Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leeken en Vakmannen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leeken en Vakmannen.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Reeds door hetgeen we een vorig maal opmerkten, mag de voorstelling, alsof slechts vakmannen tot het instellen van onderzoek en het geven van leiding bekwaam waren, als weerlegd worden beschouwd.

Toch wenschen we, om het gewicht van het onderwerp, nog velerlei aan het gezegde toe te voegen.

En dan zij allereerst de aandacht gevestigd op de valsche pretentie, die steeds door de militairisten op den voorgrond werd geschoven, alsof ook over - nhun zake? " alleen mannen van het vak tot meespreken gerechtigd zouden zijn.

Zoo plaatsten zich »de heeren van de sabel" naast de »heeren van de academie" als een tweede bevoorrechte klasse tegenover de burgerij. En beide malen gold de laatdunkende stelregel, dat de burgerij goed er voor was om het leger, evenals ze goed er voor was om de universiteit te betalen, maar dat ze noch in legerzaken noch in universiteitszaken iets had meê te zeggen. Dat zeggenschap kwam aan de vakmannen, d. i. de ééne maal aan de gestudeerden van het vak en de andere maal aan de heeren fficieren toe. En de goede burgerij mocht ich tot twee zaken bepalen: i" tot het vullen van de krijgskas en de universiteitseurs; 2'* tot het afstaan van haar kinderen, e ééne maal om ze in de kaste der geeerden, en de andere maal om ze in de reimenten te laten inlijven.

In echt militaire landen nu, heeft men at moeten toegeven. Er viel daar tegen en stroom niet op te roeien. En tot ongeooflijke schade van land en luiden wint er et militairisme, in zijn meest barsche voren, met den dag veld. Zie het maar in uitschlaud, waar dit heillooze systeem bij et officierskorps een overmoed tegenover eder civilist of burgerman heeft gekweekt, ien men hier te lande en in Engeland eenoudig niet zou verdragen.

Hier te lande, in Zwitserland, in Engehud, '\ii •: tou dv; cl-j v, «, k iu i-'rankrijk, kuiiuui, juist iu dic iariucu w'.iu.riu voor nu drie eeuwen het Calvinisme dieper dan elders wortel schoot, heeft men die vakman-liefhebberij van het militaire wezen den kop ingenepen, en ons juist daardoor voor de plage der militairistische laatdunkendheid bewaard.

En nu is, zeer zeker, in Frankrijk het overwicht van de gr.r.r ande armee jarenlang groot geweest, maar toch niet zóó groot, of nog voor korten tijd hebben we het beleefd, dat men bij voorkeur tot minister van oorlog aanstelde, niet een generaal, noch een vakman, noch een oud-strijder, maar.... een civilist, een man van burgerlijk emplooi, en zulks nog wel een Protestant, die van de oude Hugenoten afstamde, t. w. den heer De Freycinet.

Voor een Pruis een onbegrijpelijk iets, maar een zeer wel verstaanbare keuze voor ons. Calvinisten, die uit de historie weten, hoe Cromwell, zonder ooit tot militair te zijn opgeleid, door zijn geniaal talent om een leger op de been te brengen en het tegenover de kundigste veldheeren ter overwinning te leiden, heel de wereld verbaasde.

Ook op dit punt derhalve dezelfde theorie, dat alleen de vakman mee mag spreken, tot schromelijke eenzijdigheid en kaste-hoogheid leidend, en daartegenover een gezonde reactie van het burgerelement, om deze pretentie der vakmannen binnen haar juiste grenzen terug te dringen, en de natuurlijke vrijheid van beweging voor heel het leven j der maatschappij te redden.

Zoo nu zou men, volgende op de militairen, de heeren politici kunnen voorroepen, die vaak even schoolsch de opinie voorstonden, dat men jurist moest zijn om staatsman te wezen, en dat wie niet in de rechten had gestudeerd en in de rechten geconfijt was, over staatszaken niet wel kon meespreken.

Intusschen heeft sedert 1848, door het optreden van allerlei zeer kundige «/«f^-juristen in de Tweede Kamer, deze vroegere pretentie reeds zóó gevoelige deuk en knak gekregen, dat het de moeite ternauwernood loont, deze verouderde opinie nog tegen te staan.

Van Richelieu's en Napoleons dagen af, hebben tal van «? > ^juristen, hetzij dan militairen, of theologen, of mannen die ganschelijk niet gestudeerd hadden, op politiek gebied lauweren geoogst, die aan menig jurist geen slaap gunden. Schier in elk land van Europa is allerlei ministerieele portefeuille toevertrouwd aan niet-juridische handen. In Amerika hadden tal van de eerste politici op geen enkel juridisch diploma te wijzen. En zelfs is ten onzent ia Fransen van de Putte een premier gezien, die nooit één éénig juridisch college gevolgd had.

En merkt men hiertegen op, dat Van de Putte toch meer voor Koloniën kwam, en dat hij in koloniale zaken toch weer wel specialiteit was, dan loont het de moeite om de vakmannen-theorie ook nog even in haar werking op koloniaal terrein te bespieden.

Ook daar toch was het eerst hetzelfde geroep. Over koloniale zaken kon alleen een koloniaal man meepraten. Wie niet op Java geweest was, en op Java gediend had, kon ia het koloniaal kapittel geen stem krijgen.

Dat was de bloeitijd der oud-gasten, der koloniale experts, der overzeesche deskundigen, maar ongelukkigerwijze tevens de tijd, toen er op koloniaal terrein in naam van het Nederlandsche volk het onverantwoordelijkst gezondigd is, de levende have van min blanke kleur aan geldbejag en persoonlijke faveur is opgeofferd, en er eindelijk een toestand geboren werd, die om radicale hervorming met zoo krachtige stem riep, dat die stem eindelijk gehoor vond.

Sinds spreekt over Koloniën, aan beide zijden van het Binnenhof, een college meê, waarin op de honderd leden geen tien, en op de vijftig geen vijf Indische vakmannen zijn, en al geven we nu gaarne toe, dat op dit punt de inmenging van de Staten-Generaal te onverstandig ver ging, toch staat ook hier de uitkomst vast, dat er in den Indischen Augiasstal eerst van die ure af duchtig met den bezem is gezuiverd, toen de pretentie der vakmannen voorgoed teruggewezen, en ook ? z? W-vakmannen, zelfs voor verreweg de meerderheid, recht van meespreken erlangden.

Doch hiermee is dan ook genoeg gezegd, om de traditie van de vakmannen in haar algemeenen zin te wraken, en bij het licht der historie duidelijk te doen uitkomen, sinds hoelang ze reeds van alle kanten geoordeeld ligt.

Liever dan bij dat algemeene te blijven staan, willen we daarom op het Hooger Onderwijs zelf komen, en de vraag stellen, hoe men rakende dit punt, op het gebied van het Hooger Onderwijs zelf bij ons te werk ging, zoowel bij het Openbare als bij het Vrije Onderwijs, en of men metterdaad kan zeggen, dat de regel: Alleen de vakman kan meespreken, daarbij gehuldigd ofte wel verwoi-pen is.

De ^theorie der vakmannen, het stelsel der specialiteiten, bedoelt natuurlijk, en zóó en niet anders moet het dan ook opgevat, dat over theologen entheologiealleen een^'/«^ö/öö^, over j uristen en jurisprudentie alleen eenjtirist, over medici en medica alleen een medicus over de classieke heeren en de classiciteit alleen een literator, en over de natuurkundigen en de natuurkunde alleen een natuurkundige meespreken en oordeelen kan.

Nu is er uiteraard niet ééne daad denkbaar, waardoor de toekomst van al deze vakken ten onzent sterker beheerscht wordt dan door de benoeming en het ontslag der hoogleeraren van elk dezer vakken aan onze Staatsuniversiteiten.

Wie nu hebben hierover het zeggenschap. wie beslissen, zvie benoem.en en wie ontslaan op Imt .iilvies van welke heeren ?

Worden de theologen benoemd en ontslagen op het advies van theologen, door een theoloog? De medici benoemd, en ontslagen, op het advies van medici door een medicus? Enz. enz.

Och, in het minst niet.

Een hoogleeraar in de theologie, in de medicijnen, in de letteren enz. wordt benoemd en ontslagen door de Kroon, onder het contraseing van den Minister van binnenlandsclie zaken, een man die, ten onzent althans, nog nimmer een theoloog, medicus of literator was.

En op wier advies grijpt aldus benoeming en ontslag plaats?

Zie het antwoord in art. 51 van de Wet op het Hooger Onderwijs:2> Voor elke te vervullen hoogleeraarsplaats wordt door CK? -«toren, de faculteit gehoord, eene met redenen omkleede aanbevelingslijst aan onzen Minister van binnenlandsche zaken aangeboden. Ontslag wordt niet verleend, dan op eigen verzoek of nadat curatoren zijn gehoord; deze geven deswege de belanghebbenden opgeroepen of gehoord, hun advies."

Wie zijn nu deze Curatoren, die over het ontslag en de benoeming van theologen, medici, juristen, literatoren en natuurkundigen als hoogleeraren t-ihet met redenen omkleed advies" moeten geven ? "

Zijn dat theologen als het een theoloog^ medici als het een medicus, literatoren als het een literator, en zoo juristen als het een urist geldt?

Ook dat niet.

Bij onze Staatsuniversiteiten hebben we vier colleges, elk van vijf curatoren, en onder deze twintig man, die over alle theologische katheders adviseeren, en tot advies geroepen zijn, is niet één enkel theoloog.

Te Leiden adviseeren voor theologen, medici, literatoren enz. vijf juristen. Te Utrecht vier juristen met den heer Reiger. Te Groningen z»? ; /juristen. En te Amsterdam vier juristen en één medicus.

Ge gevoelt dus wel, hoe het hier zit.

De heeren juristen hebben nagenoeg alle colleges en in die colleges alle plaatsen E voor zich ingenomen, en geen enkel theoloog, literator of natuurkundige is in hun d samenkomsten geduld.d

Een jurist als Minister van binnenlandsche zaken heeft zoogoed als zonder uitzondering nooit anders dan juristen aan de Kroon voorgedragen, om straks over de benoeming en het ontslag niet enkel van juristen, maar evenzoo van theologen, literatoren, medici en natuurkundigen ex officio, met redenen omkleed, te oordeelen.

Zoo hadden dus t/ijj'wrw^^z het rijk alleen in. 2? /hadden het monopolie. En zij als juristen zagen er_ nimmer been in, dat schier uitsluitend juristen advies zouden uitbrengen over de benoeming en het ontslag van theologische, medische en philologische hoogleeraren.

Bijna nooit is van juridische zijde, uit rechtsdrang, tegen dien scheeven toestand en tegen zoo ongehoord monopolie geprotesteerd.

Men zou zoo gezegd hebben, als er vijf faculteiten zijn en vijf curatoren, neem er dan voor elke faculteit één.

Maar het had er niets van.

Het zouden zoo goed als enkel juristen wezen.

Dat enkel juristen over de benoeming en het ontslag van theologen en medici en wat niet al zouden oordeelen, vonden zij zelven de natuurlijkste zaak ter wereld.

Bedenking schijnt nu eerst te rijzen, en dat juist bij juristen, nu er sprake is van iets in omgekeerde reden, en nu het eens ook niet-]\m%\.& i\ zijn die over Qtnjuridisch geval zouden meespreken.

Doch hoe dit zij, duidelijk blijkt uit het voorgaande, dat de eisch alsof alleen een jurist over een jurist, alleen een theoloog over een theoloog, alleen een medicus over een medicus, en alleen een literator over eén literator zou kunnen oordeelen, sinds lang ook in onze ofRcieele kringen is afgewezen, door oiize Wet wordt gewraakt, en ook practisch aan geen onzer Staatsuniversiteiten is toegepast.

Bij allen is de theorie der vakmannen, het specialiteiten-monopolie én theoretisch én practisch verworpen, daar waar het aankomt op de benoeming en het ontslag van hoogleeraren in de onderscheidene faculteiten.

Is het nu aan onze Vrije Universiteit anders ingericht? Heeft men onder ons een ander systeem aanvaard? Is men, in 1879, in onzen kring tot de overal elders geoordeelde en afgekeurde vakmannentheorie teruggekomen ?

Bij wie berust dan de benoeming en het ontslag van theologische, juridische, medische, philologische hoogleeraren enz. aan de Vrije Universiteit ?

Antwoord: bij H.H. Directeuren, op advies van en in samenwerking met het college van H.H. Curatoren.

Naar den regel dat alleen vakmannen over vakmannen adviseeren of oordeelen kunnen, zouden derhave alleen theologen een theoloog kunnen benoemen of ontslaan, alleen medici een medicus, en zoo ook alleen juristen een jurist.

Dan echter zou men nu reeds drie stellen Directeuren, of althans drie stellen Curatoren moeten hebben.

Een stel van Curatoren voor de theologische faculteit, alleen uit theologen gekozen; een dito stel Curatoren voor de literarische faculteit, waarin uitsluitend literatoren werden gekozen; en een dito stel Curatoren voor de juridische faculteit, uitsluitend saamgesteld uit juristen.

Zoo is men echter niet te werk gegaan. Die vakmannen-theorie heeft men niet gevolgd. Maar men heeft één college van Curatoren en één college van Directeuren, aangesteld, waarin, beide colleges saamgénomen, b. v. niet één literator zit, en die toch saam over de benoeming en het ont­ heb­ slag van literatoren als hoogleeraar ben te adviseeren en te beslissen.

Ook hier is de «theorie der vakmannen" derhalve principieel opzij gezet.

Ook de statuten der Vrije Universiteit huldigen de tegenovergestelde theorie, en zoowel bij de Staatsuniversiteit, als bij de onze, is het alleen in h& t faculteitettadvies, dat de beteekenis van het vakmannen-stelsel tot zijn recht komt.

Geheel in overeenstemming nu met dit standpunt, is binnen den kring onzer Vrije Universiteit ook voor een eventueele com­ . missie van enquête geen oogenblik aan het weer doen opleven van het verouderde en geoordeelde vakmannen-systeem gedacht.

Gelijk een hoogleeraar in de letteren onder ons kan benoemd en ontslagen worden, zonder dat er één enkel literator over die benoeming of dat ontslag medezeggenschap heeft, zoo ook kan in zake het literarisch onderwijs een commissie van enquête benoemd worden, waarin niet één enkel literator zit, maar die geheel uit «ïVi'-literatoren is saamgesteld.

Immers er staat geen enkele nadere bepaling van het artikel in. De eenige gevorderde qualiteit, is die van lidmaatschap der Vereeniging.

Dit alles nu overwegende, en indenkende, zal zelfs de meest partijdige beoordeelaar toch moeten toestemmen, dat de in casu aangeheven klacht eiken grond mist.

Het feit dat over de benoeming of het ontslag van hoogleeraren door colleges geadviseerd en geoordeeld wordt, waarin geen enkel man van zulk een vak zit, is in Nederland althans, geen uitzondering, maar regel.

Waarom dit zoo is, en ten deele zoo zijn moet, bespreken we een volgend maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Leeken en Vakmannen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's