Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Jezus, roepende met groote stemme, zeide: ader, in uwe handen beveel ik mijnen geest. En als hij dat gezegd had, gaf hij den geest. Lucas 23 : 46.

Golgotha is, toen het kruis er werd opgericht, en Jezus aan dat kruis leed en stierf, door niemand die er bij stond begrepen, door niet één der omstanders ook maar eenigszins in zijn diepe beteekenis verstaan.

De uitvoering van de doodstraf was toentertijd iets zeer gewoons; ook dat iemand gekruisigd werd kwam veel voor in die dagen. Ge weet het, op dien dag toen Jezus zijn bitteren dood stierf, sloeg Pilatus er niet minder dan twee tegelijk met hem aan het kruis.

Voor het zien van zulk een executie liep dientengevolge alleen het nietsdoend gepeupel nog de poort uit; maar het eigenlijke volk van Jeruzalem zag er niet meer naar om.

Dat er desniettemin toen uw Jezics naar den kruisheuvel geleid werd, nog zulk een groote schare mêetoog, en ook een groepje priesters zich in het gedrang mengde, en enkelen van zijn dicipelen hem in den angst en de verbazing hunner ziel, van verre volgden, toont dus zeer zeker, dat men voor ditmaal in de executie die ging plaats grijpen iets bijzonders zag. Er heerschte alzoo om Golgotha een indruk van het buitengewone, straks zoo machtig versterkt eerst door den heiligen zielsadel die uit den Gekruisigde sprak, en ten slotte door de schrikaanjagende teekenen, die bij het kruis de omstanders overvielen.

Zeis de officier van het Romeinsche leger, die de wacht bij het kruis betrok en er bevel voerde, kon zich ten [leste aan dien overweldigenden indruk niet ontworstelen, en zijn uitroep nadat Jezus gestorven was: » Waarlijk deze was Gods Zoon, " toont hoe sterk zelfs deze geharde soldaat was aangegrepen.

Ge zoudt u dus vergissen door het u voor te stellen, alsof het op dien ontzettenden middag der boosheid alles gewoon afliep.

Eer droeg ditmaal alles op Golgotha een zeer ongewoon karakter. Zekere schrik voor het geheimzinnige en vreemde sloeg een ieder om het hart.

En ongetwijfeld was het een verademing, toen het eindelijk alles «volbracht" was; en het licht der zon terugkwam; en men bij dat teruggekomen licht Jezus, met de bleeke lijkkleur, over zijn gelaat en heel zijn wezen, en met het verstorven hoofd machteloos op de borst neerhangende, dood voor zich zag.

Toen week de schrik weer uit veler hart.

Immers, zoo beeldde zich de volkswaan in, nu hij gestorven was, had Jeruzalem, had de onthutste schare, van liem althans niets meer te vreezen.

Maar al heeft zoodoende het kruis op Golgotha op dien Vrijdag vóór Pascha de gemoederen in Jeruzalem fel bewogen, onrust in de harten geworpen, en de schare door een geheimzinnige vrees verschrikt, daarom is dat kruis en is dat sterven dan toch door niemand nog in zijn diepte verstaan, veel min in zijn ver strekkende beteekenis ook maar door iemand begrepen.

Zelfs door een Maria en door een Johannes niet.

Dat merkt ge op den Paaschmorgen wel.

Want zelfs toen ze hoorden dat Jezus verrezen was uit den dood, verstonden zijn discipelen nog het heilgeheim niet, en stonden ze voor een raadsel, v/aarvan de oplossing hun ontging.

Wat ge bij het lezen van Jesaja 63 onwilkeurig op uw Jezus toepast, »dat hij den wijnpersbak alleen heeft getreden, en dat er niemand was die hem ondersteunde", wil dus volstrekt niet enkel zeggen, dat zijn discipelen vloden en hem in densteek lieten, maar heeft veel dieper zin.

Er is op Golgotha veel meer geschied, dan één der omstanders vermoedde. Er is in Jezus' doodstrijd een strijd uitgestreden, dien hij alleen kende, en waar hij alleen van wist. en dien hij ten einde heeft doorworsteld, zonder dat, zelfs bij een Johannes, ook maar het vermoeden van zulk een strijd oprees.

Er was in het lijden en sterven van Jezus iets dat op den voorgrond trad, dat uitkwam, en dat diensvolgens een ieder kon waarnemen; maar ook een heel ander iets, en veel meer, dat op den achtergrond school^ dat achter een gordijn als verborgen bleef, en dat daardoor niemand kon verstaan worden, wiens oog niet geopend was, om door de kieren van dat gordijn heen te gluren.

Wat men zag was de stuiptrekking van een veroordeelde, die in hangen doodstrijd, ten leste van uitputting bezweek en wegstierf. Maar wat men niet zag, was de schrikkelijke worsteling van den Middelaar Gods en der menschen met den eeuwigen Dood, zijn wringen in zielsangst om zich aan Satan te ontworstelen, zijn bezwijken onder den last des toorns Gods.

Daar is later het oog van zijn apostel wel voor opengegaan. En Paulus, en Petrus, en Johannes hebben het om strijd aan Christus' kerk op het hart gebonden. En geen kind van God, of hij heeft ten leste iets, iets althans van dat ïvan God verlaten zijn, opdat wij nimmer van God zouden verlaten worden", verstaan. Maar toen verstond het niemand.| Niemand dan hij die het zelf doorworstelde. Niemand dan uw Jezus alleen.

Wat de schare, en met haar zijn discipelen, zagen en ervan verstonden, was een klein stukske der zake. Een enkele druppel uit den vollen beker. De uitwendige vorm, waarin het lijden uitkwam. Maar van het wezenlijke, van het eigenlijke, van hetgeen zoo boven alles ontzettend in dit sterven was, ontwaarden ze niets.

Ze zagen het sterven, maar niet' de eigenlijke worsteling met Satan en met dien eeuwigen Dood waarover Satan het geweld had.

Ze zagen veel zonde in het sarren van die priesters, in de ruwheid van enkele omstanders, in de hardvochtigheid der soldaten; maar niets zagen ze van de sonde der wereld die op Jezus gelegd was, en die Jezus droeg.

Bovenal ze zagen wel, dat God uit den hemel Jezus niet van het kruis verloste, maar dat op hem, in dat ontzaglijk oogenblik, al de toorn Gods zich saamtrok, en dat hij daaronder en daaronder alleen, bezweek, — dit ontwaarde geen hunner, en dat zag niemand. Daar dacht noch vriend noch vijand aan. Dat verstond Jezus alleen, en stond uw Jezus alleen uit.

Iets wat natuurlijk zelfs nu nog geen vat op uw hart heeft, indien Satan u slechts een naam^ de dood u slechts een ontslapen, en de J zonde der wereld" u weinig meer dan een tekortkoming in heiligheid, of ook de toorn Gods slechts een overdrachtelijke spreekwijze is.

Maar dan ook, iets waarvan het ontzettende u door merg en been dringt, zoodra ge ook persoonlijk in Satan uw maclitigstenvijandYt.n\.\ indien de dood u de maclil des verderjs is geworden; indien ge onder de zonde der wereld, en daarom onder uw eigen zonde, als onder een last^ die uw ziel drukt en benauwt, gezwoegd hebt; en bovenal zoode toorn Gods in die schrikkelijke werkelijkheid voor u is getreden, dat ge zelf aan uw eigen ziel gevoeld hebt, hoe ge onder het wee en het wicht van dien toorn uws Gods eeuwiglij k moest verzinken.

Dan toch wordt het bange feit, dat uw Jezus op één oogenblik des tijds door die woede van Satan, door dat afgrijzen van den Dood, door dien vloek der zonde, en door den toorn van uw God, als met een vernielenden stroom overstelpt, en er in verzwolgen werd, nog zoo heel iets anders dan dat uitwendige wegsterven aan het kruishout, dat ge dat kruis bijna vergeten zoudt, om alleen op dat diepere lijden al den ernst en al de aandacht uwer liefhebbende ziel saam te trekken, en ontzet te worden, zoo dikwijls weer uit dien donkeren geheimzinnigen achtergrond van Golgotha het klagend roepen u in de ooren klinkt: -no Gij allen die op den weg voorbijgaat^ sc/wuwf het aan en ziet^ oj er eene smart is gelijk mijne smart^ waarmede de Heere mij verdrukt heeft ten dage van de hitiigiieidzijfts toorns.'^

Maar, helaas, op dien weg die achter het zichtbare omloopt, en over de velden des geestes gaat, gaan zelfs nu nog zoo weinigen voorbij.

Bijna een iegelijk wandelt aan den voorkant langs, en heeft ook bij Golgotha geen oog dan voor wat het lichamelijk oog gezien, en geen oor dan voor hetgeen met het lichamelijk oor gehoord werd.

Alleen de dieper ingeleiden onder 's Heeren volk wagen zich op dien donkeren weg over den achtergrond, waar ze hun Middelaar zoo hartaangrijpend en zoo zielverscheurend klagen hooren.

Slechts een zeer enkele waagt zich op dien weg in de donkerheden tot den e'.nde toe.

En toen die worsteling met den eeuwigen Dood feitelijk J; ^.tsf. greep, toen was er letterlijk niemand die 'dtin Middelaar op dien bangen weg dorst nasluipen. Niemand was in die ontzettende woestenij van den eeuwigen Dood met hem.

Tot in den diepsten afgrond van den Dood daalde hij gansch alleen neder.

Hij, Immanuel, voor ons zondaren, opdat wij in dien eeuwigen Dood nimmer verzinken zouden.

En daarom is in het hachlijkst oogenblik, toen ei.ideiijk de poorte van den eeuwigen Dood voor hem openging en hij er in weg zou zinken, zijn geroep om mededoogen niet tot eenig menschenkind, niet tot Petrus met zijn weerloos zwaard, en niet tot Johannes met zijn tekortschietende liefde.

Zelfs Maria had Jezus van het kruis weggezonden.

Neen, al wat in dit ontzettende oogenblik, toen hij reeds één voet op den drempel van de poorte des Doods gezet had, en zich ijlings die ontzettende poorte achter hem sluiten zou, uit zijn ziel en over zijn lippen gleed, was een laatste kreet naar Boven, een roepen tot zijn God, onder wiens toorn hij wegzonk, een toevlucht zoeken , bij zijn Vader, in den stervenden uitroep: s Vader., in ttwAJianden beveel ik mijnen geest."

Nog was de adem in hem, nog was de ziel in het bloed, nog voelde hij dat hij leefde, maar het leven dat er nog was week. Hij voelde het bezwijken aankomen. Nog een oogwenk, en de adem des levens zou hem ontglippen, om zijn bewustzijn in den nacht des Doods te laten ondergaan.

En daarom, op dat oogenblik zelf, dat hij het leven niet meer vast kon houden, en hij voelt dat het hem ontglipt, geeft hij dien adem, dat leven, dien geest die uit hem wijkt, aan zijn God over.

Vader, als mijn levensgeest mij ontgaat, laat dan mijne ziele in uw hand geborgen zijn.

Stervenswoord des vertrouwens. Een profetie der opstanding.

Ik sterf we< |^ onder de zonden der wereld, maar God zal mijn leven vasthouden, en eens geeft Hij het mij weder.

Aldus was, eer hij wegstierf in den eeuwigen Dood, Jezus' laatste gebed op aarde. En immers, dat smeekgebed van uw Jezus kon niet onverhoord blijven.

Toen Jezus wegzonk in den Dood, totn heeft God zijn leven vastgehouden. Al zonk hij weg, in de handen des Vaders is het leven van uw Heiland onvernietigbaar geweest.

Hij bezweek en toch bleef hij; want wel had zijn God hem in zijn toorn verlaten, maar, in zijn eeuwige liefde, hield zijn Vader zijn leven onwankelbaar vast, en niemand kon het uit de hand zijner Almacht rukken.

Meer nog, in die bede bad Jezus als Hoofd des lichaams voor al zijn verlosten.

En als straks ook gij, aan den eindpaal uws levens gekomen, de klamme schaduwe des doods over u heen voelt trekken; en ge de levenswarmte uit uw bloed en den adem des levens van uw lippen voelt wijken; en ge nog stervende ook uw geest in 's Vaders handen beveelt, is ook dat een vrucht van het kruis van Golgotha, een vrucht van wat uw Jezus ook voor u aan dat kruis heeft gebeden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 april 1895

De Heraut | 4 Pagina's