Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Engelen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Engelen.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXVI (Slot).

Want wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, de duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Efeze 6:12.

Belijden we dat de goede engelen, i". den Heere der heirscharen loven, 2". voor Hem strijden, en 3". Hem dienen, dan volgt hier vanzelf uit, dat, bij tegenstelling, de kwade engelen I". Gods majesteit lasteren, 2". tegen Hem strijden, en 3". zijn Goddelijk werk pogen te verderven. Altoos naar den stelregel, die geheel onze toelichting over de engelen behecrscht heeft, dat goede en kwade engelen naar hun wezen één zijn; dat beiden over gelijke krachten beschikken; en dat het verschil alleen maar is, dat de goede engelen deze krachten tot Godes eere besteden, terwijl de kwade engelen die tegen hun Maker keeren. Hoe volstrekt ook in zijn natuur verdorven, is en blijft toch ook Satan, gelijk onze vaderen erkenden, in zijn wezen, als schepsel Gods, of gelijk zij het in het Latijn noemden, quod ad entitatein, goed. Plaatst ge in uw gedachten een heerlijken engel als Gabriel tegenover dien anderen engel, dien wij den Duivel noemen, dan zouden ze als twee druppelen water op elkander gelijken, en alleen in beider verhouding tegenover het Eeuwige Wezen, zoudt ge het onderscheid en de tegenstelling vinden. Vriend Gods of vijand Gods maakt hier al het verschil.

Dit nu ontslaat ons van de moeite, om tegenover de drieledige roeping der engelen, die in het loven, strijden en dienen bestaat, nogmaals afzonderlijk de drieërlei bezigheid der duivelen t. w. hun God lasteren, hun krijg tegen God en hun verderven van Gods werk over te stellen. Over hun God lasteren spraken we reeds aan het slot van het 33ste artikel. Y{xca.krijgent^g& vi. God vereischt allerminst breede toelichting. En ook over hun verderven van het werk Gods kunnen we met een kort woord volstaan.

Hun krijgen met de heirscharen der goede engelen moet uiteraard op gelijke wijze verklaard, als het strijd voeren ^zx goede engelen. Het is een strijd die vzxi.geestX.Qg^VLgeest gevoerd wordt, zonder tusschenkomende stoffelijkheid of lichamelijkheid; gestreden met enkel geestelijke wapenen, en met geen ander dan een geestelijk resultaat. Het is een rustelooze worsteling tusschen die engelen die van God afvielen, tegen die andere die God trouw bleven; om te beslissen wie de sterkste is; en aan den sterkste het veld schoon te laten. Het is een krijg, dien zij niet kunnen laten, overmits de macht en de majesteit des Heeren HEEREN hun de doorn in het oog is. En eveneens een krijg, waarvan de goede engelen niet kunnen afzien, naardien de booze geestenwt-reld niet in ruste mag voortbestaan. De Waarheid woont niet rustig naast de Leugen, maar bestrijdt haar tot deze ontzield en machteloos nederligt. Dat nu deze krijg van de zijde der gevallen engelen zich ook tegen den Christus en zijn rijk en zijn volk keert, geschiedt niet op zichzelf uit haat tegen de kinderen der menschen, maar uitsluitend omdat de Christus en zijn rijk en zijn volk de zake Gods voorstaat, ^ op de verheerlijking van God uitloopt. Satan keert zich altoos rechtstreeks en regelrecht tegen God als God, en alle overig strijdvoeren is voor Satan aan dit ééne schrikkelijke doeleinde: de vernietiging van Gods naam en glorie, ondergeschikt. Daarom uu keert zich de eigenlijke krijg der booze engelen uitsluitend tegen de goede engelen. In deze zien zij de trouweloozen, die op het oogenblik van den afval niet mee wilden doen. Hadden deze maar meegedaan, dan ware huns erachtens de" zake Gods verloren geweest. In hen schuilt dus het eigenlijke kwaad. Tegen hen keert zich daarom hun haat en woede. En niet de poging om de menschen te verderven, maar die strijd van booze tegen goede engelen is iii den krijg des hemels, als we ons zoo mogen uitdrukken, hoofdzaak.

Het kwsad, dat de duivelen op aarde en onder de kinderen der menschen aanrichten, valt daarom onder een ander gezichtspunt, en staat niet tegenover het krijgvoeren, maar tegenover het dienen der goede engelen. Tegenover dienen sta: a.theerschen, ttgiiaover een dienen in ootmoed het willen heerschen in hoovaardij. En dit nu is het, wat Satan met zijn engelen op aarde bedoeit. Zijn doel is niet, ons menschen te bestrijden, maar ons voor zich te winnen, opdat hij Over bns beschikke en zijn heerschappij estige in ons hart en in onze natuur en in nze menschenwereld. Ook tegen den Chrisus, naar zijn menschelijke natuur, begon atan niet met krijg te voeren. Integendeel reedt hij Jezus vriendelijk tegemoet, poogt em te winnen, en belooft hem, niet als ist, maar in der waarheid, de heerschappij ver alle koninkrijken der wereld, mits op eze ééne voorwaarde, dat Jezus hem als eenheer en als overste der wereld erkenen zal. Eerst van het oogenblik af, dat ij op de onoverwinbaarheid van Jezus' ielsstand stuit, keert hij zich als vijand egen hem, en om zijnentwil als vijand ok tegen zijn volk en zijn rijk. Dit alles u is het tegendeel van het dienen der oede engelen. Die goede engelen stellen ich Gode ten dienst om de zake Gods te evorderen, terwijl deze booze engelen zich en dienste van Satan stellen, om de zake Gods te verderven, en de zake van den uivel te doen triomfeeren. Hierin ligt der ooze engelen gestadige werkzaamheid. aarin zijn ze al den dag en al den nacht bezig. Het is het jagen naar dat nimmer te bereiken doel, dat hun nimmer rust gunt. In deze hun bezigheid nu zijn ze er gestadig op uit, om ten eerste al Gods uitverkorenen te belagen, te bedreigen, te blinddoeken, te verontrusten en zoo te verleiden, dat de verleiding ten slotte in verzoeking overgaat. Ze vermeerderen dien arbeid ten verderve, naarmate zulk een uitverkorene een man of vrouw van meer talent, van hooger beteekenis, van meer gewicht is. Als de wespen knagen ze bij voorkeur aan de eelste vrucht. En ze doen dit door op geestelijke wijze in te werken op hun zinnen, op hun verbeelding, op hun gedachten, op hun neigingen, op hun hartstochten, soms zelfs door inwerping of influistering van onheilige gedachten, tot in hun gebed toe. Ongeveer zooals de ééne mensch den anderen hypnotiseert of biologeert, zóó omspinnen ook zij den geest van Gods uitverkorenen, en kinderen Gods die de gemeenschap met hun Heiland verzaken en de gemeenschap der heiligen niet zoeken, vallen maar al te vaak in hun strik. — Ten tweede zijn zij gestadig bezig, om dat deel der menschheid, dat niet voor Christus koos, maar nog altoos tegen hem overstaat, bondgenootschappelijk tegen den Christus te harden, hen in het kwade te stijven, elke propaganda onder hen voor Jezus' naam te verijdelen en hen aldus zoozeer in zinnendienst en hoovaardij te bedwelmen, dat elk uitzicht op hun toebrcnging tot den Middelaar Gods en der menschen verdonkerd, zoo niet afgesneden wordt. — Ten derde wferken ze behalve op é& personen ook in op het organisch verband, waarin die personen leven, t. w. op het gezin, op de geslachten, op de volken en natiën, en op den geest die deze geslachten en volken bezielt en drijft. —' Ten vierde werken ze in op de instellingen, corporatiën, gewoonten, zeden en manieren, die in een land of volk het leven beheerschen. — Ten vijfde richten ze hun aanval rechtstreeks op de kerk van Christus, om deze te doen ontaarden, te vervalschen, te doen verbasteren, in een schijnkerk, valsche kerk of tegenkerk om te zetten, en in verband hiermede tegen alle bezigheid, die in verband met de kerk van Christus, op het gebied van zending, school of cvangeUsatie optreedt. — En ten zesde eindelijk richten ze hun werkzaamheid op die algemeene geesteskringen, die van zoo onmetelijken invloed zijn op de ontwikkeling van ons menschelijk leven, t. w. op de publieke opinie, op de mode, op den tijdgeest, op de heerschende begrippen, en in verband hiermee op de ontwikkeling van wetenschap en kunst. In het kort kan men dus zeggen, dat hun werkzaamheid geheel het terrein van ons menschelijk leven omvat. Heel dit leven der menschheid, in al zijn geslachten en gedachten, pogen de duivelen, aan God te ontrooven, en voor den Satan te winnen, opdat tegelijk tweeërlei doel bereikt worde, én dat het rijk Gods worde tegengestaan én dat het rijk van Satan worde bevorderd.

Dat de booze engelen deze hun werkzaamheid niet tot het terrein van het geestelijk leven der menschen beperken, maar ook op de stof en op het lichaam pogen in te werken, kan door wie aan de Heilige Schrift vasthoudt, kwalijk worden geloochend. Reeds de bezetenen wijzen hier de zaak uit. In deze personen toch hebben we, naar luid van het duidelijke Schriftverhaal, menschen voor ons, in wier wezen één of meer booze engelen, demonen genoemd, inslopen; welke demonen uit hun binnenste uit dan derwijs overweldigend ook op hun lichaam werkten, dat ze stom werden, of duivelentaal spraken, of schuimbekten in razernij. Nu heeft men natuurlijk ook hier, evenals bij de goede engelen, wel te onderscheiden tusschen hetgeen gebeurd is in die buitengewone tijden; toen God de Heere zijn heil openbaarde en in de wereld inbracht, en die gewone tijden, als waarin wij nu leven, nu de ons gegeven openbaring rustig doorgist. Men mist dus elk fecht, om uit het feit dat het Hoofd der bc'., : .e engelen, waarschijnlijk in menschengedaante, aan Jezus in de woestijn verschenen is, af te leiden, dat derhalve de Satan ook thans lichamelijk verschijnt. Satan kan dit niet doen, tenzij God er hem het lichaam tijdelijk voor verleent. En nu zegt de Schrift ons wel, dat ook in het laatste der dagen weder zulk een openbaring van Satan in zichtbare gestalte te wachten staat, maar zij geeft geen enkelen grond voor het vermoeden, dat Satan ook thans alzoo zou kunnen verschijnen. Al wat daarvan verhaald is, zelfs met opzicht tot I.uther, moet daarom beschouwd worden, als vrucht der verbeelding; iets wat nader blijkt uit de zonderlinge gestalten waarin men Satan dan beschreef, met horens, staart en bokspooten. Dit alles is phantasie, en veeleer in strijd met wat de Heilige Schrift ons over dit zwarte deel der engelenwereld geopenbaard heeft. Maar hieruit volgt allerminst, dat daarom aan < fe booze geesten de macht ontbreken zou, om ook op stoffelijke dingen in te werken, natuurlijk altoos voor zoover God dit wil, bedoelt en toelaat. Gelijk onze ziel in staat is rechtstreeks op de stof van ons lichaam te werken, zoo ook kunnen die geestelijke wezens, die wij engelen noemen, rechtstreeks op de stpf, op stoffelijke dingen inwerken, gelijk dit in de bezetenen zoo sprekend uitkomt. Wie de Evangeliën leest, en nauwkeurig verzamelt wat daarin omtrent de bezetenen geboekt staat, en niet ongeloovig maar geloovig is, ziet en tast op de meest overtuigende wijze, dat wel terdege aan deze demonen de macht gegeven was, om ook op het lichaam, en dus op de stofen op de organen van hun slachtoffers in te werken. Over de ^bezetenen" hier breeder, laat staan in al den omvang van jhet onderwerp, te handelen, ligt geheel buiten het bestek van deze artikelen. Zulks zou een afzonderlijke behandeling eischen. Genoeg daarom, zoo maar vaststaat, dat het breed verhaal van deze bezetenen ons de mogelijkheid, dat een demon op de stof inwerkt, ten volle waarborgt. Dit blijkt ten overvloede ook daaruit, dat Satan genoemd wordt degene t, die het geweld des doods had' (Hebr. 2 : 14). Het sterven toch is een verbreking van den band die ziel en lichaam verbindt, en is zonder invloed op bet lichaam ondenkbaar.

Daarmee is nog geenszins beweerd, dat verschijnselen als zich destijds in de bezetenen vertoonden, regelmatig ook nu nog in die mate en in zulk een graad voorkomen. Immers als de goede engelen in de dagen dat de Zone Gods op aarde verkeerde, zoo telkens als lijfwacht van den Heilige verschijnen, laat het zich zeer wel begrijpen dat Satan destijds door buitengemeene krachtsopenbaring op buitengewone wijze getracht heeft, de komst van den Middelaar te verijdelen. Actie werkt reactie, ook in gelijkheid van maat en graad. Maar wel moet geprotesteerd tegen hen, die hetgene omtrent de bezetenen verhaald wordt, als gewone krankzinnigheid of vallende ziekte pogen te verklaren. Al ontkennen we toch niet dat de verschijnselen dezer ziekten niet geringe gelijkheid met de verschijnselen 'der bezetenen vertonen, toch blijft tusschen beiden dit groot verschil bestaan, dat deze demonen den Christus beleden, toen nog niemand hem beleed, en dat ze uitvoeren niet doordat men deze ongelukkigen in een krankzinnigengesticht bracht, maar door vasten en bidden; en dan ook dat Jezus ze op zijn machtivoord uitdreef. Beide reeksen verschijnselen staan dus zoo naast en tegenover elkander, dat i °. bij de bezetenen zich niet enkel teekenen van woede en razernij, maar ook van kennisse van den Messias vertoonden toen in Israël nog niemand hem kende; (»Ik weet wie gij zijt, en gij zijt gekomen om mij te pijnigen"); dat 2". deze bezetenen niet medisch behandeld werden, maar dat ze genezen zijn door een geestelijke daad en dat Jezus er ons een geestelijke verklaring van geeft. Terwijl omgekeerd bij onze krankzinnigen wel soortgelijke teekenen van razernij voorkomen, maar zonder dat het religieuse leven eenige nieuwe, eigen, oorspronkelijke kennisse verraadt; zonder dat ze op het geestelijk machtwoord, door vasten en bidden genezen worden; en zoo dat we wel een medisch advies maar geen geestelijk oordeel van Jezus over hun toestand hebben. Ook al gaan we dus geheel mede met die geneeskundigen, die ons in het bloed, in het zieleleven, en bij name in de hersenen de oorzaak voor den waanzin pogen aan te wijzen, toch is hiermede nog niets gevorderd, dan dat men de stoffelijke sporen van den waanzin zoover . mogelijk vervolgd heeft, met het doel, om door inwerking op die stoffelijke I symptomen 'verzachting bf Verbetering aan \t brengen. Maar hieruit volgt nog geenszins, dat achter die stoffelijke symptonen niet ook een psychisch lijden schuilt, en dat in dat psychisch lijden niet een demonische, geestelijke macht kan werken. Ja zelfs niet, dat zulk een demonische, geestelijke macht niet ook kan inwerken op de stoffelijke symptomen, zoo van deze als van andere ziekten. Verzekeren kunnen we hier niets; want wat niet geopenbaard is, blijve voor ons in liet duister schuilen. Slechts teekenen we protest aan tegen elke verklaring, alsof de stof en de werking der stof hier alles ware. Vooreerst telt bij de verklaring van de lichamelijke verschijnselen ook ons eigen zielsleven mede. En dat behalve ons eigen zielsleven, ook invloeden van andere geesten op onze personen meetellen kunnen, dat zeggen we op grond van wat Jezus van de bezetenen verklaarde, als ook op grond van het feit, dat telkens weer het verschijnsel zich vertoont van zekere categorie van ziekten, die zonder medische hulp, door geestelijke middelen, soms plotseling, tot stuiting komen. Dit te overdrijven, en nu de genezing door het gebed in de plaats van de medische kunst te willen stellen, is natuurlijk ongerijmd. Maar het feit dat er ook achter het krankheidsleven meer schuilt dan langs stoffelijken weg te constateeren is, mag daarom niet weggecijferd, en met name de verzorging van krankzinnigen van Christelijke zijde ondernomen, heeft ongetwijfeld de roeping, om op dit onzeker terrein meer te ontdekken en andere krachten te laten werken, dan de medische wetenschap, die te zeer in het stoffelijke opgaat, dit vermag.

In verband hiermede mag een kort woord over de dusgenaamde Heksen'^roce^s^& n hier niet achterwege blijven. Thans verneemt men hier weinig meer van, maar tot op de tweede helft der vorige eeuw was de strijd tegen de heksen nog een levensquaestie. In den tijd kort vóór en in de anderhalve eeuw na de Hervorming zijn er stellig niet minder dan honderd duizend personen, op grond van behekstheid, ter dood gebracht. En wie de historie dier eeuwen, ook van de zijde van het Occtdtisnic, gelijk men het noemt, nagaat, kan zich overtuigen, dat hetgeen waar we nu den spot meê drijven, destijds een vreeslijke macht in het leven was. Dit heksenwezen bestond hierin, dat men zich voorstelde hoe de Duivel sommige personen, en met name oude vrouwen, of eenigszins geteekende personen, soms ook jonge kinderen, derwijs in zijn macht wist te krijgen, dat ze zich aan hem overgaven, om voortaan zijn instrument te worden, en als zijn instrumenten allerlei geestelijke en stoffelijke schade aan te richten. Wat hierin nawerkte was het in Noord-Europa pas ten onder gebrachte Heidendom, m.et name in zijn Germaanschen vorm. Groote landstreken in Europa waren, toen de Hervorming uitbrak, nog pas voor kort dusgenaamd gekerstend, en deze kerstening was soms zoo ruw ea wild toegegaan, dat ze weinig anders had gedaan, dan met geweld den heidenschen eeredienst uitroeien. Dit had ten gevolge, dat de oude heidensche mysteriën en tooverij zich in het verborgene terugtrokken, en zich als een duivelen-en demonendienst tegen den dienst van God en zijn Christus overstelden. Daar nu ook de Christelijke kerk toch steeds beleed, dat de demonen feitelijk bestaan en werken, en in de afgoden en de afgoderij hun macht openbaarden, werd de realiteit van deze booze actie beiderzijds erkend. Eenerzijds door de bijgeloovige menigte, die in haar hart nog heidensch was, en anderzijds door de kerk, die begreep dat dit booze wezen moest worden te keer gegaan. Dit leidde er toe, dat de toenmaals nog geheel onder Romes hiërarchie beslotene kerk steeds krachtiger maatregelen nam, om dit kwaad te bezweren, tot eindelijk paus Innocentius VIII in de Bul Summis desiderantes, van 3 Dec. 1484, den geheelen strijd tusschen dit heidensche wezen en de Christelijke kerk in scherpe formule bracht, en de inquisitie regelde om dit booze wezen te bestrijden. Onder den invloed der geestelijkheid heeft toen ook de Overheid zich allengs met de zaak gemoeid. Na de Hervorming vooral heeft de kerk deze aangelegenheid geheel aan den aardschen rechter in handen gegeven, en toen nu, ten gevolge van de verwildering, die de Dertigjarige oorlog in Duitschland aanbracht, het heidensche wezen nogmaals krachtig opflikkerde, is deze Hekserij derwijs machtig toegenomen, dat geheel de volksgeest ouder den indruk er van geraakte, en dat alle kerkelijke en wereldlijke macht zich heeft opgemaakt, om dit booze wezen te keer te gaan. Ook onze Gereformeerde kerken hebben op grond van Gods Woord erkend, dat al zulke toovenarij en superstitie, die de heidensche volken in onderscheiding van Israël kenmerkte; tot deri aard der heidensche volken behoorde, en in prikkeling van demonische machten haar oorsprong • en kracht had, en diensvolgens o. a. in het Formulier van het heilig Avondmaal van den Disch des Nieuwen Verbonds zeer gestrengelijk uitgesloten, al wie op eenigerlei wijze aan dat booze wezen deel had, of er zich door verleiden liet.

Dat nu destijds dit demonisch-heidensch wezen juist den vorm van Hekserij aannam, had zijn oorsprong in het bijgeloof der oude Germaansche volken, die bij hun heidenschen eeredienst ook priesteressen hadden, en in verband met deze priesteressen, allerlei vrouwelijke verschijningen, die geacht werden geheimzinnige krachten te bezitten, om te genezen of te verderven. De sWalkyren, " de dusgenaamde »Witte vrouwen" en zooveel meer waren alle openbaringen van hetzelfde verschijnsel. Deze vrouwen waren destijds deels ten goede, deels ten kwade werkzaam, door middel van geheimzinnige dranken of spijzen die ze bereidden, door tooverspreuken waarvan zij alleen het geheim bezaten, door het uitreiken van amuletten en zooveel meer. Veelal waren ze tegelijk toovenaressen en waarzegsters; trokken zich niet zelden in eenzame bosschen terug, waar men ze opzocht; en oefenden op die wijs in breeden kring een geheimzinnige macht uit. Toen nu de landen, waarin deze geestelijk geheimzinnige macht der vrouw gewerkt had, tot Christus bekeerd werden, verdween dit verschijnsel uit de steden, maar trok zich op het platteland, vooral in bergachtige en boschrijke streken terug; verloor allengs zoo meer geheel haar ten deele weldadig, genezend en zegenend karakter, en wierd ten slotte een uitsluitend verdervende, onheilige macht, die vijandig tegen de Christelijke kerk overstond, uit het geheimzinnige naar allerlei booze zonde en misdaad overleidde, en ten slotte evenzeer een antichristelijke als anii-social" macht in het leven werd. Had men nu de personen die zich hiervoor lieten vinden maar aan zekere vaste kenteekenen kunnen herkennen, zoo ware nog veel onheil voorkomen. Maar dat juist kon men niet. Deze toovenaressen hielden zich schuil en dreven haar kwaad opzet in het verborgene. Dit nu wekte onder de bevolking zeker angstgevoel. Men kwam almeer onder den indruk, dat er een booze, duivelsche samenzwering tegen de Christenheid bestond, en allerlei ongeval en leed schreef men aan de werking dier booze macht toe. Bijna geen ongeval kon voorkomen, of men vermoedde alras, dat dit door een dier heksen getooverd was. En nu ging men aan het zoeken, waar die heksen toch schuilen mochten. Men zag rond, men loerde, en een ieder »die vreemd deed" en aan wie men iets »vreemds" zag kwam al spoedig in verdenking. Wie verdacht werd v/erd gevangen genomen, of soms ook dadelijk door het volk doodgeslagen. De gevangen personen legde men op de pijnbank tot ze bekenden. Ten slotte deden dit schier allen. En op die afgedwongen bekentenis werden ze dan tot den vuurdood veroordeeld. Ook paste men wel de zvaterproef toe, zoodat elk persoon die niet zonk, maar drijven bleef, voor behekst werd gehouden; Of ook de weegproef, zoodat voor behekst gold al wie onder zeker verondersteld gewicht bleef. Eerst in de tweede helft der vorige eeuw is dit kwaad bezworen, en daarna zoogoed als geheel uitgeroeid. En vraagt men nu, of alle deze gedooden onschuldig waren, dan moet zeer zeker, met droefheid en ergernis beleden, dat eene het spoor bijster geraakte gerechtigheid haar gerechtelijk vermoorden bij tienduizenden heeft geteld. Maar van den anderen kant dient evenzeer erkend, dat wel terdege in die dagen allerlei personen nog den ouden Heidenschen geest aankleefden, zich uit vijandschap tegenover Christus aan het booze, demonische wezen van den Satan overgaven, en in dien boos geworden zin allerlei gruwelen bedreven, gruwelen van ontucht, bloedzonde, vergiftiging, bederving van anderep goed en bloedvergieting. Niet tegen een denkbeeldige, maar tegen een wezenlijk onheilige macht is de strijd destijds aangebonden, en de fout was alleen, dat de aardsche rechter in stede van alleen die gruwelen te straffen en het' bewijs van schuld formeel te leveren, ook dej-^^.r/f^/y.éÉ'boosheid wilde vonnissen, iets wat ze niet kon, en het bewijs door de pijnbank poogde te leveren, wat ze niet mag. Vooral ten plattelande zal men daarom wel doen, met in de prediking en door huisbezoek de verschijnselen van al zulk bijgeloof, superstitie en toovenarij, langs geestelijken weg, met tak en wortel uit te roeien. De demonische maclit is geen schijn maar werkelijkheid. En als het deze demonische macht ook maar even gelukt, om zich weer in de volksopinie te nestelen, loópen we gevaar; ' dat heel 'dit booze wezen,

zij het ook in gewijzigden vorm, terugkeere, en nogmaals de volkeren tot afval van den eenig waren God en tot een zich verkoopen aan de macht van Satan verleide.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juli 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Engelen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juli 1895

De Heraut | 4 Pagina's