Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betweterij. Dijfde Eesaiaansche wee u.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betweterij. Dijfde Eesaiaansche wee u.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wee dengenen, die in hunne oogen wijs, en bij zich zelven verstandig zijn! Jesaia 5:21.

Op een na het laatste Jesaiaansche Wee 11! is van dezen inhoud: » Wee dengenen^ die in hunne oogen wijs^ en Mj zichzelven verstandig zijn'\ een zonde, waartoe geen volk zoo sterk als juist de Nederlandsche natie neigt.

Toch is het kwaad, waartegen dit vijfde Wee il.! zich keert, volstrekt niet tot een enkel volk beperkt of nationaal van aard. Integendeel ook het eigenwijs zijn vindt zijn wortel in niets anders dan in de gemeene zonde van ons menschelijk hart.

Reden, waarom ook de Spreukendichter er zich tegen stelde, toen hij in Spreuken 3:7 schreef: Wees niet wijs in mve oogen ; vrees den Heere en wijk van het kwaad", en evenzoo de heilige apostel Paulus er tegen inging, toen hij aan die van Rome schreef: Weest eensgezind onder elkander en zjt niet wijs bij u zelven" (12 : 16).

Ge ziet hieruit terstond, hoe deze eigenwijsheid een dubbel front heeft. Van den éénen kant bezondigt zich aan de zonde der eigenwijsheid, wie zich vermeet aldus zijn eigen denkbeelden tegenover de uitspraken van Gods Woord te stellen. En van den anderen kant komt deze zonde uit in de liefde voor het alleenspel; in wat de Duitschers noemen het Einspiinner willen zijn; altoos de solozdXig en nooit willen meezingen in koor, of wilt ge, in het altoos stellen van zijn eigen denkbeelden tegenover den raad en het beleid van anderen.

Oj eigenwijsheid, omdat men niet zwichten wil voor de Wijsheid Gods; of wel eigenwijsheid, eigenzinnigheid, eigendunkelijkheid, omdat men het altoos beter waant te weten dan de wijsheid der menschen,

In de keten der zes wee u^s ligt dit nu zoo ingeschakeld, dat eerst uit de spaarzame vlijt de zonde van het Geld komt; uit de zonde van het Geld in de tweede generatie de zucht naar Weelde; dat de Weelde straks in Lichtzinniglieid en Brooddronkenlieid uitslaat; dat daarna het lichtzinnig geslacht de zonde gaat goedpraten en heredeneeren^ om b.v. de vrje liejde boven het huwelijk te verheerlijken; en dat dan voorts uit deze eigengemaakte zedeleer, die dan begint met in heel zulk een kring te heerschen, ten slotte de neiging opkomt, om ook tegen de zedeleer van dien kring weer in te gaan, en zoo een ieder een wereldbeschouwing te laten hebben op zijn eigen hand.

En zoo is feitelijk het verloop der zonde. Eerst heerscht Gods Wet, en men zondigt er wel tegen, maar schikt er zich nog onder.

Dan weigert men langer schaamrood te worden, en stelt bij gemeen accoord der lichtzinnigen een goddelooze moraal tegen de God vereerende moraal over. En heeft men dien stap eenmaal gedaan, dan komt de Babylonische spraakverwarring. Dan wil elke luchthart het op zijn wijs weer beter weten. Als men toch voor God niet meer buigt, en dus de teugels van het gezag op den nek neemt, waarom zou men dan voor zijn medemensch uit den weg gaan ?

Misschien is die andere wijzer, ziet hij verder, en is zijn inzicht beter; maar wat let mij dat? Ik ben zoo goed als hij. Ik heb ook mijn haan die kraaien kan. En vierkant weg stel ik zoo mijn inzicht, of liever tnijn gril en inval, tegen de opinie van wien ook over.

Dat metterdaad in het menschelijk hart de kiem ook van deze zonde schuilt, merkt ge niet zelden reeds op de kinderkamer.

»Het is een lief kind, " zoo klaagt de moeder dan in vertrouwelijken kring, »maar het is jammer dat de jongen zoo eigenzinnig is."

En zoo zijn er onder de kindereen.

Kinderen die altoos tegenspreken. Die het altijd beter weten. Die bij al wat hun gezegd wordt, er iets tegen hebben in te brengen. Kinderen met een eigenwijsheid, die al spoedig in eigenzinnigheid overslaat, en die het ten leste aan moeder en vader zoo ongelooflijk lastig maken, dat er geen huis mee is te houden.

Al schakelt zich deze zonde dan ook rechtstreeks bij de beredeneerde slechtheid in, toch ziet men meest voorbij, hoe op dit pas de hoovaardij en de hoogmoeil zich in het anders zinnelij/i verloop der zonde inmengt.

Geldzucht, weelde, lichtzinnigheid zijn zinlijk van aard, en het stellen van een beredeneerde theorie der zonde tegenover Gods wet kwam insgelijks op uit de zucht om bij zijn zinlijke aandrift vrij te zijn.

Maar als het nu op eigenwijsheid, eigenzinnigheid en eigendunkelijkheid gaat, sluipt er de geestelijke zonde der hoovaardij in. Dan is het niet meer de zonde goedpraten, om nog te kunnen zondigen, maar lust in tegenspraak, genot in betweterij hebben, zin er in hebben om een ander den voet dwars te zetten, en straks te koppig en te weerbarstig zijn, om den vooruitgeschoven voet terug te trekken.

Dit begint dan thuis op de kinderkamer, uit de kinderkamer komt het kwaad in de huiskamer, uit de huiskamer gaat het meê naar school. Van de school gaat het 't leven in, en zoo wordt dan die ellendige toestand geboren, dat er in kerk, in staat en in maatschappij schier niets kan worden opgebouwd en niets duurzaams tot stand gebracht, omdat men telkens weer op die betweterij en dwarsdrijverij stuit, die ophoudt, ontzenuwt en verlamt, en de veerkracht verspelen doet in onderling geharrewar in plaats van ze te gebruiken in beleidvollen aanval op den vijand.

Zoo gevoelt ge den samenhang van deze zonde der betweterij met de «spraakverwarring van Babyion."

Toch kenden ook de oude Romeinen dii booze kwaad reeds, als ze spraken van tot capita tot sensus, een spreekwoord door ons overgenomen in het'zeggen: ^'/.ooveel hoojden zooveel zinnen." Of zooals men ook wel zegt: sZoo een ieder zijn stokpaardje." Soms, zij het ook ten onrechte, overgeleid in dat andere spreekwoord: sleder vogeltje zingt zooals het gebekt is."

Dit neemt echter niet weg, dat hoe noordelijker men opkomt, dat sterke drijven van den wil en den zin van het lieve eigen ik, al krasser wordt. Een Noorsch denker drijft thans zelfs het stelsel, dat tegen alles en een ieder in te gaan, en altoos zijn eigen zin en wil door te zetten, de onverbiddelijke voorwaarde is voor het verkrijgen van een scherp uitgesneden karakter.

En ook ten onzent wisten onze vaderen reeds zoo uitnemend wel, hoe die betweterij ons in het bloed zat, dat ze als ter waarschuwing den pijlbundel in den leeuwenklauw op hun wapenschild zett'en, met als randschrift het eerste stuk van het spreekwoord: sDoor eendracht komt de kleinste staat er bovenop, door betweterij gaat de machtigste staat te gronde."

Concordia res parvai' crcscunt., discordia iiiaximae dilabuntur.

Iets wat wij riepen^ 'maar Rome in pracljk bracht, om ons, Calvinisten, gedurig den loei af te steken.

Nu zo a deze demon., want een echte demon is deze zonde der betweterij., nooit duurzaam invloed oefenen, als ook deze demon zich niet zoo verleidelijk voordeed als een engel des lichts.

Van dien Noorschen denker hoerdet ge het reeds: het is hem te doen, om karakter. Wat is schooner dan een karakter met vaste trekken ? En toch wat gemis wordt thans dieper gevoeld dan de schaarschte aan kloeke karakters r En zou het dan niet prijslijk, niet lof^vaardig zijn, om ter wille van dege karaktervorming eigen zin en eigen wil te streelen?

Daar komt bij, zoo'n jabroer, wat hebt ge daaraan ? Zoo'n onbeduidendheid, die het altoos met de meerderheid eens is.

. Ieder mensch heeft toch zijn eigen aard, zijn eigen wijze van zien, zijn eigen roeping, en uit die op zichzelf volkomen juiste redeneering vormt een eenspans rijdend Hollander dan al aanstonds zijn bedenkelijke conclusie, die hij uitdrukt in het zoo door en door echt Hollandsche woord van: eigendommelijkheid.

Een eigendommelijk mensch ddt is wat er ten slotte uit den eigenwijzen schoolknaap groeit, als om door een spel in den klank der woorden u te doen gevoelen hoe wat wijs scheen, in domlieid ondergaat.

En toch de gevaarlijkste verleiding tot deze zonde ligt nog ergers anders.

Tegen den stroom op te roeien is soms plicht. Tegen den wind op te laveeren kan soms heilige roeping zijn. Weerstand bieden, zelfs ten koste van rust en positie, kan plicht van overtuiging zijn. Alzoo te staan was de eere aller profeten, de glans der heilige apostelen, en ook de Hervormers hebben er kracht aan ontleend.

Niet in de eenvormiglicid., maar in de veelvormigheid schuilt de glans van ons menschelijk leven.

En hier nu van uitgaande blaast deze demon u in het oor, dat het altoos anders dan een ander te willen, welbezien de hoogste levenswijsheid is, en om toch even uw eigen ik te prikkelen, voegt hij er dan fluisterend bij, dat gij er toch de man niet naar zijt, om eenvoudig mee te gaan met anderen.

Aldus hult zich de zonde der betweterij in den profetcnmantel van den heldenmoed.

Wie er zelf door verleid werd, verleidt op zijn beurt weer anderen.

En het einde is dat deze zonde der betweterij alle saambinding van kracht breekt, den pijlbundel losrafelt, en een volk in factitzucht en booze verwarring doet ondergaan.

Daarom juist is het zoo dure plicht, om reeds terstond bij de opvoeding van onze kinderen dit booze kwaad den kop in te nijpen.

Die eigenwijsheid en betweterij moet er desnoods met de roede uitgedreven, want er is schier geen kwaad in booze vrucht met de vrucht van dit giftig zaad der betweterij vergelijkbaar. Toch is gelooj ook hier het ons van God gegeven tegengif.

Gelooj., dat eenerzij ds het voor God en nooit voor menschen buigen, u diep in de ziel prent, en u bekwaamt en staalt om tegen den zondigen stroom der wereld op te roeien. Maar tegelijk anderzijds u eenheid van levens wortel en van vrucht met de broederen geeft, en door de ^ifmeenschap der heiligen uw onheilige eigendunkelijkheid besnoeit.

Juist in het gelooj alzoo zitten de twee krachten die én Salomo én Paulus tegen de betweterij over stellen.

Immers Salomo riep: sWees niet wijs in uwe oogen, maar vrees den, Heere."

En Paulus voegde er aan toe: sZijt niet wijs bij uzelven, maar weest eensgezind onder elkander.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Betweterij. Dijfde Eesaiaansche wee u.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1895

De Heraut | 4 Pagina's