Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dan de Engelen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dan de Engelen.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

XX.

Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en align naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld maar ook in de toekomende. Efeze I ; 21.

Behalve de Cherubijnen en Seratijnen worden in de Heilige Schrift ook nog de Tronen, Machten, Heerschappijen en Krachten genoemd, als vormende zekere groepen in de wereld der engelen. Dit wordt niet gezegd op grond van Rom. 8 : 35. Als de heilige apostel Paulus toch uitroept: sik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch eenig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onzen Heere, " — dan dwingt het verband althans niet, hier onder deze Overheden en Machten zekere groep van engelen te verstaan, maar kan bij die Overheden en Machten zeer wel gedacht worden aan de Overheden en Machten, die onder menschen op aarde besteld zijn.

Let men toch met eenige nauwkeurigheid op de volgorde van deze woorden, dan ziet men, hoe de apostel, paarsgewijze, telkens twee onderscheidene, en tegen elkander overstaande creaturen noemt: ", dood en leven, 2". tegenwoordige en toekomende dingen, 3". hoogte en diepte, en dan 4". tusschen deze in de engelen eenerzijds, en anderzijds de overheden en machten. Vatte men nu deze »Overheden en Machten" hier ook als een soort engelen, dan zou m dit vierde lid de tegenstelling ontbreken. En wat nog bedenkelijker ware, dan zou er ganschelijk geen melding worden gemaakt van de vervolgingen, die de aardsche Overheid aan Christus'kerk aandeed. Er zou dan wel vermelding geschieden van hetgeen de engelen ons konden aandoen, maar niet van hetgeen reeds destijds aangedaan was, en nog ia lengte van dagen zou aangedaan worden door de gestelde machten op aarde. Verstaat men daarentegen dit «Overheden en Machten" als doelende op de vorsten en koningen der aarde, dan loopt alles wel, en naast de tegenstelling tusschen Dood en Leven, Hoogte en Diepte, Tegenwoordige en Toekomende dingen, staat dan ook de zeer gewichtige tegenstelling tusschen Engelen als de Machten des hemels, en de Overheden als de Machten der aarde. Dat nu de heilige apostel Paulus metterdaad de uitdrukking »Overheden en Machten, " ook voor de vorsten en magistraten op aarde bezigt, blijkt duidelijk uit Titus 3:1, waar we lezen: Vermaan hen, dat zij aan de Overhedefi en Machten onderdanig zijn, " een uitspraak, die door niemand zal worden opgevat, als doelde dit op de engelen. Ook weet men, hoe reeds in Lukas 12 : 4, dezelfde bijeenvoeging ter aanduiding van den magistraat voorkomt, als Jezus tot zijn jongeren zegt:

»En wanneer zij u henenbrengen zullen in de Synagogen en tot de Overheden en Machten, zoo zijt niet bezorgd, wat gij ter verantwoording zeggen zult." Op deze gronden geldt het bij ons voor uitgemaakt, dat, in het slot van Romeinen 8, de »Overheden en Machten" op aarde en 7«> rinden hemel te zoeken zijn.

Anders daarentegen staat het met wat ge leest in Efeze 3 : 10. Daar toch staat het er uitdrukkelijk bij, dat we te denken hebben aan Overheden en Machten, die 7iiet op aarde maar die in den hemel zijn. Immers daar lezen we: Opdat nu door de gemeente bekend gemaakt worde aan de Overheden en Machten in den hemel de veelvuldige wijsheid Gods." Hier is dus elke twijfel uitgesloten. Bij deze woorden mag niet aan den magistraat op aarde gedacht worden. De uitdrukkelijke bijvoeging: n den hemel, verbiedt dit. In verband hiermee pleit het verband er evenzocr voor, om ook in Efeze i : 21 niet aan aardsche, maar aan hemelsche macliten te denken. De heilige apostel zegt daar, dat Christus gezet is tot de rechterhand Gods in den hemel, «verre boven alle Overheid en Macht en Kracht en Heerschappij, en alle naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende, en heeft alle dingen zijnen voeten onderworpen." Dwingend, dit stemmen we toe, is de opvatting , dat hier van hemelsche machten sprake is, niet. Men kan deze woorden ook zoo uitleggen, dat Christus verhoogd is boven alle prinsen en koningen der aarde, niet alleen voor nu, maar voor eeuwig. Maar men vergete niet, dat op die wijs de hemelsche machten buitengesloten worden, terwijl het verband uitdrukkelijk wil, dat niet alleen de aardsche, maar ook de hemelsche creaturen aan Jezus onderworpen zijn, en dat alzoo alle dingen aan zijn voeten liggen. Reeds uit dien hoofde schijnt het voorkeur te verdienen, om het als vanzelf sprekend aan te nemen, dat Christus in den hemel verheven is als Koning der koningen op aarde, en is hier waarschijnlijk uitsluitend de verklaring te vinden, dat het óók alzoo staat jnet de prinsen en vorsten des hemels, zoodat niet alleen op aarde, maar ook in den hemel, alle macht voor de macht van den verhoogden Middelaar moet zwichten. Iets waarbij voorts wel in het oog worde gehouden, dat de Middelaar is > '> d mensch Jezus Christus, " zoodat het opmerkelijke juist hierin is gelegen, dat ook de prinsen en vorsten der engelenwereld aan den mensch Christus Jezus onderworpen worden.

Deze waarschijnlijkheid nu wordt bijna tot zekerheid, zoo we letten op wat staat in Col. I : 16. Daar toch is sprake van het deel, dat de Zone Gods in de schepping heeft gehad. Hij is »het Beeld des onzienlijken Gods, de eerstgeborene aller creaturen, want door hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij Tronen, hetzij Heerschappijen, hetzij Overheden, hetzij Machten, alle dingen zijn door hem en tot hem geschapen." Waren nu ook de Overheden op aarde een afzonderlijk soort schepselen, die van den beginne aan door God, in onderscheiding van de andere menschen, met een hoogere natuur bekleed waren, gelijk de leeuw onder de dieren 'des wouds, of de, koningin in een bijenkorf, zoo zou het nog denkbaar zijn, dat ook^.ieze, woorden van Paulus waren te verstaan vari de overheden op aarde. Maar zoo staat de zaak niet. De prinsen en vorsten op aarde zijn menschen als de anderen, met hen van ge-~ lijke beweging, en niet door hun natuur, maar slechts door aangebrachte kleedij en sieradiën van hen onderscheiden. En wat alles afdoet, de Overheden zijn voor deze aarde zoo weinig bij de schepping ingezit, dat de Heilige Schrift van geen Overheden op aarde weet, dan om der zonde wille, en dus eerst na den val. Waar alzoo, gelijk in Col. 1:16, sprake is van Overheden, Machten en Fleerschappijen, die bij de schepping reeds ontstonden, kan niet gedoeld zijn op aardsche koningen, maar moet gedoeld zijn op de vorsten onder de heirscharen van Gods engelen.

Hetgeen Petrus in i Petr. 3 : 22 schrijft, bewijst dit. Daar toch zegt hij: Jezus Christus is aan de rechterhand Gods, opgevaren ten hemel, de Engelen en Machten en Krachten hem onderdanig gemaakt zijnde." Hier wordt alzoo het woord Overheden niet eenmaal genoemd, maar in éénen adem gesproken van »Engelen, Machten en Krachten", iets wat natuurlijk geen wijze van uitdrukking zijn zou, indien bedoeld ware: e engelen in den hemel en de koningen op aarde. Nooit toch worden de koningen der aarde als krachten aangeduid. Er had dan moeten staan: e engelen en de Overheden. Nu er echter, met verzwijging van de Overheden, alleen sprake is van de - nEngelen, de Machten cade Krachten, " is het niet wel mogelijk om dit anders op te vatten, dan als doelende op de engeleuwereld en op de Machten die ^Sv'ei' ".WPOT sleze eagelenwereld besteld zijn. Voeg hierbij dat in Dan. 10:13 Michael genoemd wordt »een der Vorsten", alsook dat elders van een Archangel sprake is — en het feit valt niet langer te loochenen, dat metterdaad in de engelenwereld gewezen wordt op zekere ordening, zekere indeeling in slagorden en legerscharen, die onder hoofden gesteld zijn, en dat deze met macht over hun mede­ e engelen bekleede engelen, als Tronen, Heerschappijen, Overheden, Machten en Krachten worden aangeduid. Wat de Heere Jezus in Gethsemané sprak: 0f weet gij niet, dat ik mijn Vader nu bidden kan, en Hij zal mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten, " wordt, wel bezien, ook eerst bij deze opvatting recht verstaan. Een »legioen, " toch is niet de naam voor zeker cijfer, maar was bij de Romeinen de vaststaande militaire benaming voor wat wij een regiment noemen. Heeft nu een aannemer bij ons voor een groot werk 12, 000 werklieden noodig, dan kan hij dit niet uitdrukken door te zeggen: Ik behoef drie regime7iten werklieden, " eenvoudig omdat regiment niet enkel zeker aantal personen, maar altoos dat aantal personen in vaste indeeling en onder vaste hoofden aanduidt. Zegt Jezus nu desniettemin, dat zijn Vader hem twaalf legioenen engelen zou kunnen bijzetten, en qualificeert hij alzoo de engelen Gods, als met de legioenen van het Romeinsche leger vergelijk­ baar, dan ligt hier vanzelf in opgesloten, dat de engelen Gods, op soortgelijke wijze als de krijgslieden in slagorden zijn ingedeeld en strijden onder vaste hoofden.

In verband hiermede, zij er op gewezen, dat de Satan in de dagen van Jezus den naam van Beëlzehib droeg, en door dien naam van de andere demonen onderscheiden en boven hen verheven was; een voorstelling die Jezus niet bestrijdt, maar staan laat, daar hij zelfden naam van Beëlzebub voor Satan bezigt. Beëlzebub nu is een verzwakte uitspraak voor den Baal Zebub, dien we in 2 Kon. I : 2 leeren kennen als een afgod, die door de Philistijnen te Ekron vereerd werd. Letterlijk beteekent deze naam: e Bacil van de vlieg; iets wat ons vreemd klinkt, maar zich gereedelijk verklaart, zoo men denkt aan de schrikkelijke plaag, die in het Oosten, onder heeter klimaat, soms in allerlei gevleugeld insect over menschen en beesten komt. Onder die vliegen moet men dan ook hier verstaan, niet onze gewone, tamelijk onschuldige vlieg, maar de steekvlieg uit de Levant en voorts alle giftigstekend gevleugeld insect, zooals muskieten enz., die in deze streken het leven in den zomer zoo ondraaglijk maken en het genot van de zomerweelde bij dagen en bij nachten vergallen. Zulke insectenplagen nu zijn niet altoos even sterk. Soms zijn er weinig giftige vliegende insecten in de lucht, maar soms ook neemt het aantal, zelfs van de giftige vliegende mieren, derwijze toe, dat er bijna geen mogelijkheid is om er zich tegen te verweren. De macht nu om deze plage te doen uitgaan of tegen te^ houden, werd aan Baal toegeschreven, en in zooverre Baal ook deze macht bezat, droeg hij meer bijzonder den naam van Baal Zebub of Insectengod, en het was met name in Ekron, dat de inwoaeF& ..«aa.-ii^üistiaea dezea^^agt vereerden. - •'^^^^^'''> ^C'. - S^J^^

Met die giftige en vergiftigende werking nu van dezen afgod vergeleek de Jood de actie van Satan. Over ons gonzende als een macht, waartegen ternauwernood verweer was. Overdag en in onzen slaap ons prikkelende met gif in de ziel. En straks ons de smart veroorzakende, die gelijk voor ons bloed na den insectensteek, zoo voor onze ziel na de giftige indruppeling van Satan in berouw en zelfverwijt volgt. Latere pogingen, die zijn aangewend om dit Beëlzebub uit het Arameesch als vijand, of ook bij de lezing: Beëlzebid, 2i\s^^NoxAdex\Naïim%, " te verklaren, kan men dan ook veilig laten rusten. Dit zijn altegader verklaringen van uitleggers, die de insectenplaag van het Oosten nooit ondervonden hadden, en zich daarom niet konden verbeelden, welke overeenkomst tusschen Satans werking en zulk een booze plage bestond. Juist echter door deze benaming van Beëlzebub wordt Satan op schilderachtige wijze als eeri vorst en gebieder in een eigen rijk geschilderd. Jezus zegt dan ook, in verband hiermee, dat een rijk, tegen zichzelven verdeeld, niet bestaan zal, en dat dus ook Satans rijk vallen moet, zoo de demonen door Beëlzebub worden juitgestooten. Zoo vormen derhalve de gevallen engelen niet maar een wereld, een eigen maatschappij, maar ook een eigen rijk. waarin er één is. die gebiedt en waarin er anderen zijn, die deze over hen gestelde macht gehoorzamen. Wie deze booze geesten zich te vriend wil. houden en veilig tegen hun plage wil zijn, roept niet de demonen, maar uitsluitend dezen Beëlzebub aan, want hij is het, die feitelijk zijn gevallen mede-engelen gebruikt. Zoo heet dan Satan niet alleen »de Overste der wereld", maar feitelijk ook »de Vorst der demonen", »het Hoofd der duivelen, " en zoo wordt ons ook langs dien weg het feit bevestigd, dat de engelen niet als losse eenlingen naast elkander staan, maar zijn ingedeeld en aan hoofden onderworpen.

Hieruit echter volgt in het minst niet, dat we onder deze Tronen, Overheden, Machten en Heerschappijen afzonderlijke soorten van engelen te verstaan hebben. De Cherubijnen en Serafijnen worden ons in de onderscheiding van de overige engelen als een eigen soort voorgesteld. Zij vormen een eigen groep, met eigen aard en' afzonderlijke bestemming. Maar zoo is het met deze Tronen enz. niet. Onder ons menschen vinden we evenzoo een vorst op den troon, onder dezen vorst ministers, onder deze ministers overheden in de provincie, en onder deze weer burgemeesters in steden en dorpen, en allen saam beschikken over een gewapende macht, om orde en wet te handhaven. Doch als ik uit dien hoofde nu zeg, dat er onder ons zijn vorsten, ministers, gouverneurs, burgemeesters, veldwachters en soldaten, dan verstaat ge hieronder niet afzonderlijke groepen menschen, die in aard en bestemming van ons verschillen, edoch alle personen van gelijke beweging als wij, maar die in breeder of enger kring met macht bekleed zijn. En zoo nu ook moet het van de engelen verstaan worden, als we van hen lezen, dat er onder de engelen zijn Tro­ . nen, Machten, Krachten en Heerschappijen. De Krachten nu daargelaten, drukken de woorden Tronen, Machten, Overheden en Heerschappijen titels uit, die toekomen aan die enkele personen onder de engelen, die zulk een regeermacht over hun mede-engelea ontvangen hebben.

De engelen, vergeet dit niet, missen hun patriarchaal verband. Er is ondeir hen geen vaderschap. Dit ikennen ze niet, en is in de engelenwereld zelfs ondenkbaar. De onderlinge samenhang der geslachten die bij ons, zonder aangestelde overheden, vanzelf uit de geboorte ontstaat, en den vader met gezag over zijn gezin bekleedt, ontbreekt' bij de engelen geheel. Weigert men derhalve te gelooven, dat er onder de engelen enkele voortrejfelijken als hoofden over hun mede-engelen gesteld zijn, dan zou onder hen elk organisch verband, alle orde, alle regeling en alle saamvoeging ontbreken, en zou heel de engelenwereld uit niets anders bestaan, dan uit losse individuen; iets wat met de doorgaande voorstelling der Heilige Schrift, gelijk ons bleek, in onverzoenlijken strijd is. Ook al werd in de apostolische brieven niet afzonderlijk van deze Tronen en Overheden in de engelenwereld gewag gemaakt, dan nog zouden we volle recht hebben, om het bestaan van hoofden in de engelenwereld aan te nemen. Zulke hoofden toch zijn in een wereld van personen, die niet door geboorte saam-

liangeii, voor het verband eenvoudig onmisbaar. Maar nu bovendien nog de apostolische brieven ons van zulke Tronen en Heerschappijen spreken, en ook de wereld der gevallen engelen zulk een rangscloikking van de booze engelen onder vaste hoofden toont, nu blijft er geen plaats voor twijfel over, en moet het bestaan van zulke prinsen onder de engelen worden aangenomen.

Intusschen bega men deswege niet de fout, om zulke prinsen onder de engelen met onze aardsche koningen op één lijn te stellen. Onder ons menschen hooien geen koningen. Dat ze opkwamen, is alleen om der zonde wil. En Paulus zegt in i Cor 15 : 24 uitdrukkelijk, dat alle overheidsmacht eens weer wordt te niete gedaan. Bij ons is de Overheid in ons menschelijk leven ingeschoven. Ingeschoven door God, en daarom te gehoorzamen. Maar dan toch altoos zóó ingeschoven, dat ze niet bij onze natuur hoort en daarom slechts uitwendig met macht kan bekleed worden. Tal van koningen hebben dan ook over de volken geregeerd, die in het minst geen koninldijke meerderheid boven hun landzaten bezaten, maar soms én zedelijk én intellectueel én door gemis aan practischeu zin, zeer verre bij menig onderdaan achterstonden. Zoo echter is het in de engelenwereld niet. Vorstelijke macht ouder de engelen is niet voor een tijd, maar voor altoos geldende; al de eeuwen door dat deze engeienwereld reeds bestond en nog bestaan zal. Deze vorsten zijn in de engelenwereld niet ingeschoven om der zonde wil, maar tegelijk met hun schepping onder hen opgekomen. Dat Satan zoovelen meesleepte in het verderf was, overmits hij reeds vóór zijn val zulk een overwicht van macht over zijn mede-engelen bezat. En hiermee nu hangt het saam, dat de vorstelijke waardigheid onder de engelen niet als een purperen kleed wordt omgehangen, noch in de kroon op het hoofd verzinne beeld wordt; maar rust in de uitnemende voortreffelijkheid, die deze prinselijke engelen, bij hun schepping, boven hun medeengelen ontvangen. Onder ons menschen is dit niet met het ambt der Overheid, maar met het. overwicht van het genie vergelijkbaar. Ook onder ons toch bestaat er een heerschappij in de kunst, een heerschappij op de geldmarkt, een heerschappij in de wetenschap enz. Vondel en Bilderdijk en Da Costa zijn bij de gratie Gods prinsen onder de dichters. Rembrand voert heerschappij op het gebied der schilderkunst, mannen als Voetius, Boerhave en wie niet al op het terrein der wetenschap, en wie de koningen op de beurs zijn, is in onze groote koopsteden niet onbekend. Welnu deze heerschappij van het genie en het talent wordt niet opgedragen noch opgelegd, maar ze bestaat vanzelf, en heerscht of ze erkend wordt of niet. God heeft die heerschappij gewild en verordend, en er deze geniale personen op aangelegd in hun schepping en er toe geleid in zijn voorzienig bestuur. Verzet tegen hun heerschajapij is dan ook ieitelijk niet anders dan verzet tegen de ordinantie Gods, een zonde waaraan onder menschen vaak tal van halve talenten zich schuldig maken. Maar zoo is het in de engelenwereld niet. Daar bestaat geen verzet tegen de bestaande heerschappijen, of wilt ge tegen het engelengenie. Zelfs onder de gevallen engelen wordt Satans hoogheid volledig erkend. Welbezien komt derhalve deze heerschappij in de engelen wereld volkomen met deze heerschappij van het genie onder menschen overeen. Ook die prinselijke engelen toch zijn evenals onze prinselijke^•«ï^Vivi door God er op aangelegd en door Hem voorzien van die voortreffelijke gaven, waaraan hun macht over hun mede-engelen hangt.

Of nu deze sTronen'', »Heerschappijen", »Overheden", »Machten" en »Krachten" slechts opeengehoopte namen zijn om dit alzijdig engelengenie, en daardoor deze alzijdige heerschappij van den éénen engel over den anderen uit te drukken, blijve hier onbeslist. In elk geval is hun vertakking niet mechanisch ineengezet, maar organisch geschapen. Voor het denkbeeld dat er zekere ordelijke deeling van macht bestaan zal, pleit alleen de omstandigheid, dat hun wereld zoo telkens met beelden aan het militaire leven ontleend geteekend wordt, iets wat kennelijk heenwijst op lagere en hoogere genieën onder de engelen, die door mindere of grootere voortreffelijkheid hun gezag in kleiner of in grooter kring uitoefenen. In geen geval echter sluipe hierbij het denkbeeld van een hiërarchie in. Een hiërarchie is altoos niecltanisch ineengezet, en de engelenwereld zit organisch ineen. Ook in de dierenwereld zijn wel koningen van het woud, en weer andere machtige dieren onder fieri, maar een hiët archie kent ook de dierenwereld niet.

Zoo blijft dan ten slotte alleen nog de vraag over, wat we onder de Kracliten te verstaan hebben. Sommigen zien daarin de natuurkrachten, een uitlegging die in het verband met Tronen en Heerschappijen zeker geen gezonden zin oplevert. Vandaar zoo straks reeds onze opmerking, dat de Overheden op aarde gesteund en gediend worden door veldwacht en door militairen, die wel zelven geen overheden zijn, maar niettemin de overheidsmacht werken doen. In dien zin nu ware het denkbaar, dat de heilige apostel, om het wel geordende van deze hemelsche macht uit te drukken, onder »Krachten" begreep en verstond, die trawanten die de uitwerking van de macht dezer Hoofden over het hun aanbevolen gebied verzekerden. Mits men ook dit maar weer niet mechanisch versta, als bestond er onder de engelen zekere politie. Veeleer zou het op te vatten zijn in denzelfden zin, waarin een Voetius over onze kerken geiieerscht heeft, niet enkel door zijn eigen woord, dat de meesten niet bereikte, maar door den dienst van mindere genieën die zijn woord vertolkt hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Dan de Engelen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1895

De Heraut | 4 Pagina's