Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE REEKS.

IV.

De uitlegging is het eerste stuk der prediking, waarop het Gereformeerde volk steeds ten zeerste gesteld was, en het is aan den ernst dier uitlegging dat ge nog aanstonds den prediker van Gereformeerden huize herkent.

Hij verschilt hierin van die andere predikers, die óf de uitlegging geheel weglaten óf er zóó over heenloopen, dat het bij schijn van uitlegging zonder wezen blijft.

En dit verschil wortelt diep.

Het ligt namelijk hierin, dat de Gereformeerde prediker zich wel waarlijk aan dat Woord gebonden gevoelt, uit dat Woord put, en dus zonder dat Woord ontbloot en machteloos staat; terwijl ziju minder > aan uitlegging doende" ambtgenoot, dat Woord zoo niet noodig heeft, aan dat Woord zich zoo niet gebonden gevoelt, en meer drang in zich ontwaart, om uit de volheid der eigen gedachte en der eigen gewaarwordingen te spreken.

Die ambtgenoot zou desnoods zeer wel kunnen optreden zonder tekst, om zóó maar een toespraak te houden; en dat hij het Woord nog voorleest, en den tol van zijn eerbied aan dat Woord nog betaalt, geschiedt eigenlijk meer uit gewoonte, en omdat het zoo regel is, dan dat hij persoonlijk er altoos behoefte aan zou gevoelen.

Dit brengt dan met zich, dat hij eerst Gp streek komt, als hij zijn tekst heeft afgehandeld, en nu, met loslating van ziji. tekst, op den stroom van eigen gevoel en eigea beziehng kan drijven.

E'i uit dien hoofde is het vohnaakt natuurlijk, dat zulk een prediker van de uitlegging geen werk maakt, bijna nooit commentaren opslaat, en zijn tekst meer beschouwt ais een aanloop of motto.

De Gereformeerde prediker daarentegen, die belijdt en gelooft dat de werkingen des Geestes aan het Woord gebonden zijn, kan er niet buiten en vindt er zijn kracht in.

Dat Woord is voor hem hoofdzaak. Op dat Woord komt het voor.hem aan. En zoo kan het niet anders, of hij moet wel werk van de uitlegging maken, want eerst door die uitlegging gaat het Woord open, en toont hem wat er inzit.

Zonder uitlegging, is het Woord een gesloten schatkamer, en eerst door die uit legging wordt hem de sleutel gebracht, om in die verborgen kamer binnen te dringen. Die uitlegging is voor hem dus geen bijzaak, iets wat eerst af moet loopen, eer hij aan zijn eigenlijken dienst toekomt, want zonder uitlegging heeft hij niets, staat hij er arm en met leege handen bij, en het is eerst dank zij die uitlegging, dat hij rijk wordt, rijk aan stof, rijk aan gedachten, rijk aan inhoud van allerlei geaardheid.

Juist hierin lag dan ook de reden, waarom het Gereformeerde volk steeds zoo ernstig op een degelijke uitlegging aandrong.

Immers men merkte al spoedig, dat de predikers die haar verzuimden, met wat gloed ze ook spraken, jaar in jaar uit ineenzelfden kring van gedachten omdraaiden.

Hierbij had wel de één een rijker repertoire dan de ander; ook wisten enkelen er tater èij ie brengen; maar ten slotte kwam toch dezelfde kring van gedachten altoos weer terug.

Wel met een anderen tekst, en met een andere indeeling; maar wat de stof zelve aangaat, in het wezen identiek.

Die andere predikers daarentegen, die in den bodem van het Woord ingroeven en week aan week nauwkeurig dat Woord ontsloten, leden aan dat euvel niet. Want wel hadden ook zij enkele leidende gedachten, die telkens terugkeerden, maar de inhoud was toch telkens anders en nieuw, niet doordat hun geest zoo rijk was, maar omdat ze uit zoo rijke bron putt'en.

Al was zulk een prediking dan ook minder overspannen, minder wegsleepend, en minder gekruid, ze bleek op den duur toch voedzamer, degelijker, meer de ziel sterkend, en de gemeente kwam vooruit.

Men merkte dat verschil van gemeente tot gemeente, vooral zoo dezelfde Dienaren er twaalf, twintig en meer jaren het Woord bedienden. Dan toch waren in die ééne gemeente, waar van de uitlegging geen werk werd gemaakt, zelfs de ouden van dagen nog bij de eerste beginselen blijven slaan, terwijl in die andere gemeente, waar de uitlegging week aan week doorging, zelfs de jongeren van jaren reeds aan de vaste spijze waren.

Het is zoo, ook bij die uitleggi? ig is vaak de verkeerde weg ingeslagen. Er zijn.ook voorbeelden van predikanten, die de gemeente een kwartier lang ophielden bij een geschilpunt, dat voor de zaak niets afdeed, en dat beslist moest worden met geleerde betoogen, die over aller hoofd heengingen; en zidke uitlegging sticht niet, maar doet de gemeente versteenen.

Maar dat is dan ook geen uitlegging, al noemt men het zoo. Dat is haarklooverij en peuterij, welke beide op den kansel misplaatst zijn.

Uitleggen is: den inhoud die schuilt, voor den dag brengen. Van een tekst, die een indruk maakte, - alsof er niets inzat, aautoonen, wat rijke inhoud er in schuilt; en dat zóó doen, dat de gemeente voelt: »De prediker brengt het er niet bij te pas, en legt het er niet in, maar hij trekt het er metterdaad uit."

Iets waar te meer nadruk op moet vallen, omdat er juist op dit punt zoo vaak misverstand heerscht.

Een misverstand hierin bestaande, dat men zich inbeeldt: Uitlegging komt dan alleen en slechts in zooverre te pas, als er met opzicht tot den tekst uiteenloopende gevoelens bestaan, of ook voor zoover er uitlegkundige moeielijkheden in zitten.

Loopt een tekst vlot, en liggen er geen knoopen in de biezen, dan is, zoo waant men op dat standpunt, uitlegging niet noodig.

Dit zou er dan op uitloopen, dat de klare woorden °der Schrift geen inhoud hadden, en dat de rijke schat in min of meer duistere plaatsen was te zoeken.

Verstaat men daarentegen eens en voor altijd, dat de uitlegging ook wel bedoelt, den zin en het verband der woorden toe te lichten, maar toch veel meer nog om den schat, den rijkdom die in het Woord zit, van binnen naar buiten te brengen, dan voelt men terstond, hoe de uitlegging bij niet één tekst kan gemist worden, en hoe een predikatie zonder uitlegging gelijkstaat met een redevoering waarvoor niet het Woord maar eigen vondst de stof leverde.

Komt daarentegen de uitlegging tot haar volle recht, opent en ontsluit ze het Woord, en gunt ze ons inzicht in den schat, die in dat Woord voor ons ligt, dan volgt juist hieruit, dat uitlegging alleen niet genoeg is, en dat in de tweede plaats de vraag komt, wat de prediker, en onder zijn leiding, de gemeente, alsnu met dien opgegraven schat heeft te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's