Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tucht en Doop.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tucht en Doop.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 11 Oct. 1895.

I.

Een vorig maal is er op gewezen, dat de Tucht volstrekt niet in de eerste plaats noch uitsluitend strekt om dolende en afgevallen geloovigen terecht te brengen, maar wel terdege, om het Verbond Gods heiligte houden.

Dit duidelijk te doen uitkomen, is te meer van belang, overmits er den laatsten tijd, en zeer terecht, op gewezen is, dat Tucht geen straf is, in crimineelen zin. En dit is ook zoo. Straf is een uiting van overwegende macht, en zulk een macht hoort bij de Overheid thuis, maar niet in de kerk. Maar hieruit volgt nog in het minst niet, dat daarom de Tucht alleen op de geloovigen of op hypocrieten zou doelen, d. i. alleen op den mensch. Integendeel de Tucht doelt ia de kerk, evenals alle andere dingen, zelfs in de eerste plaats, op de eere Gods.

Als goede Calvinisten mogen wc dit principieel Gereformeerde standpunt nimmer loslaten.

De eere Gods gaat bij ons altoos voorop, en eerst daarop volgt het heil van den mensch.'

Ook ia zake de Tucht moet door ons dezelfde regel worden vastgehouden, en ge moogt niet gedcogen, dat de Tucht op ethische wijze uitsluitend in verband worde gebracht met de zedelijke verbetering of heiliging van den mensch.

De formule nu waarin de Tucht aan de bevordering van de eere Gods moet worden dienstbaar gemaakt, is onder ons. Gereformeerden, van oudsher bekend, als de heilighouding van het Verbond Gods.

Natuurlijk is dit niet in collegialen zin bedoeld.

Zekere kring van geloovigen, in een stad of dorp, die zich als skerk" formeerde, en nu na verloop van tijd denkt: »Die man of die vrouw hoort toch eigenlijk niet bij ons. Daar hebben we maar last van. Die moet er weer uit. En daarom zullen we ze maar afsnijden", zondigen grovelijk.

Dat is geestelijk opgevat: Independentenwerk, ea formeel genomen: een collegiale zonde.

Wat de Synodale kerk in en sinds l88( deed, de Tucht misbruiken om zich van on gevallige personen te ontslaan, is geen Tucht in den Naam des Heeren uitgeoefend, maar misbruik van overgeleverde vormen voor het bereiken van collegiale doeleinden.

Neen, het punt waarop het hier aankomt, en dat steeds scherp in het oog moet gevat is : de heiUgliottding vati het Verbond des Heeren.

Zoo leert het de Schrift. Zoo hebben het onze vaderen beleden. En zoo moet het ook door ons volstandiglijk worden vastgehouden.

Dan vloeit daar ook wel vanzelf uit voort, dat ge tevens de geloovigen sterkt en den hypocriet ten deele ontdekt, maar dit is uitvloeisel en gevolg, geen uitgangspunt en hoofddoel.

Dat alles is wel uitnemend, - en bepaalt in menig opzicht uw wijze van handelen, maar het bepaalt niet het beginsel waaruit gehandeld moet worden.

De kerk is er niet om ons, maar om Gods wille.

Hij roept ze in het leven om Zichzclfs wille, en de vrucht die er ons uit toekwam, komt uit de hooghouding van zijn eere voort.

Feitelijk brengt dus ook de kerk u nut of schade, al naar gelang ze de eere Gods handhaaft of prijs geeft.

Het kerkelijk saamleven in een kerk als dé Synodale, die de handhaving van de eere Gods, door het handhaven van zijn Waarheid, streek, doet kwaad, terwijl omgekeerd het kerkelijk leven in een kerk, die hoe gebrekkig ook, voor die eere Gods ook in zijn Waarheid opkomt, altoos zegen brengt.

Geestelijk nu rust die kerke Gods in het Verbond.

Niemand mag in de kerk verkeeren dan als bondelijtg. Die geen bondeling is, hoort er niet in, en kan er niet in verblijven.

De kerk is geen vergadering van menschen, zóó maar. Neen, ze is een vergadering van gequalificeerde personen. En de qualiteit die zulke personen ten deze dragen moeten is die van »geloovigen."

Ditwoord «geloovigen" beteekent hier niet; ï menschen die reeds tot de volle belijdenis des geloots uit een waarachtiglijk bekeerd hart gekomen zijn." Dan toch zouden alle jonge personen buiten de kerk vallen. En, sterker nog, dan zou van niemand zijn uit te maken, of hij tot de kerk al dan niet behoorde. Immers of iemand uit een waarachtiglijk bekeerd hart belijdt, dat weet alleen God en d; .l persoon zelf. Een ander kan hierin wel gissen, maar ook missen. Een oordeel der liefde is nog geen oordeel dat zeker gaat. En telkens doet de Schrift ons gevoelen, hoe wie Lo-ammi scheen, Ammi is, en omgekeerd.

De quahteit van »geloovigen" moet daarom, naar Gerefoi^meerde beginselen, zóó verstaan, dat deze qualiteit als aanwezig geëerd worde in allen die het geloof naar het wezen hebben, ook al missen ze nog het welwezen er van, en dus ook in allen die het geloof als vermogen ontvingen, ook al missen ze nog de volle vrucht\

Het oordeel hierover loopt dan weer uiteen naar de jaren.

Bij een volwassen persoon staat het oordeel anders dan bij het kind.

Bij een kind namelijk kunt ge in dat kind, als het nog zeer jong is, niets waarnemen, en mist ge elk teeken, om te beslissen, of het vermogen des geloofs in zulk een kind aanwezig is of niet.

Bij volwassen personen daarentegen valt wel iets waar te nemen. Zij uiten zich en ze hebben hun wandel. Daar rijst dus de vraag, of ge in hun uiting en wandel een geloofswerking bespeuren kunt.

Wilt ge derhalve geen Doopersche kerk, zonder kinderen, uit enkel volwassen personen bestaande, maar een Gereformeerde kerk, bestaande uit volwassenen éa uit kinderen, cl. i. uit de kerk met haar zaad, dan moet uw oordeel zich hier onderscheidenlijk leiden laten.

Voor de beoordeeling der kinderen mist ge alle eigen waarneming, en hebt ge alzoo af te gaan op den door God gestelden regel, dat i> de kinder kens van het geloovige volk in zijn Verbond begrepen ziji."

Of dit laïei'bij elk van hen persoonlijk zal uitkomen, staat aan ons niet te beoordeelen. Daar weet ge, als ze nog kleine kinderkens zijn, niets van. Niet uw inzicht of vermoeden, alleen de door God gestelde regel zal hier gelden, aan dien regel zult gij u onderwerpen, voor dien regel zult ge zwichten, en waar ge kinderkens vindt, geboren uit het geloovige volk, daar zult gij belijden en erkennen, dat deze kinderkens mitsdien in het Verbond Gods begrepen, en alzoo door u te beschouwen zijn als menschelijke wezentjes, die door God gequalificeerd zijn, alsof ze de qualiteit des geloofs, hier van het gelookvertnogen, bezaten.

Dat dit later vaak anders blijkt, ligt niet voor uwe rekening. Dat laat ge aan uw God over.

Voor den regel dien God u stelde zijt gij niet verantwoordelijk. Verantwoordelijk zijt gij er alleen voor, dat ge u aan den regel door God u gegeven houdt, en bij het opgroeien van uw kroost doet wat uit dien regel voortvloeit.

We staan hier voor een mysterie dat niemand doorgronden kan.

Eenerzijds staat het vast, dat God zulke kinderkens in zijn Verbond besluit, en anderzijds is het feit niet te loochenen, dat velen den zegen van dat Verbond niet deelachtig blijken te zijn.

Wilt ge daar nu toch indringen, dan verloopt ge op doolpaden, geeft de kinderlijke gehoorzaamheid prijs, en bederft uw kerk.

Zegt ge daarentegen: Alzoo is de door God gestelde regel. Daar buig ik voor. Alzoo geloof ik het. Welnu, dan bloeit uw kerk, en heeft de gehoorzaamheid des geloofs ook hier haar vrucht.

Maar natuurlijk dezen regel door God voor de kinderkens gesteld, moogt gij niet verwarren met den regel door God gesteld voor de volwassenen.

Voor de laatsten geldt een eigen regel, en die is, dat ze zich als geloovigen openbaren zullen.

Niet in dien zin, dat het u zou gegeven zijn, in hun.ziel in te dringen, ze van binnen te bezien, en hun hart te beoordeelen. Kenner des harten blijft Hij alleen die dat hart schiep.

Gij als mensch zult van de kennis des harten afblijven. Die komt u niet toe. Gij kunt en moogt alleen op uitwendige teekenen afgaan, en die teekenen zijn hier dat er zij zuiverheid in het belijden en zuiverheid in den wandel.

Als die beide er nu zijn, hebt gij evenwel, zoomin als bij de kinderkens, nog in het minst geen onfeilbaren waarborg, dat het in hen nu ook een echt w.-rk is.

De belijdenis van een hypocriet kan zeer zuiver in woorden, de wandel van een huichelaar zeer zuiver voor der menschen oog staan, en dat toch God de Heere de leugen in het hart en de leugen in het leven ziet en er tegen toornt.

Maar bok dit valt buiten iiw consideratie. De echtheid keurt God alleen. Gij moogt en kunt niet verder gaan dan de uitwendige kenmerken. Eu waar die aanwezig zijn zult gij de personen als gequalificeerd voor uw kerk eeren.

Zoo ze u bedriegen, komt dat niet voor uw verantwoording. Te verantwoorden hebben zij dat zelven voor hun God.

En gij gaat vrij uit, zoo ge slechts oordeelt naar den regel dien God zelf u voor de beoordeeling, zoo van de kleine kinderkens eenerzijds, als van de volwassenen anderzijds, gegeven heeft.

Verder kunt, en verder moogt ge niet gaan; maar ook zooverre moet ge gaan, en een kerk, die verzuimt zoover te gaan, zondigt.

Wat zeggen wil, dat ge als kerk alleen doopea moogt en moet, wat gepresenteerd wordt als het kindeke van een geloovige, geen ander kind. En evenzoo dat ge als volwassen leden van uw kerk alleen dulden moogt, maar dan ook eeren moet, al wie zich aan u openbaart, als in belijdenis en wandel zuiver.

Dan is daarom het Verbond Gods nog niet onbevlekt, want elke hypocriet ontheiligt het.

Maar gij, voor wat u aangaat, heiligt het dan.

Niet naar eigen wijsheid, maar naar den regel u door uw God gesteld. Ea daarmee zult ge tevreden zijn.

Doopt ge daarentegen kinderkens die niet uit geloovigen geboren zijn, of ook duldt ge als leden uwer kerk personen die niet zuiver van belijdenis, en niet zuiver in hun wandel zijn, en wel zoo, dat ge dat weet, of weten kunt, dan verzaakt ge als kerk uw plicht, en hebt door eigen schuld of nalatigheid Gods Verbond ontheiligd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Tucht en Doop.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's