het Scheppingswerk onzes Gods ligt en dat Scheppingswerk, vol majesteit uit zijn Voorverordineering voorkomt.

Eens waart ge er niet, toen kwaamt ge er. Ook gij zijt een schepsel Gods, dus door uw God geschapen. Uit zijn hand zijt ge voortgekomen. De fontein van menschelijk leven, waaruit ook gij als een druppel in den vollen stroom zijt voortgekomen, werkt alleen door zijn Goddelijke macht en door zijn heilige wilsbeschikking.

En daarom wat David uitriep, hebt ook gij van uzelf te belijden.

Niet enkel dat de Heere suw ongevormden klomp heeft gezien" maar ook dat Hij met eigen hand u in uws moeders ingewand »als een borduursel gewrocht heeft."

Ja, meer nog, dat eer Hij u aldus formeerde, ook uw beeld, uw karakter, uw merk in zijn boek geschreven stond, nog eer al deze dingen op zijn hoog bevel uitgingen, nog eer gij .ils kind geboren werdt, en als m.ensch op deze aarde ontstondt.

Of nu de koninklijke harpenaar dit lied zijner geboorte op den gedenkdag zijner geboorte voor zijn God gezongen heeft, is niet uit te maken; maar wel mag gezegd, dat er geen psalm is, die bij uw verjaren u meer kan aangrijpen; en ook dat geen dag zoo natuurlijk, als de gedenkdag onzer geboorte ons tot dit teruggaan op onzen oorsprong als menschenkind ultnoodigt.

Zeksr, ook het indenken van uw verleden is nuttig, en het nog eens doorwandelen in ww verbeelding van de jaren, die ge afltept, kan uw lof voor de goedertierenheden uws Gods zeer overvloedig en uw dunk van u zelven zeer klein maken.

Ook zulk een doorloopen van onze eigen levenshistorie is daarom op zulk een dag op zijn plaats.

Maar toch doet ge wel, zoo ge bij dat stuk historie het niet Iaat. _ Die historie van uw eigen leven is een bladzijde van Gods A^ooriienigheid, maar die Voorzienigheid over u is alleen uit uw schepping en uit hetgeen achter uw schepping ligt, verklaarbaar.

Dringe daarom elk kind van God op zulk een gedenkdag ook in die diepte door, tot hij, ook door zijn eigen Schepping en zijn eigen Voorverordineering henen, tot in dat Goddelijk welbehagen indrong, waarin ook zijn leven oorsprong nam.

En werpt ge tegen, dat juist op zulk een gedenkdag de afleiding zoo overgroot en de drukte zooveel is, dat voor ernstiger overpeinzing schier geen oogenblik vrijkomt, sta hier dan de wedervraag, of een verjaardag tnag doorleefd zonder een stille rustige uitstorting van uw ziel voor den Eeuwige.

Onder 's Heeren volk moet ook uw verjaardag toch een ander karakter dragen dan onder de kinderen der wereld.

In de wereld loopt die dag met huisgenooten en vrienden af, en kent geen andere verrijking des levens dan door feestdisch en door den disch met geschenken.

Maar wie zichzelven kennen mag als een kind van dien Vader die in de hemelen is, kan het ook op zulk een dag niet buiten dien God van alle ontferming afdoen.

En mocht het dan al zijn, dat die dag zelf schier geheel door woelige drukte was ingenomen, en in de overspanning der feestvreugde, elk stiller nadenken afsneed, , dan gaat er toch een dag vooraf., en er is een dag die volgt., en binnen den omloop van dit drietal dagen moet het teruggaan op zijn oorsprong uit God, door elk van Gods kinderen toch gekend zijn.

') Als een opgaande lijn.

^) Als een vlakke lijn

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Als een borduursel gewrocht.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1895

De Heraut | 4 Pagina's