Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCX.

ADAM WALLACE.

In het jaar 1550 kwam de vrede tusschen Engeland en Schotland tot stand. Hierdoor werd de invloed van het eerstgenoemde land, waar de hervorming onder den vromen Eduard VI gezegevierd had, op hel laatstgenoemde te grooter. Protestantsche geschriften overstroomden nu Schotland. Dit maakte den geest der vervolging weer vaardig over de regeering. Gedurende den oorlog had deze hem moeten breidelen, om niet velen tegen zich in het harnas te jagen. Nu dit niet meer hinderde, werden nieuwe wetten tegen de zoogenaamde ketters uitgevaardigd, vele geloovige edelen verbannen en een belijder der waarheid wegens ketterij verbrand. Deze eene was Adam Wallace.

Omtrent het leven van dezen martelaar is ons weinig bekend. Zooveel te meer weten wij van zijn sterven.

Den lyen Juli 1550 stond er te Edinburg, den zetel der Schotsche vorsten, achter de kanselarij van het klooster der zwarte monniken, een stellaadje opgericht, waar het vonnis zou uitgevoerd worden over Adam Wallace, die om de waarheid in Christus gevangen zat. De talrijke zetels, welke daarop stonden, werden bezet vooreerst door den regent. Links van dezen zat de deken vaa Glasgow, G, .T, M: J Haiöikon, die de; ; tisschop dien' pkats vertegenwuordigde. Aan ajne rechterzijde was de zetel van den aartsbisschop van St. Andrew, primaat des koninkrijks. BvilBri dezen bevonden èr zich nög 'vele abten, priors, graven en andere personen, zoowel geestelijken als leeken.

Ook was ei een zetel voor John Lauder, den aanklager van Wallace, bedekt met een rood overkleed en eene roode muts. Dat het voorts niet ontbrak aan een groote schare nieuwsgierigen, kunnen wij ons wel voorstellen. Toen allen gezeten waren, werd Adam Wallace, een arm en eenvoudig man, door John d'Arnot, een dienaar van den aartsbisschop van St. Andrew, op de stellaadje gebracht en recht tegenover den beschuldiger geplaatst.

Nadat de beschuldigde zijnen naam genoemd had, begon de fiscaal: jHet doet mij van harte leed, dat een ellendeling als gij met uwe schandelijke woorden deze eerwaarde vergadering geërgerd hebt." Eenvoudig antwoordde Wallace: sik heb gesproken, zooals God mij naar zijne genade geleerd heeft, en mijne woorden waren noch ergerlijk noch schandelijk." jHadt gij maar nooit een woor.d gesproken", hernam de beschuldiger, want gij zijt van zulke verschrikkelijke ketterijen beschuldigd, die niemand ooit heeft kunnen bedenken. Ik vrees, dat, bij het mèdedeelen daarvan, zwakke zielen geërgerd zullen worden. Daar ik echter bevel ontvangen heb om ze te noemen, zal ik ze u vooriezen. Vooreerst wordt gij, Adam Wallace, beschuldigd, dat gij zoowel in het openbaar als in de huizen geleerd hebt, dat het brood en de wijn van het Sacrament des altaars niet veranderen in het lichaam en bloed van Christus na de consecratie" (wijding).

Wallace wendde zich hierop tot den Stadhouder en de andere heeren, zeggende: ilk herinner mij niet, dat ik ooit iets geleerd heb, dat de bijbel mij niet te voren geleerd had." Met dit antwoord niet tevreden, vroeg de beschuldiger. jWat hebt gij dan geleerd? " De martelaar herhaalde de woorden der Schrift. Den aartsbisschip was dit, alsof hij r.iet mor »!jn gevoelen dorst uitkomen. Daarom drong hij aan op ^KVi rechtstreeksch antwoord. Eu toen ook de beschuiüiger de aanklacht iiog eens-voorgelezen had, sprak Wallace vrijmoedig.: »Ik heb geleerd, dat, Waiïn'efër het Sacrament, h'etwelk gij dat des klfaars 'rioemt, bediend wordt zooals de Zone des levenden Gods het ingesteld heeft, Deze aldaar door zijne goddelijke kracht en werking, die zich overal in den hemel en op de aarde openbaren, tegenwoordig is."

Nadat de bisschop van Ockney nog eens gevraagd had: ^Gelooft gij niet, dat het brood en de wijn in het Sacrament des altaars, na de consecratie, het ware lichaam, en bloed van Christus worden"; bewees onze martelaar uit talrijke plaatsen der Schrift, dat brood en wijn in het Avondmaal niet wezenlijk in het lichaam en bloed van Christus veranderen. Zijne menschelijke natuur was in den hemel en niet op de aarde en kon ook niet alomtegenwoordig zijn, daar dit eene eigenschap der goddelijke en niet der menschelijke natuur is.

Op deze woorden riep de bisschop van Ockney uit: »Dit is eene vervloekte ketterij."

Nu volgde de tweede beschuldiging. John Loude sprak: sGij hebt gepredikt, dat de mis eene gruwelijke afgoderij voor God is. Is dit zoo? De martelaar antwoordde: Indien iemand mij het woord smis" in den bijbel kan aanwijzen, zal ik in haar gelooven. Ik heb het, al heb ik Gods Woord in drie verschillende talen meermalen gelezen, nimmer daarin gevonden." Zonder antwoord op de vraag van Wallace te geven, ging de beschuldiger over tot de derde beschuldiging, volgens welke de aangeklaagde den God der Roomsche kerk een met menschen handen gemaakte genoemd zou hebben. Wallace vermaande hiertegenover: sik bid God den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest aan, maar ik weet niet welk een soort van God gij aanbidt."

Nog andere punten van beschuldiging werden ingebracht, waarop Wallace het antwoord niet ontweek.. Toen eindelijk de beschuldiger, alles samenvattende, hem nogmaals vroeg: •«Erkent gij, dat gij de genoemde ketterijen alle geleerd hebt, " antwoordde hij vrijmoedig: »Ik weet niet dat ik iets geleerd heb wat met Gods 'WooTd niet overeenkomt. God r'o'ép ik daartoe aan kis-getuige fcri be'sluit, döór'Gods genade, tot den einde toe daarin te volharden, tenzij iemand mij uit Gods Woord van ongelijk overtuige."

Hierop zich wendende tot den Stadhouder, herinnerde hij hem, dat zijn bloed van hunne handen zou geeisclit worden, indien zij hem lieten ter dood brengen.

Ondanks dit alles werd de martelaar een ketter verklaard en aan den wereldlijken rechter overgeleverd. Deze veroordeelde hem tot den brandstapel. Eer dit vonnis werd uitgevoerd, zat Wallace in den kerker, Tolbuith genoemd, met geboeide voeten. Daar werden een-en andermaal monniken en geestelijken tot hem gezonden. Doch geen hunner kon hem aan het wankelen brengen. Des avonds, toen allen hem verlaten hadden, viel Wallace op de knieën en bad. Daarna zijn psalmboekje (zijn bijbel was hem ontnomen) nemende, 'begon hij te zingen. Nauwelijks vermoedde zijn bewaker, dat hij nog een boek bij zich had, of hij onderzocht dit en ontnam hem ook zijn psalmboek. Des anderen daags werd de brandstapel gereed gemaakt en intusschen de martelaar nog eens tot afval bewogen.

Te vergeels. Gods kracht hield hem staande, ook toen hij naar buiten geleid werd, gevolgd door een groote menigte tot wie hij echter niet spreken mocht. Op den brandstapel gebracht sloeg hij zijne oogen ten hemel en zeide tot het volk: »Ik bid u, erger u niet aan den dood, dien ik om der waarheid wil moet ondergaan; want de discipel is niet meerder dan zijn Meester." Deze v.'oorden ergerden een der dienaren, waarom hij hem verbood te spreken. Toen zag Wallace nog eenmaal ten hemel en zeide: sHeere, zij willen mij niet laten spreken." Daarop werd hem de strik om den hals geworpen en het vuur aangestoken, waarna hij stierf in zijnen Heere en lïorg, Jezus Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's