Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Tracht naar herbergzaamheid.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Tracht naar herbergzaamheid.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tracht naar herbergzaamheid. Rom. 12 : 13.

In zijn trouwe Vaderzorge, die over heel ons menschelijk leven gaat, heeft God de Heere het niet beneden zijn Goddelijke majesteit geacht, om zich in zijn heilig Woord ook over de herbergsamnheid uit te spreken.

Voor Gods kind gaat niets buiten heilige ordinantiën om, en vi^ie God vreest, zal zich ook op het stuk der herbergzaamheid niet door lust en gril, maar door die ordinantiën zijns Gods laten leiden.

Toch zij aanstonds opgemerkt, dat de plicht, de heilige plicht der herbergzaamheid thans minder van ons vergt dan inde dagen der patriarchen en apostelen.

In de dagen der patriarchen, toen de geroepenen des Heeren nog in tabernakelen of tenten omtogen, eischte de heilige plicht der herbergzaamheid, dat men een ieder, die bij het vallen van den avond langs zijn tente kwam, binnenriep, verkwikte en herbergde.

Dit moest zoo en kon toen niet anders, omdat men den mensch die naar Gods beeld geschapen is, niet als ware hij een dier buiten mag laten vernachten.

Zonder dien heiligen plicht der herbergzaamheid zou in die dagen de reiziger van dorst bezweken of des nachts een prooi van het wild gedierte zijn geworden.

Zulk een aan een ieder verschuldigde gastvrijheid was toen onmisbaar, om het verkeer onder menschen en de menschelijke samenleving in stand te houden.

Jehova zelf heeft in de verschijning bij Mamré dezen duren plicht in Abrahams tente gehei'igd, en toen Eüphaj - aan J^JIJ ecu der schrikkelijkste zonden poogde te verwijten, waarom Gods wrake over hem was gekomen, beschuldigde hij hem niet het minst hierin, dat Job allicht den armen, moeden reiziger had afgewezen, om alleen den aanzienlijken man in zijn tente te ontvangen.

En toen 's Heeren volk zich in Kanaan gevestigd had, kwamen er wel voor tenten van doek en van vellen, huizen van steen en hout, maar de plicht der herbergzaamheid bleef dezelfde.

Zelfs nog in de dagen, toen Jezus op aarde omwandelde, gingen zijn twaalf discipelen heel het land door, en namen ze bij hun geheel onbekende personen hun intrek.

Ja, zoo ver gaat onze Heiland, dat hij in zijn aangrijpende rede over liet laatste oordeel, het niet herbergzaam zijn zelfs als grond van veroordeeling op den voorgrond plaatst, zeggende: ïlk ben hongerig geweest, en dorstig en een vreemdeling, en gij hebt mij niet geherbergd, mij niet te eten en niet te drinken gegeven."

En zoo was het gansch natuurlijk, dat ook de apostelen des Heeren herhaaldelijk dien plicht der herbergzaamheid aan de verlosten des Heeren op het hart bonden.

Paulus, toen hij aan die van Rome schreef: »Tracht naar herbergzaamheid", en straks aan de Hebreen : sVergeet de herbergzaamheid niet".

En evenzoo Petrus, toen hij, merkende hoe de herbergzaamheid aan sommigen tot een last begon te worden, zoo met nadruk verordende: sZijt herbergzaam jegens elkander, zonder murmureer en".

Ook van dezen heiligen plicht nu eischt Gods Woord, dat ge u kwijten zult om ''s Heeren wil.

«Zooveel gij dit aan een mijner minste broederen gedaan hebt, sprak uw Heiland, zooveel hebt gij dit aan mij gedaan."

De wereld durft zeggen: »Ongenoode gasten zet men buiten de deur", maar in Gods Woord wordt het u zelfs tot zonde aangerekend, indien ge ja, den vreemdeling dan wel voorthelpt, maar het doet met wrevel in uw hart, al murmureerende.

Niet alleen uw vrienden en bekenden, die u wedervergelding kunnen doen, maar de geringen en behoeftigen wil Jezus dat ge aan uw laf el zult noodigen.

Gastvrijheid moet bewezen, niet omdat het gezelschap van den vreemde u genoegen schenkt, nocli ook omdat hij u straks op zijn beurt zal ontvangen, maar omdat de menscli die naar Gods beeld geschapen is, niet aan zijn lot mag worden overgelaten, en de broeder in Christus niet mag veronaclitzaam.

Nog komt dit zoo in afgelegen streken voor, ia dorpen waar geen herberg is. Nog geldt deze plicht in vollen zin, in die nieuw bebouwde streken van Amerika, waar men van hoeve op hoeve reist. In onze Oost-Indiën heeft de eenige Europeaan die in een dessah woont, zij a huis voor eiken blanke die doortrekt open te zetten. Èn zelfs in som-mige onzer dorpen komt het nog herhaaldelijk voor, dat men althans een plek der ruste in den hooiberg aan den doortrekkenden marskramer niet durft weigeren.

Toch werkt in dit alles slechts de flauwe afschaduwing na van wat de heilige plicht der herbergzaamheid eenmaal geweest is.

Het leven en het saamleven der menschen is zoo heel anders geworden, en daarmee ook de verplichting die de herbergzaamheid ons oplegt.

Vooral in tweeërlei opzicht spreekt die verandering sterk.

Ten eerste hierin, dat er thans allerwegen goede gelegenheid om te vernachten is voor eigen geld, en dan natuurlijk moogt ge anderen, die u vreemd zijn, niet tot last wezen. Of ook, als er wel gelegenheid is, maar het geld ontbreekt, kan op aller kosten door de gemeente, of privatelijk door Christelijke liefdadigheid, in wat ontbreekt, voorzien worden.

Maar wat bovenal zoo afdoende verandering teweegbracht, is het opkomen van het geslacht der vagebonden en landloopers, veelal op diefstal zinnende rondtrekkers, die de gastvrijheid slechts misbruiken zouden om te loeren op misdrijf.

Zij vooral zijn het, die de gastvrijheid ontheiligd, en haar aiouden bloei onmogelijk hebben gemaakt.

Vandaar de nieuwe vorm, dien de gastvrijheid allengs aannam, door het verschaffen van een onderkomen aan wie rondzwerft, en door het stichten van allerlei huizen, waar de vreemdeling geherbergd wordt.

Gastvrijheid in den aiouden zin bestaatnu alleen onder aanverwanten, vrienden en bekenden, en, mits ze brieven van aanbeveling hebben, onder broeders in Cliristus.

Toch heeft daarom het apostolische vermaan, dat ge trachten zult naar herbergzaamheid, ook in onze dagen nog allerminst zijn kracht verloren.

Of kent niet een ieder in zijn kring die tweeërlei soort gezinnen wel, waarvan de ééne zich opsluiten in zich zelf, en de andere als gastvrij en gaarne herbergende bekend staan ?

Eenerzijds een huisvader en huismoeder, die zich nimmer bekreunen om wie onbehuisd en hulpeloos is, en~ anderzijds mannen en vrouwen, die op het voorthelpen van verlatenen en omdwalenden bedacht zijn.

Hier een gezin waar een Christenbroeder, die geen weg weet, nooit tevergeefs zal aankloppen, en daartegenover een gezin, waarin men geen verdere zorge kent dan voor zich en de zijnen.

En zoo ook, van den éénen kant gezinnen, waar een gastvrije toon u verwelkomt, en daartegenover gezinnen, die zich opsluiten in zichzelf, en niet talen naar wat zich buiten dien engen kring beweegt.

Gul en vriendelijk de één, stroef en bijna afstootend de ander.

Aan de ééne zijde een zelfgenoegzaamheid, die u koud en onhartelijk aandoet, soms u de reuke der zelfzucht tegenademt, en daartegenover een innemende, een tegemoetkomende, een uitlokkende omgang, die n het hart verwarmt door de warmte van hart, die naar u uitgaat.

Tusschen die twee nu ligt al het breed verschil, of de geest der herbergzaamheid vaardig over ons is, of wel dat we met deze heilige ordinantie onzes Gods niet rekenen.

Zeker, de rechten van het leven gaan voor. eigen huislijk leven gaan voor.

Er is eerst het huwelijk, het gezin, de man, de vrouw, de kinderen, de dienstbode. Dat is het uitgangspunt. P> moet eerst een gezin zijn, om aan wie buiten staat, in dat gezin een gul en gastvrij onderkomen te kunnen aanbieden.

Er is orde ook in de ordinantiën Gods, en naar die orde komt eerst het eigen huisgezin, en daarna in dat gezin pas de vreemdeling.

En bitter is het vaak in de uitkomst geboet, als men altoos vreemden over den vloer had, en altoos met anderen zich afgaf, en ten leste buiten vreemden niet meer kon, en zonder vreemden geen gesprek had, en inmiddels eigen iiuis en eigen kroost verwaarloosde.

Een gezinsleven, dat een rijk saamleven in eigen boezem wist te ontwikkelen, is voor de vorming van hart en karakter onmisbaar. Alleen in zulke gezinnen bloeit het Christelijk geloof èn de Christelijke liefde teederlijk. Ja, alleen in zulk een gezin gevoelt ook de vreemdeling zich waarlijk gelukkig.

Alleen maar dit bloeien van het levensgeluk in eigen huis mag niet ontaarden in een ongeschiktheid voor het gemeen verkeer, in een koel en koud worden voor wat buitenshuis omgaat, in een zich terugtrekken uit de samenleving en in een maken van het leven tot kleine eil& .dje.«, ? 'jndcr een brug die ze verbindt.

Waar het zoo wordt sluipt de geest. der enghartigheid in, die al wat van eigen huis en haard is overschat, die met wrevel en wangunst anderer doen en laten bespiedt, en bitsheid die afstoot meer dan gulheid die uitlokt en aantrekt tot regel des levens stelt.

Vooral onder Christenen is zoo booze geest met heiligen ernst uit te bannen.

Die afsluitende, afstootende en zelfgenoegzame geest is van den geest der herbergzaamheid vlak het tegendeel, en vloekt tegen Gods heilige ordinantie.

De zonde scheidt en sluit het hart toe, maar de Geest des Heeren zet het hart wijd open, en doet den warmen gloed der saambindende, der broederlijke liefde vanu uitsraan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1895

De Heraut | 2 Pagina's

„Tracht naar herbergzaamheid.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1895

De Heraut | 2 Pagina's