Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCII.

JOHN FRITH.

„Wolsey, de bekende kardinaal en kanselier van Hendrik Vin, die eens als gunsteling van den Engelschen koning, ' oppermachtig gebood over de onderdanen zijns vorsten, heeft van al zijn macht en rijkdom, die hij bezat, geen anderen getuige achtergelaten, dan de Christ's church college, dat eerst het college van Frideswide geheeten heeft." Zoo getuigt een van de levensbeschrijvers van dezen machtigen vervolger der Protestanten. Doch dit is ons niet het opmerkelijkste van dezen man. Ons treft, dat hij als eerste hoogleeraar van deze school, die zijn liefde had en aan wier gebouw hij veel geld ten koste legde, mannen benoemde, die onder de martelaren van Christus' kerk genoemd worden en wel 'VVilliam Tyndal, Taverner de Boston, den uitmuntenden John Ciarck en John Frith. Allen waren zij mannen van groote kennis en geleerdheid. Wij bepalen ons thans tot John Frith. Deze had gestudeerd aan de hoogeschool te Oxford, waar hij binnen korten tijd zoo groote vorderingen gemaakt had, dat men daaraan den man van studie kon herkennen. Aan de groote gaven zijns verstands paarde hij godsvrucht.

Te Oxford leerde Frith Tyndal kennen en met dezen het Woord Gods, dat hem de oogen opende voor de dwalingen Van Rome. Ondanks dit alles werd hij door Wolsey — zooals wij gezien hebben — geroepen tot het hoogleeraarsambt aan het nieuwgestichte Christ's church college.

Toen echter uitkwam, wie hij en wie zijne ambtgenooten waren, werden zij in de donkere onderaardsche gevangenis van het college gezet. Hier stierven John Clark en enkele anderen. Doch voor Frith had de Heere nog eene andere taak. Daarom werd hij gespaard en straks uit den kerker ontslagen. Hiermee werd hij echter niet van alle kruis bevrijd. Eene nieuwe zware vervolging brak tegen de belijders des Heeren uit en Frith moest, om zijn leven te redden, Engeland verlaten. Vier jaren bleef hij op het vasteland. Toen waagde hij weer den vaderlandschen bodem te betreden. Nauwelijks was hij echter teruggekeerd, of Thomas Morus, die toen kanselier des rijks was, vervolgde den doodelijk gehate te land en ter zee en liet overal op hem loeren. Zelfs beloofde hij een grooten prijs aan dengene, die Frith aangaf. Toen deze zich zoo van alle zijden ingesloten zag, wist hij niet waarheen zich te wenden of te keeren. Hij vluchtte van de eene plaats naar de andere, veranderde telkens van kleeding en toch vond hij geen veilig toevluchtsoord, zelfs niet bij zijne vrienden.

Eens was hij te Reading, een stadje in de nabijheid van Londen. Daar werd hij als een vagebond opgepakt. Bij de ondervraging, waaraan men hem toen onderwierp, bleef hij steeds het antwoord schuldig op de vraag wie hij was. De magistraat sloot hem daarom op in den kerker en legde zijne voeten in het slot.

Hoewel hij nu eenigen tijd in dezsn droevigen toestand bleef en bijna van honger omkwam, wilde hij zich zelven niet verklappen. Eindelijk verzocht hij, dat men het hoofd der school van dat stadje, met name Leonard Cox, eenen vriend van Erasmas, bij hem wilde toelaten. Dit geschiedde en nauwelijks zag Frith hem, of hij begon in het Latijn over zijnen ellendigen toestand te klagen. De geleerde, verbaasd over hetgeen hij hoorde, kreeg medelijden met den gevangene, ja begon hem lief te hebben. Eerst spraken zij te zamen over hunne studiën, de •Universiteiten en de talen, die zij verstonden. Van het Latijn kwamen zij op het Grieksch, waarin Frith ook een gesprek kon voeren.

Onder de bekoring van zooveel geleerdheid en beminnelijkheid, wendde zich Leonard Cox tot den magistraat, met het verzoek den gevangene los te laten.

Dit geschiedde. Toch genoot deze niet lang van zijne vrijheid. Van alle zijden vervolgd, werd hij eindelijk verraden en in den Tower te Londen gevangen gezet. Hier voerde hij menigen strijd met de bisschoppen mondeling. Ja, zelfs Thomas Morus trad tegen hem in het krijt. Dit geschiedde schriftelijk. Hiervoor kreeg hij schrijfgereedschap, dat hem ook in staat stelde, om aan het verzoek eens vriends, met wien hij een gesprek over het avondmaal gehouden had, te voldoen en die samenspraak op te schrijven. Wel begreep hij, dat, indien dit geschrift in handen zijner vijanden kwam, zijn leven er meê gemoeid was. Maar de 'beden zijns vriends deden hem toegeven het op papier te stellen.

Het duurde echter niet lang, of het gevreesde gevaar overkwam onzen martelaar. Zekere William Hol, een kleermaker, die veel belang toonde in Frith, wist het geschrift uit de handen van diens vriend te krijgen. Nauwelijks had hij het, of hij snelde er mede naar den kanselier. Deze haastte zich het geschrift te weerleggen. Daar dit echter zeer zwak geschiedde, gaf hij er geen exemplaar van aan Frith. Toch kreeg de martelaar er een, waarop hij terstond antwoordde.

Ook in zijne twistgesprekken bleef hij den man van overtuiging en geleerdheid, als hij sprak over het vagevuur en het avondmaal en de leer der wezensverandering bestreed. In een dezer gesprekken beriep Morus zich op het gezag van Robert Barnes, prior der Augustijner-monniken van Cambridge, om de leer der wezensverandering te handhaven. Frith, die dezen geestelijke kende, beloofde in het vervolg over het avondmaal te zullen zwijgen, als allen het gevoelen van Barnes omhelsden, daar hij het toch op dit punt met Frith eens was. (Barnes is ook als martelaar gestorven in 1540). Bleek uit de geschriften, zoowel als uit de geprekken van Frith, dat hij de beginselen der Reformatie toegedaan was en daarbij verlangde te blijven, de vijanden verklaarden hem op dien grond een ketter. Zoo oordeelde ook de geestelijke rechtbank der bisschoppen, die te Londen samenkwam, om over Frith te vonnissen. De martelaar werd aan den wereldlijken magistraat overgeleverd, die hem ter dood veroordeelde.

Nadat de gewone ceremoniën hadden plaats gehad, werd Frith naar Smithfield overgebracht en daar verbrand. Lang duurde het, eer de vlammen hem hadden gedood. God schonk hem evenwel de kracht, om te volharden tot den einde toe.

Deze marteldood had plaats in 1534.

DE GAAY FORTMAN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's