Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT HET VUUR GERUKT.

XIX.

IN BENAUWDHEID DES HARTEN.

Reeds den volgenden dag kwam de officier Frederik weer opzoeken en met hem spreken. Onze jonkman voelde zich weder beter, en had zelfs beproefd op te staan en te loopen. Maar dat ging nog niet. Zijne beenen weigerden hem te dragen. Hij moest weer gaan liggen.

De reden dat de officier hem opzocht was, om van Frederik opheldering te krijgen over velerlei. Onze Nederlandsche vriend stond namelijk, daar hij niet in dienst was, ook niet op de sclieepsrol. Hij was met andere geredden aan land gebracht, doch eigenlijk was de vlootvoogd volstrekt niet verjdicht voor Frederik te zorgen, die daarbij zelfs geen Engelschman was. Dat begreep de officier ook heel goed, maar ook, dat men iemand hier niet aan zijn lot kon overlaten. Zoo beloofde hij dan, toen Frederik hem alles had verteld, te zullen doen wat hij kon. »lk zou het wel aan kapitein Todd vragen, " voegde de officier er hij, smaar die kan mij die inlichtingen niet meer geven."

»Wat dan? " vroeg Frederik verschrikt.

»Vriend, " sprak de ander hoogst ernstig, sik zal het u maar zeggen. Gij hebt den kapitein voor 't laatst gezien; hij is dood."

»Wat!" riep Frederik, ^omgekomen bij den brand zeker."

»Ja, " antwoordde de officier, die moeite had zijn ontroering te bedwingen, jhij is den dood van een held gestorven, al was het niet in een zeeslag."

De zieke zag nieuwsgierig zijn bezoeker aan, en deze sprak: sik zal 't u vertellen. Luister: Zoo gij weet, kreeg het vuur al spoedig de overhand en was er aan blusschen geen denken meer."

»Ja, " zei Frederik, en verhaalde toen meteen, hoe hij zelf over boord gesprongen en ternauwernood gered was.

»NU, " vervolgde de officier, stoen wij zagen dat er geen blusschen aan was, zond de kapitein mij weg om den eersten stuurman te roepen, dien hij een bevel moest geven. Ik ging heen, doch vond den stuurman niet. 't Was mij echter onmogelijk den kapitein weer te bereiken. Ik zou in den rook zijn gestikt, als men mij niet weggedragen en in een boot gelegd had. Zoo ben ik 't ontkomen. Wat ik verder weet heb ik van de matrozen gehoord."

»Zijn die dan gered? "

»Dat is te zeggen, eenige. Wij mogen nog van geluk spreken. Want van de twaalf honderd op 't schip zijn er zeker niet meer dan twee honderd levend afgekomen. Ik heb de naamrol zelf gelezen, toen ik uw naam zocht."

De tranen kwamen Frederik in de oogen, terwijl de ander vervolgde:

»Toen kapitein Todd zag dat er niets meer aan te doen viel, ging hij naar beneden, schoon tien, twaalf matrozen hem smeekten toch met hen te gaan, daar ze hem veilig in een boot wilden brengen. »Neen, " zei hij, sde kapitein blijft het laatst op het schip. Bergt gij uw lijf. Wie wil kan bij mij blijven." Toen bleven er twee.

»De kapitein nam toen, zoo hebben ze mij verteld, pen en papier en ging te midden van 't geweld om hem heen en terwijl 't vuur al heviger werd, zitten schrijven. Hij was, zeiden ze, even kalm als zat hij bij schoon weder in de kajuit. Toen een vel vol was vroeg hij een ledige flesch, gleed er 't papier in, lakte de flesch goed dicht en .-zette er zijn zegel op.

»Nu wilden, " zoo vervolgde de bezoeker, »de twee matrozen den kapitein als 't ware dwingen om mee te gaan. Men kon het knetteren der vlammen hooren, brandende stukken zeil zag men vallen en alles kraakte en barstte om hen heen, terwijl de hitte steeds toenam. Doch even kalm zette zich de kapitein weer aan den arbeid. Nogmaals sc'nreef hij, zooals later is gebleken, wat hij reeds eenmaal geschreven had, verzegelde het weder als 't eerste, en vroeg toen:

»Gij kunt zwemmen? "

»En toen de twee matrozen antwoordden: »ja, " sprak hij: sNeem elk een flesch, en tracht een boot te bereiken. De flesschen moét gij den admiraal ter hand stellen." De mannen dorsten toen niets meer zeggen. Ze drongen door vuur en rook' heen, sprongen in zee en ze zijn beiden gered.

»En de kapitein? "

»De kapitein, vriend, " vervolgde de officier, sis werkelijk tot het einde toe gebleven, helaas, voor altijd. Die hem 't laatst zagen, hebben verhaald hoe hij te midden van rook en vlammen nog op het dek stond, en.anderen hielp om zich te redden. Toen sprong hij zelf in zee, doch of de krachten hem begaven of hoe dan ook, hi is'niet gered. Een paar uur geleden is zijn lijk opgevischt, met nog verscheiden andere."

Met spanning had Frederik geluisterd. Bij 't hooren der laatste woorden verdween ook het laatste spoor van kleur op zijn wangen.

De officier vervolgde:

»We hebben de twee flesschen geopend. Ze bevatten bijna letterlijk hetzelfde. Er staat in hoe denkelijk de brand ontstaan is, hoe hij voortging en wat de reden is dat het vuur de overhand kreeg. Hij heeft dat rustig neergeschreven, schoon hem de dood bedreigde en zelfs nog steeds aan anderen gedacht. Want in het geschrift verzoekt hij admiraal Keith om toch vooral te zorgen voor hen, die nog gered konden worden, maar van alles beroofd zouden zijn. 't Laatst vraagt hij den admiraal te denken om de achtergeblevenen en zijn familie in Engeland.

Hier zweeg de officier, die moeite had gehad zijn verhaal te voleindigen. Hij verliet Frederik, die met luid snikken zich weder op het bed uitstrekte.

't Was gelukkig voor den zieke, dat de officier zijn v/oord hield en bewerkte dat Frederik in het ziekenhuis kon blijven. Vooreerst toch was dit noodig. Want hoewel hij zich niet zwak gevoelde, toch bleek hij onmogelijk te kunnen staan of loopen. En de schrik over 't pas gehoorde deed hem zooveel kwaad, dat hij zelfs tijdelijk weer meer ongesteld werd. 't Kon een lange geschiedenis worden, zei de doctor.

Dat was voor Frederik geen bemoedigende tijding. Hij moest te bed liggen; aanspraak had hij bijna aan niemand, want .men kon hem niet verstaan, en te lezen was er niets. Doch juist dit alles moest in des Heeren weg medewerken tot zijn eeuwig heil. Gedurende de hem zoo lange dagen en soms moeielijke nachten, waren zijn gedachten gedurig bezig. Hij dacht aan huis, aan vader en broeder, aan den vriend dien hij verloren had, maar allereerst aan dien schriklijken nacht op zee, en zijn redding uit het gevaar des doods.

En het overdenken van zijn weg, het zien van des Heeren hand, de ernstige roepstemmen die hij ontvangen had, dat al begon nu in de stilte, en terwijl hij, schoon niet alleen, toch eenzaam was, bij Frederik een heilzame vrucht te werken. Hij herinnerde zich vele vroegere makkers, waarvan de meesten, gelijk hij vernam, door het vuur of door het water den dood hadden gevonden. Waar waren zij nu? Waar zou hij geweest zijn als hem hun lot had getroffen? Al deze gedachten en vragen lieten Frederik geen rust, en 't werd hem ten slotte zeer duidelijk hoe hij, toen hij van den lichamelijken dood werd gered, ook werd bewaard van een nog verschriklijker verderf, dat voor eeuwig is. Doch nu bleek het ook hoe goed het is dat iemand in zijn jeugd wordt onderwezen in de Schriften, zelfs al gaat het nog buiten zijn hart om. Frederik had dat voorrecht in Den Haag genoten. Hij was met Gods WOord wel bekend en was Omtrent den weg der zaligheid én op school èn op de catechisatie grondig onderwezen. Nu kwam hem dat te stade. En dat was juist daarom ook zoo goed, wijl in deze Roomsche Italiaansche stad wel weinigen zouden geweest zijn, die hem den weg des behouds naar Gods Woord konden wijzen. Bovendien had hij hen toch niet kunnen begrijpen. En de officier die Frederik vaak bezocht, had wel groote genegenheid betoond voor kapitein Todd, over wien hij leed en rouw droeg, maar was toch niet als deze een man, die den Heere van harte liefhad en diende.

Zoo had dan Frederik niets dan het Woord Gods, 'twelk hem vroeger'was onderwezen, want zijn Bijbel lag op den bodem der zee. Doch, als ik zei, hij kende den weg, en de Heilige Geest, die in de waarheid leidt, maakt indachtig. Dit ondervond Frederik. Zijn ellende, maar ook de verlossing die in ChrLstus Jezus is werden hem duidelijk voor oogen gesteld en zoo werd het langdurig ziekbed hem tot een eeuwigen •zegen.

En als gij, vrienden, nit op het Pinksterfeest deze geschiedenis leest, bedenkt dan hoe gij niet beter zijt dan Frederik, maar dat ook dezelfde Geest, die hem leidde, uw hart wil verlichten en dat de uitstorting van dien Geest, welke wij gedenken, ook voor u een rijke beteekenis heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's