Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, l7 Mei 1895.

IX.

Komt nu de Dienaar aan de predikatie toe, zoo heeft hij zich ontvankelijk tegenover de Heilige Schrift te stellen.

In die Heilige Schrift springt de Fontein, welker watereij hij in zijn beker heeft op te vangen, om straks de dorstende ziel te verkwikken.

Dit houdt daarom volstrekt niet in, dat hij eiken Vrijdag-of Zaterdagmorgen zich voor de Heilige Schrift plaatst, om er nu eens iets uit op te vangen, dat hem nog ganscltelijk onbekend was, teneinde dit nieuwe nu als een niemvigheid voor de Gemeente te verhandelen.

Zijn Dienst is al de dagen zijner bediening één.

Alle de dagen zijns ambts heeft hij derhalve zijn oor bij die Schrift te luisteren te leggen; in de wereld dier Schrift in te leven; elk perk en elk pad in dezen hof met bijzondere nauwkeurigheid te bezien; er zich geheel in thuis te maken; al dieper in haar zin door te dringen; en aldus steeds meer zoo van haar geest doordrongen te worden, dat al zijn zinnen en peinzen, al zijn overleggen en indenken tdt die Schrift genomen en aan die Schrift conform zij.

Alleen wie alzoo imvoont in de Heilige Schrift, en als' gevolg hiervan den last van onzen Koning aan zijn volk en aan de wereld helder verstaat en klaar begrijpt, naar omvang, inhoud en deelen, kan als gezant van dien Koning optreden, om uit dien last, uit die wereld der Schrift, uit die rijke openbaring Gods aan menschen, uit dit eeuwig kunstproduct des Heiligen Geestes, te spreken tot 's Heeren volk als het in qualiteit is saamgekomen.

En al blijft nu die last van den Koning in zijn hoofdtrek steeds dezelfde, dat vermindert er ia het minst de waarde of de beteekenis niet van.

De liefde van een moeder voor haarkindeke vraagt niet telkens om een nieuw kind, en omdat 't kindeke 'tzelfde blijft, wekt dat kindeke in het minst niet haar .verveling.

Veeleer juist dat 't steeds hetzelfde is en blijft, verinnigt en verdiept haar liefde. Want die identiteit van dat kindeke geeft aan de liefde rustigen tijd om wortel te schieten en op dien wortel zich te sterken.

Dit zou niet zoo zijn, als dit kindeke ? «> / leefde. Dat merkt ge wel bij sterfgevallen, als de eerste dagen het lijk u, o, zoo boeit, en toch . . . straks in u zelf de wensch opkomt om dat lijk uit te dragen, en er u van los te maken.

Maar het kindeke dat leeft, boeit; want al is het dan altoos hetzelfde kindeke, toch ziet ge dat kindeke telkens met een anderen blik, bij een ander licht, in een andere uiting, van een anderen kant. En juist dat maakt het kindeke voor de moeder zoo interessant. Ze bestudeert dat kindeke. Ze slaat Rijn bewegingen eu wenschea gade. Ze kent het al meer door en door. En hoe diep ze ook in haar kindeke doordrong, toch blijft er altoos nog meer van dat kindeke te kennen. Een mysterie. Een levend wezen is, als ge het wilt leeren kennen, zoo rijk.

En met iets van die liefde au moet een Dienaar het Woord Gods liefhebben.

Altoos hetzelfde Woord, maar datzelfde Woord altoos beter, altoos dieper, altoos rijker opgevat en verstaan. Dat Woord niet als een dood Boek, dat voor hem ligt, maar als een levend Woord, dat hem toespreekt. Een Woord van zijn God, dat altoos weer een ander perspectief opent, dat hem telkens weer een ander en klaarder licht op de verhoudingen in het leven onder menschen, op de verhoudingen tot ons jammerlijk verleden, en tot onze zalige toekomst werpt. En in dat Woord ritselen hem als in een heiligen tempel de zoomen van het kleed van het Vleeschgeworden Woord, en het is naar Hem, : naar den Eeuwige, die ook zijn ziele dierbaar is, dat in dat Woord telkens weer de liefde, die zoekt, en de liefde die luisteren wil, en de liefde die zijn Naam wil groot maken, uitgaat.

Dat Woord is hem daa niet een register, een eindeloos register van kapittelen en verzen, en in die verzen van woorden en leesteekens, maar Christus zelf in dat Woord, het levend middenpunt. Tot Hem wordt alles herleid, 'en van Hem is alles uitgaande. En dan eerst is de Dienaar ia vollen zin be­ kwaamd om als ambassadeur van zijn Koning op te treden, zoo hij weer onder den machtigen indruk komt, dat alzoo en op die wijze zijn Koning hem in dat Woord toespreekt, opdat hij dezen en dien bepaalden last in dien stelligen vorm voor de vergadering der geloovigen ontvouwen zal.

Dit is geen lichte taak. Het is een levenstaak. Althans indien met deze taak ernst wordt gemaakt.

Licht, zeer licht, allerlichtst is deze taak voor hem, die naar geluk of inval een tekst uitkiest; op den klank van dien tekst af, uit zich zelf of uit een boek zeker aantal gedachten opteekent; die gedachten onder drie hoofden brengt; ze op eenigszias theatrale wijze uitwerkt; er een stichtelijk woordje aan toevoegt; en nu acht met zijn predikatie gereed te zijn.

Daar is niets geen kunst aan.

Dat kan elk vlug jong mensch wel. Geen hulponderwijzer of hij levert u dat. En zelfs een gewoou burgerman, die wat gave van spreken heeft, is best in staat, om dat voor de vuist, zelfs zonder opschrijven en van buiten leeren, te doen.

Wie u daarvoor jaren lang wilde laten studeeren, zou u een dwazen eisch stellen. Dat is tijd en geld verspillen.

En als ge het zoo opvat, hadden de oude Doopers volkomen gelijk, die van geen gestudeerde Dienaren hooren wilden, en eischten dat zoo maar iemand in de Gemeente het woord zou nemea.

Veel Kwakers in Engeland en Amerika doen het nog zoo.

En gelijk men weet, heeft ook John Darby, hoewel zelf lang geen ongeleerde, dezelfde manier van optreden van broeders, die aandrift tot spreken gevoelden, aangemoedigd.

In oogenblikken van geestelijke spanning en opwekking, zegt men dan zelfs, dat zulk vrij optreden veel hooger staat, overmits men zóó maar spreken gaat, en dus, zoo oordeelt men, spreken gaat door den Geest.

Nu, dat dit niet zoo is, wordt dan spoedig wel openbaar, en bij elke secte van dien aard is dit vrije spreken zoo spoedig in beiizeltaal verloopen, dat men, om zich óp den duur staande te houden, toch weer personen opleiden ging en ze op een of andere wijze liet studeeren.

Spurgeon was ook een Dooper, maar hij had tevens een groot College te Londen geopend om leeraars te vormen.

Hij merkte wel, anders ging het niet.

En dat was natuurlijk. In jonge broeders die zóó maar optreden werkt toch gemeenlijk wel eenigszias ook de aandrift des Heiligen Geestes, maar niet alleen. Er werken in zulke mannen ook allerlei andere geesten.

Eigen geesten uit het ik, uit het zondige hart. Geesten van eerzucht, geesten van zelfverheffing, geesten om zich te laten hooren en bewonderd te zijn.

Genieentegeesten, d. w. z. eenzijdige, ziekelijke neigingen, die hier en daar in de gemeente werken, en die hij, om ingang te krijgen, vleit, en waarvan hij zich ten tolk maakt, alzoo fcen dienaar van menschen, in plaats van een Dienaar van Christus geworden zijnde.

Ook wel, gelijk Calvijn en alle hervormers er op wezen, dtdvelsche geesten, hem verschijnende in het gewaad des lichts, en zijn ziel vervoerende, zoodat hij zelf niet merkt van waar die onheilige inspiratie hem toekomt.

En dan wordt de Heilige Geest bedroefd.

Die Heilige Geest, die de uitlegging van het Woord zich zelven heeft voorbehouden. Die Heilige Geest, die de Leeraar der kerk wil zijn. En om dit te zijn, nu reeds eeuwen lang dat werk der uitlegging ter hand nam, en al doorgaaade, steeds helderder licht op den zin, op de beteekenis, op de strekking en op den eisch van het Woord vallen liet.

Die Heilige Geest werkt daarom ook wel met zijn verlichtende genade persoonlijk in den enkelen Dienaar, en zoo hij er zijn leven naar aaastelt, en met hartelijk zuchten en smeeken het zoekt, en zoeken blijft, ook wel ambtelijk in den prediker.

Edoch de Heilige Geest doet dit slechts op één voorwaarde, en die voorwaarde is, dat de prediker, die den Geest zoekt, beginue met het werk van den Heiligeii Geest in de kerk aller eeinven te eeren.

En dit nu doet niet, wie onbezonaen, en zondei het reeds geschonken licht te onderzoeken en op te vangen, ijdellijk begeert, dat de Heilige Geest het hem alles opnieuw zal openbaren, om hem de moeite der studie en der inspanning uit te sparen.

Dat toch is een verachten van het werk des Heiligen Geestes iu het werk van den geestelijken arbeid der eeuwen.

Dat is een zich afsnijden van den levenswortel in het verleden.

Dat is het werk des Geestes in achttien eeuwen voor niets achten, om alleen aan het werk des Geestes in zijn persoonlijke ziel waarde toe te kennen.

En daartoe leent zich de Heilige Geest niet.

Dien overmoed en die eigendunkelijkheid moedigt Hij niet aan, maar wraakt en straft Hij.

Neen, neen, gij, die het Woord hebt te ontvouwen, ge moogt dit niet doen naar uw eigen geest, noch naar den geest der menschen, noch naar de inblazing van Satans geest. Ge zult en moet dit doen naar de leering en onderwijzing des Heiligen Geestes.

En waar nu de Heilige Geest achttien eeuwen gewerkt en gearbeid heeft, om het volk des Heeren allengs en steeds zuiverder en steeds klaarder in de kennisse van dat Woord in te leiden, daar is het goddeloos, daar is het roekeloos, daar is het vermetel en onheilig, om dat machtige werk des Geestes voor niets te achten; en daar eischt ^eerbied ea ontzag, vrome zin en heilig bedoelea, dat ge eerst dit eeuwenlange werk des Heiligen Geestes, dat in eeuw na eeuw geschonken licht zult opvangen, en bij dit licht het Woord bezien, en in het schijnsel van dit licht de vergadering der geloovigen toespreken zult.

En dit nu eischt zeer diepgaande, eischt zeer ver strekkende, eischt veel omvattende, eischt langdurige studie en voorbereiding, en daarom is het, dat niet zoo maar een voorgaande broeder, of een optredend oefenaar, óf een vlug en vlotsprekend vermaner, het werk des Heiligen Geestes aan de gemeente bedienen kan; maar dat ge hiervoor hebben moet mannen die er heel hun leven aan wijden, die er van jongs af op worden voorbereid, die er al hun kracht aan te kosten leggen; en die tot aan het einde hunner bediening toe ia de verrijking van hun eigen geest met de kennisse van dit werk des Geestes voortvaren.

Bedienaren des Woords, o, gewisselijk, maar ook dien Dienst van het Woord nooit losgemaakt van het werk des Heiligen Geestes.

De Heilige Geest moet ook over den geest van den Dienaar heerschappij voeren. Niet door inbeeldiugen, of - gewaande voorstellingen, maar naar zekeren en gewissen trant, • door het wel indenken en erkennen, dat de Heilige Geest niet nu pas begon te werken toen gij. Eerwaarde Heer, dominee werdt, maar dat de Heilige Geest reeds gewerkt heeft over een tijdsruimte van meer dan achttien eeuwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 mei 1895

De Heraut | 4 Pagina's