Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wee u, die huis aan huis en akker aan akker brengt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wee u, die huis aan huis en akker aan akker brengt.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wce dengenen, die huis aan huis trekken, akker aan^ akker brengen, totdat er geene plaats meer zij, en dat gijTieden alleen inwoners gemaakt WDidt in het midden des lands! Jesaia 5 : 8.

De bekende xWee u's! van den profeet Jesaia zijn zes in aantal, met het Wee u! tegen den Mammondienst, d. i. tegen de geldzucht, heben schraapzucht, als het uitgangspunt van nationale zelfverzwakking vooraan.

Los kapitaal bezat men in Jesaia's dagen nog haast niet. Er was geen ander groot bezit dan in vast goed, d. i. in huizen en in landerijen denkbaar.

Dit gai aan het eerste Wee ui zijn eigenaardige tint.

Hoor slechts. Aldus luidde het Wee til tegen de tukheid op rijkdom : Wee dengenen^ die huis aan huis trekken en akker aan akker-brengen^ totdat er geen plaats meer zij^ eri dat gijlieden alleen inïvoners gemaakt wordt in het midden dei", lands.

Dit is de vorm van de zondige, hebzuchf, waaraan het averechtsche stelsel van de Landnationalisatie haar kracht, en haar deel waarheid ontleent, en het verklaart hoe vrome kinderen Gods-een oogenblik den droom konden droomen, alsof uit landnationalisatie het heil der toekomst zou dagen.

Al is toch dit stelsel als stelsel eer te duchten dan toe te juichen, gul eri volmondig dient toegestemd, dat er achter het streven, dat er in uitkomt, een drijfkracht van waarheid zit.

Het overgroote grondbezit komt uit zonde op; druischt tegen de ordinantiën Gods in; en loopt er op uit, dat het van God gestelde verband tusschen het land en de inwoners van dat land wordt verbroken.

Reeds Calvijn wees er in oude dagen op hoe dwaas het toch is, zijn huis te willen vergrooten, tot er allerlei kamers in leeg staan, terwijl anderen nauwlijks de noodige plek hebben-. Of ook hoe onzinnig, szooveel land aan zich te trekken, zoodat er van af moeten, wie God er op geplaatst heeft, terwijl toch de aarde ons als gemeenschappelijke verblijfplaats is aangewezen."

En in gelijken zin schreef een vorst onder de uitleggers onzer eeuw, Delitzsch: »Zij, die onverzadelijken, ze rusten niet, alvorens alle klein landbezit in groot landbezit is opgeslokt. Een zonde te gruwelijker in Israël, waar de Goddelijke wetgeving juist een gelijkmatige verdeeling van het landbezit had ingesteld."

Zeer stellig ligt in Jesaia's uitspraak dan ook een besliste en krasse veroordeeling van het brengen van halve landstreken aan ëén eigenaar.

Dat mag niet.

Dat moest de Overheid zelfs niet dulden.

En toch, het bange eerste Wee ui waaruit traks de vijf andere Wee: u\sl voortvloeien, eert zich niet tegen verkeerd landbe^iti als oodanig, maar tegen den zondigen geest die er ich in uitspreekt.

Het eerste Wee ui vloekt en verdoemt in iken mensch en in elk volk, de zondige neiing, om het levensideaal te stellen in het foruin maken, eri in het verkrijgen vau maar altoos eer eigendom, altoos meer geld.

liet is een Wee til tegen de onheilige koorts an het kapitalisme.

Een Wee u l Xegtn Mammon, en tegen een egelijk die als priester of koorknaap om het uter van Mammon den dans der hebzucht en er schraapzucht meedanst.

Dat er ook een protest in dat Wee ui ligt tegen de ude, zondige gewoonte, om voor enkele gegoede ezinnen heel eeri gracht, met overgroote huizen en uinen in beslag te nemen, terwijl de talrijke geinnen uit den lageren stand in kelders, krotten n sloppen werden weggestopt, spreekt vanzelf.

Calvijn geeselde dit bedrijf terecht als een erzucht en ijdelheid en onbarmhartigheid, die e veroordeelen moeten. Ja reeds Chrysostomus ntzag zich niet zijn Byzantijnsch gehoor te kasijden met de woorden: sUw hebzuchtige zin aat zóóver, dat ge aan de armen ten leste ook et zonlicht en de vrije lucht zoudt benemen.”

Feitelijk is het daartoe dan ook gekomen, en e tegenwoordige beweging, om betere arbeierswoningen te stichten, waar wie weinig heeft, lthans Gods lieve zon, en wat sterkende lucht an inademen, is den hartelijken steun van elk hristen dubbel waard.

Maar ook afgezien hiervan ligt in dit eerste Wee u l een waarschuwing voor den belijder van en Christus, om niet in grootsche behuizing, och in het bouwen van halve paleizen, noch n den aanleg van onafzienbare buitenplaatsen, eil te zoeken, maar tevreden te zijn met een atige woning, die ruimte aanbiedt voor het ereischt gebruik.

Ook bij de keuze van een woning moet het ebruik., en niet de zucht om groot te wonen, en maatstaf aangeven.

Ook daarin toch speelt de ijdelheid, en komt e zucht om anderen achter zich weg te drinen, uit.

Iiimiers daarin juist ligt bij de hebzucht de wortel der zonde, dat ze op zelfverhefling uit is, en om dat doel te bereiken, anderen verdringt en terugdringt.

De profeet doet dit scherp uitkomen in de woorden: Zoolang trekt ge huis aan nuis en akker aan akker, tot er ten leste geen plaats meer voor de andere inwoners zij, en gij alleen als inwoners wordt overgelaten.

Want het komt wel zoover niet, omdat hun macht te kort schiet, maar toch, zegt Calvijn terecht, «gaan zij, voor zooveel aan hen ligt, metterdaad niet anders te werk, als wilden ze ieder ander van zijn plaats verdringen en uit zijn bezit werpen, zoodat die dan maar onder den blooten liemel moeten leven, of naar elders verhuizen."

In de kapitalistische koorts vrerkt de prikkel, van den broedefnijd.

Want natuurlijk, al is het pure dwaasheid in een raenschenwereld, waarin de éëne mensch in kracht en aanleg geheel ongelijk aan den ander is, te droomen van een gelijk bezit voor allen, toch zijn er ook voor de ongelijkheid zekere grenzen.

Armen en rü ii..-.[i' liit U. i; uie uc weigert te eerbie-CU te rijk; en en schraapzucht hebzucht digen.

De een-gaart al op, ook al weet hij, dat hel door handigheid en vaardigheid anderen wordt afgetroggeld.

Wie dat aandurft en slaagt, komt tot macht. Die macht geeft^-, eer en aanzien. Daar gaat de groote menigte voor uit den weg. En het is op die wijs, dat het streven, om maar geld te maken, om maar fortuin op te zamelen, om maar machtig eigenaar van veel geld te wezen, als een giftige koorts heel het nationale gestel aantast, het daardoor afrukt van hooger ideaal en heiliger roeping, en al^oo het Wee ui van den almachtigen Gcd over hee de nationale existentie brerigt.

Tot zelfs het reinste wat op aarde gekend wordt, de liefde tusschen man en vrouw, en de - heilige-eere des huwelijks eindigt dan ook met onder dat Wee ui te komen.

Men kiest een vrouw, niet omdat men haar, persoon, haar ziel, haar waarlijk wezen, maar omdat men haar geld, en heel huis, en den akker dien ze aanbrengt, Hefheeft.

En zeg nu niet, dat zulks wel voorkomt onder de hoogere standen, maar dat zulk een belustheid op geld en goed, zulk een van God gevloekte hartstocht naar bezitsmacht, ten koste van anderen, ondïïr gewone burgers en boeren, en met name bij de. lagere klasse niet voorkomt.

Immers de feiten weerspreken dit beweren.

Want wel is er onder Gods kinderen in de lagere klasse een hoogst achtbare groep, die metterdaad sober leeft, nijverlijk arbeidt, redelijk verdient, en van deze redelijke verdiensten niets oplegt, maar, althans vergelijkender wijze, geeft en uitdeelt met milde hand, en in dat idtdeelen meer dan in oppotten lust heeft.

Maar de volksgeest is dat niet.

En wie zijn oor te luisteren legt bij onze jonge mannen als ze over hun toekomst spreken, en bij onze kooplieden als ze na den arbeid hun geest vrij uitlaten, en bij onze landbouwers als ze plannen voor de toekomst maken, en bij onze burgerij als ze haar fuiken in het vischwater uitzet, merkt, helaas, maar al te zeker en te gedurig, hoe ook in het bloed van het Nederlandsche volk de koorts der geld-en hebzucht thans maar al te hevig, zeg vrij, al heviger klopt.

Zoo ergens dan wijst de koortsthermometer op dit punt hoogstbedenkelijke cijfers aan.

Men zint op geld, men droomt van geld, men jaagt naar geld.

En in meer dan één kring, en in meer dan één huis, is het reeds zoover gekomen, dat niet de man het geld heeft, maar het geld den man.

Dit nu is daarom zoo uiterst gevaarlijk, omdat de grens tusschen het plichtmatige en het geoorloofde eenerzijds, en het zondige en van God gevloekte anderzijds niet zoo scherp uitkomt.

Mag ik dan in mijn zaken niet bij de pinken wezen ? En het antwoordt luidt: Ze te verwaarloozen zou u schuldig stellen. Ge »w«^ volijverig zijn, en scherp toezien, in de roeping waarin God u gesteld heeft.

En ook vraagt men : • Mag ik dan geen geld verdienen en sparen voor vrouw en kind? En nogmaals luidt het antwoord: Wie enkel op zichzelf bedacht is, en bij^ zijn dood, door eigen schuld, vrou^^^ en kind in broodsnood achterlaat, staat voor God schuldig.

Maar nu verder, nu komt de moeilijkheid.

Er leeft er een, er leeft een gezin. Al die personen zijn schepselen Gods, en aan den Heere hua God denken ze heusch niet. Ze hebben een ziel, en die ziel laten ze verhongeren, verdorren en verarmen. Ze reizen naar een eeuwig vaderland, en tot aan hun dood toe zijn ze enkel bedacht op huizen en akkers, en op geld en goed, hier op aarde.

Ze denken aan niets anders. Ze spreken over niets anders. Tot op hun leger droomen ze er van.

Zoo zijn vader en moeder.

Ze krijgen kinderen. Die kinderen drinken dienzelfden Mammonistischen geest in. De giftige geldkoorts steekt ook hen aan.

Zoo wordt heel het huisgezin een kleine Mammon stempel.

Bij buurman rechts en buurman links gaat het al evenzoo. Zoo bederft de stadsgeest. Straks ook de geest onzer dorpen. In het eind wordt de geest der natie in haar geheel aangestoken.

En dan komt het /'Kn-^ ? /.'des Heeren HEEREN ver zulk een volk, en rijpt het voor het vererl.

Slechts één geest gaat er dan nog tegen in, n hledt tegengif.

Dat doet de Geest van Christus, dat doet de eest Gods, die in zijn tolken en getuigen spreekt, e Geest van het Woord.

En daarom is het zoo vreeslij k, als ook de hristenhuisgezinnen door dien onverzadelijken, iep onedelen Mammonsgeest, worden aangetast.

AVant dan is er geen redding meer. Dan is e gruwel tot in het heilige doorgedrongen. Dan ordt het altaar van Mammon tot in de heilige laatsen ingedragen, en de Heere onze God oor zijn eigen kinderen getergd in zijn aanezicht.

En daarom zij het allen Christenhuisgezinnen angezegd en op het hart gebonden, om toch egen dien onheiligen geest te getuigen, dien oneiligen Mammonsgeest uitte bannen; niet in het eld maar in God zijn hoogste goed \& %té^tn\ tri iet minder dan door ruime, milde, desnoods wistige weldadigheid den ba? i op te heffen, die m het geld en door het geld nog op zoo menig hristenhuisgezin rust.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's

„Wee u, die huis aan huis en akker aan akker brengt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's