Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenparigheid  in den Liturgischen dienst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenparigheid in den Liturgischen dienst.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorig maal brachten we, naar aanleiding van een ingezonden vraag, slechts met een uiterst kort woord de Liturgische quaestie ter sprake, en komen daarom thans op dit niet zoo onbelangrijk onderwerp nog even terug.

De quaestie, die het hier geldt, komt er practisch op neer, ofde Dienaar des Woords bij de bediening der '" acraraenteh, bij bevestiging in het amot of in het huwelijk, bij zegenspreuken en zooveel meer, vrij is, om van de woorden der I^iturgie af te wijken, ot wel dat hij gehouden is, die woorden stiptelijk te eerbiedigen.

Hierover nu heerscht van oudsher tweeërlei zienswijze in onze kerken. Eenerzijds achtte men, dat de Dienaar in strengen zin gebonden was, en anderzijds dat hij vrij was hier en daar af te wijken.

De uiterste meening, dat alle Liturgische vastheid schaadde, en uit dien hoofde alle formulier diende afgeschaft, is in onze kerken wel hier en daar opgedoken, en zelfs door mannen van invloed verdedigd; maar heeft nooit geheerscht.

De gang van zaken was namelijk deze, dat de eerste Gereformeerden opgevoed waren in een kerk, die onder Romes invloed geklonken was in een Liturgischen dienst, die elke vrijheid van beweging afsneed.

Toen nu de Gereformeerden hun eerste samenkomsten hielden, moest wel het geheel vrije woord heerschen, ten deele uit reactie tegenover de strengheid der Roomsche Liturgie, en ten deele wijl alles nog ongeordend lag, en er dus geen formulieren waren.

waren. Toch heeft én Calvijn én hebben onze Nederlaildsche Dienaren, al spoedig ingezien, dat geheel deze voorloopige toestand niet kon bestendigd worden, en is men dientengevolge op het ontwerpen van een eigen Liturgie bedacht geweest.

Dank zij Calvijns, a Lasco's enDatheens bemoeiingen, zijn dan cok onze kerken allengs in het bezit van zulk een Liturgie gekomen, en mag met vreugde geconstateerd dat deze Liturgie in hoofdzaak nog steeds in onze kerken gebruikt wordt.

Slechts dient het erkend, dat het opstellen en het invoeren van deze Liturgie uiteenliep.

Daardoor toch is het drieledige'ongerief ontstaan, dat onze Liturgie onvolledig is, dat haar tekst zoo moeilijk is vast te stellen, en dat er over haar gebruik zekere onzekerheid bleef zweven.

Ze bleef onvolledig, want ze geeft feitelijk niet anders dan formulieren voor allerlei gebeden en voor kerkelijke handelingen; maar ze bevat niet een vaste regeling of ordening van den Dienst in de samenkomst der geloovigen.

Haar tekst tobt, omdat ze niet officieel in allen deele is vastgesteld.

En haar gebruik is zwevend, omdat duidelijke, ofhcieele bepalingen desaangaande ontbreken.

In 1574 op de Provinciale Synode van Dordrecht poogde men wel vaster pad te vinden, en schreef men voor, met welk votum de prediker den Dienst openen, en met welke zegenspreuk (uit Num. 6) hij dien besluiten zou, en zooveel meer. Doch onze nationale Synoden hebben dit niet kunnen doorzetten.

Er was, door het gemis aan regeling in den aanvang, allerwegen in den lande zekere verscheidenheid van gebruik ontstaan, en deswege achtte men dat veel van dien aard •xin de vrijheid der kerken", moest worden gelaten, in de stille hoop, dat de eenparigheid vanzelf wel komen zou.

Ongelukkigerwijze echter is toen die »vrijheid der kerken" verloopen in »vrijheid der predikanten'', en hierdoor is zekere losheid, haast zeiden we, slordigheid, ingeslopen, die nu nog op min goede wijze nawerkt.

Nu zou hierin later wel beter orde zijn gebracht, indien niet in Engeland een strijd ware uitgebroken, die ook op onze kerkelijke toestanden invloed had.

In de dusgenaamde Eugelsche kerk namelijk werd het Liturgische element, schier op Roomsche wijze, overdreven. Dit werkte bij de Puriteinen en Independenten, en met name bij de Schotten een geweldige reactie tegen wat men 11 Cant" noemde. En over mits nu de geschriften der Puriteinsche en Schotsche godgeleerden veel ten onzent vertaald en gelezen werden, won op niet zoo kleine schaal ook onder onze Gereformeerden de meening veld, dat alle Liturgische vastheid uit den Booze was.

De diepere vraag die hier achter school raakte de wijze waarop de werking van den Heiligen Geest in de ambtelijke bediening toegaat.

Die werking verstond men in menigen kring als een uitsluitend rechtstreeksche en volstrekte.

Een prediker, die optrad, moest ophouden zich zelf te zijn en geheel instrument van den Heiligen Geest worden, zoodat het de Heilige Geest was die in en door hem sprak, bad en lof zong.

Deze opvatting lag geheel op dezelfde lijn met de meening, dat een prediker zich niet voor den Dienst vooïjcreiden mag, maar, staande op den kansel, zich louter over heeft te geven aan de drijving'en inspraak van den Heiligen Geest.

En natuurlijk, had die nieening goeden grond, en mocht metterdaad aangenomen, dat een prediker op de.i kansel een geheel lijdelijk instrument van den Heiligen Geest is, zoodat de Geest door hem bad en sprak en handelde, dan zou elke Liturgie ongerijmd, en elke voorgeschreven formule dwaasheid zijn.

Het behoeft intusschen nauwelijk herinnerd, dat geheel deze voorstelling op misverstand en dwaling berust.

Zulk een rechtstreelcsche en volstrekte inwerking van den Heiligen Geest in de ambtelijke bediening greep wel plaats bij de Profeten en Apostelen, maar grijpt niet plaats bij de Dienaren des Woords.

Wel moet erkend, dat een Bediening des Woords, waarin geen vonken des Geestes glanzen, te kort schiet, alsmede dat Dienaren die een rijk gena; leleven hebben ook de gemeente meer verr.jken, dan predikers die nog zoo veelszins buiten de zaak staan; maar de werking des Geestes in de ambtelijke bediening is en blijft toch een Iwlpende werking, die bij het werk van Christus bijkomt, om dit te verhelderen, te bezielen, en toe te passen.

Het uitgangspunt moet daarom altoos in het Woord gezocht, en moet niet een lijdelijk wachten, maar een inspannend zich voorbereiden zijn, en alle Dienst is en blijft deswege aan den regel gebonden, dat »de Geest het uit het Zijne neemt en het u verkondigt".

Moet uit dien hoofde geheel deze voorstelling van een predikatie des Heiligen Geestes, die op elk oogenbhk den prediker ingefluisterd zou worden, geheel opzij gezet, dan rijst nu in de tweede plaats de vraag, waarin het Liturgisch gebruik in Christus' kerk zijn grond en oorsprong heeft.

Predikatie en Liturgie staan, gelijk ieder terstond gevoelt, ten deze lijnrecht tegenover elkander. •

De predikatie gaat van den predikant uit, de Liturgie komt tot hem. Hij stelt zijn predikatie, de Liturgie is voar hem gesteld. In de predikatie spreekt hij zijn eigen woord, in de Liturgie het tvoord der kerken.

En op dat laatste nu komt het hier juist aan.

Er is in de kerken één, de eeuwen doorgaand, en alle plaatsen omvattend leven.

Wel hebt gij in dat aan allen gemeene leven ook weer uw eigen persoonlijk leven, maar toch dit persoonlijke leven kwam uit dit gemeene leven op, en blijft er een deel van uitmaken.

Hoe ook de personen wisselen, de gemeente blijft de ééne en dezelfde gemeente van Christus.

Zit gij dus des morgens of des avonds in uw bepaald kerkgebouw neder, dan is er toch een band, die ongezien u verbindt met alle andere geloovigen, die in andere kerkgebouwen en in andere steden of dorpen God loven, en het is ééne offerande der aanbidding die eiken Sabbatmorgen en eiken Sabbatavond voor den Heilige opklimt.

De profetie bij Jesaia: »Van alle einden der aarde hooren wij psalmzingen" is in vervulling gegaan.

En niet alleen dat ge zoo in levensverband staat met al die andere geloovigen, maar ge staat evenzoo in verband met de gemeente die was, en met de gemeente die komen zal.

Het zijn dezelfde psalmen die zij zongen, en die gij hun nazingt, en die uw kinderen zullen zingen na u.

Het is hetzelfde Onze Vader, dat gij bidt, en dat zij baden, en dat uw kinderen u leerden nazeggen.

Het: »Ik doop u in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes" is eeuw na eeuw uitgeroepen, gelijk het over u in uw Doop uitging en gelijk gij het hoordet uitroepen over uwe kinderen.

En ook aan den heiligen Disch is sinds eeuwen door het volk des Heereu bij het gebroken brood en bij den vergoten wijn dezelfde zoete, heilige taal beluisterd.

Welnu, dit gemeenschappelijke leven der kerken is het, hetwelk in den Liturgischen dienst tot uiting komt.

De prediking is particulier. Voor eiken Zondag, in elk dorp, in elk kerkgebouw anders. Wel een zelfde waarheid brengend en een zelfde heil toepassend, maar in taal en vorm geheel verschillend.

Daarentegen is al het ov^ng^iniet particulier, niet bijzonder, niet individueel, maar voor allen één, één door alle eeuw en één aan alle plaatsen.

Hier ligt dus het verschil en de tegenstelling, en dit nu maakt dat de prediker in de predikatie zijn eigen taal moet spreken, maar in het overige de taal der kerken, terwijl tusschen die beide in het gebed staat.

Immers voor Gods aangezichte zich stellende, heeft de gemeente waarin gij neerzit, deels een stoffe van lof en dankzegging en smeeking met de gemeente van alle eeuw en plaats gemeen, maar ook deels eigen nooden, eigen zonden, eigen uitingen van lof en liefde voor haar God.

Bij het gebed eischt uit dien hoofde de aard der zaak, dat er tweeërlei gebed zij. Ten eerste het gebed dat men meebidt met en ndbidt aan alle kerken van Christus, en ten tweede het gebed dat men bidt uit eigen zielsdraug, uit eigen nood, en in verband met het eigenaardige woord der predikatie.

Jammer slechts dat juist op het punt van het gebed de strijd vaak zonder deze zoo noodige onderscheiding gestreden is. Dan wilde de één niets dan het formuliergebed, de ander niets dan het vrije gebed. En men zag niet in dat de juiste oplossing hier in de juiste onderscheiding ligt, tusschen het gebed dat u met alle kerken gemeen, en het gebed dat u als plaatselijke kerk en in dat kerkgebouw s3.a.mgekomeïi, particulier is.

Feitelijk zijn ten onzent dan ook bijna alle formuliergebeden in onbruik geraakt, behalve bij de bediening van Doop en Avondmaal. De overige gebeden van onze Liturgie bescliouwt men als niet geschreven. En het is al veel dat bij de kerkeraden, dassen en synoden het formuliergebed weer meer in zwang komt.

Maar overigens is de afschaffing van alle vast gebed bij ons zóó radicaal toegegaan, dat er tal van kerken zijn, waarin het Onze Vader zelfs soms maanden lang niet gebeden wordt.

Is hiermee nu de grond en de stand vdn het geschil genoegzaam blootgelegd, dan zij er tevens op gewezen, hoe ook hierin allerlei zondige neiging zich mengde.

Reeds in het gebruik der woorden komt dit uit.

Een gebonden of een vrij gebed, een gebed uit het »boekje" of een gebed uit »den Geest", zijn uitdrukkingen die genoegzaam toonden, dat er zonde in het spel was. Stelt ge toch «gebonden" en »vrij" tegenover elkaar, dan ligt het voor de hand, dat op het geboudene zekere blaam rust, en dat het vrije voorkomt als iets edels en begeerlijks.

Zijn we niet «vrijgemaakt? " moeten we niet staan in de »vrijheid" van Christus? — en hoe zou men dan van die gebonden gebedjes uit een boekje gaan opzeggen ? I3 dat iets anders, zoo vroeg men, dan papegaaienwerk ?

Had men daarentegen in plaats van die valsche tegenstelling de zvare tegenstelling genomen, van de taal der kerken en de taal van den specialen Dienaar, de uiting van het gemeenschappelijke en van het bijzondere leven, dan zou de uitwerking heel anders zijn geweest, en het betrekkelijk, maar dan ook deugdelijk recht der Liturgie, der Liturgische gebeden en der Liturgische taal erkend en gevoeld zijn.

En dan was er nog een ander middel, waardoor Satan de geestelijke kracht der Liturgie bestreden heeft, door namelijk aan de jeugdige Dienaren in te fluisteren, dat deze formulieren een soort van noodhulp voor hen waren, omdat zij nog niet ver genoeg waren, om uit zich zelf te bid­ v den en met eigen taal te spreken.

Die influistering nu had geen ander gevolg, dan dat de jeugdige Dienaar geprikkeld werd, om te toonen dat hij dat wel kon, en in het gebruik van het formulier iets ver7iederends zag.

Het formulier lezen was «een lesje opzeggen, " en dat wasgoed voor kinderen of minder welbespraakte Heden, maar had geen zin voor mannen die zoo goed ter tale waren, en daarom moest het formulierboek gradeerd.

Iets wat ook tengevolge had, dat waar geheel weglaten van het formulier bij Doop en Avondmaal althans niet goed ging, men het formulier dan nog wel las, ja, maar hoe ?

Het werd niet meer gelezen, maar afgeraffeld, zoodat niemand er iets aan had, en ieder verlangde dat het maar uit was. Om aan dien wensch te gemoet te komen, liet de prediker er dan maar heele brokstukken uit; dat bekortte. Stond er iets in, dat hem niet aanstond, of dat hij niet begreep, dan las hij het anders dan het er stond. En als het uit was, dan begon hij zelf als Dienaar weer te spreken, en dan moest het wel den indruk maken, dat hij het veel beter deed, dan dat ziellooze formulier.

Zoo nu kwam de meest grenzenlooze wilkeur tot heerschappij, een wilkeur, die ten slotte zóó ver ging, dat de predikant zich niet ontzag zelfs in de Doopsformule en in de inzettingswoorden van het heilig Avondmaal allerlei naar eigen goeddunken te veranderen.

De vrijheid der kerken was sinds lang verdwenen, en een ieder had het voor lief te nemen, zooals de prediker het goed vond den Dienst in te richten.

Een wilkeur, die in het eind tot stelsel verheven, niet zelden denzeifden prediker gedurig op en neer deed gaan.

Dezelfde Dienaar deed het nu eens zus, en dan weer zoo, al naar het hem op het oogenblik zoo inviel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Eenparigheid  in den Liturgischen dienst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 september 1895

De Heraut | 4 Pagina's