Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tucht en Doop.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tucht en Doop.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX

Bij de velerlei twistgesprekken, die zich over den heiligen Doop nog steeds vermenigvuldigen, verzuime men niet, nu en dan, ook eens een pleidooi van de zijde der Baptisten in te zien.

De »Baptisten" zijn ten deele andere menschen dan de »Doopsgezinden" of de aloude sWederdoopers." Ze zijn niet oud-Nederlandsch, maar Nieuvv-Engelsch, van oorsprong en in vorm van uitdrukking. De geschriften van Menno Simons kennen ze niet, maar allerlei vertaalde Engelsche geschriften stichten hen zelven en zijn in hun hand middel van propaganda.

Wel zijn ze, gelijk vanzelf spreekt, met de oude Dooperschen in beginsel één en één van bedoelen; maar ze drukken zich heel anders uit, loopen andere paden af, en verdedigen zeer afwijkende stellingen.

Optredende in dit nieuw gewaad zijn deze Baptisten inmiddels in de Anglo-Saksische wereld, d. i. in Amerika en Engeland, een lichaam van vrij aanzienlijke beteekenis geworden.

Ten onzent zijn de Doopsgezinde kerken stille nabloeisters uit een geheel ander verleden; maar in Engeland en Amerika zijn de Baptistcn-genieenten actieye, overal propaganda drijvende groepen, die kerk na kerk stichten, vromen uit allerlei kerken om, zich verzamelen, een steeds aangroeiend getal van geschriften uitgeven, theologische scholen in het leven roepen, en last not least, denk maar aan Spurgeon, door een bezielende prediking de schare tot zich lokken.

Wat deze Baptisten nu drijven is volstrekt niet ten principale de »bejaarden-doop door onderdompeling". Daar houden ze wel aan vast. Dat is voor de groote menigte wel het zichtbaar teeken, waaraan men hen herkent. Maar het is volstrekt niet het doel waarop ze afgaan.

Integendeel, de bejaarden-doop volgt wel uit hun streven, maar dat streven zelf gaat veel dieper, en is veel inwendiger van aard.

Hun hoofd-thema namelijk, waarop ze altoos weer terugkomen, en waar ze altijd weer nadruk op leggen, en waar ze zelven het heilig pand in zien, waarvan de bewaring hun is toevertrouwd, ligt in de %vedergeboorte.

De inew birth" gelijk zij het noemen, dat is het eigenlijke refrein waar al hun lied van zingt. De »nieuwe geboorte" is het primordiaal artikel, dat de spil vormt vbor heel hun belijdenis. En veel meer dan de bejaarden-doop is de »Doop des Heiligen Geestes" het hoogste goed, dat ze zelven zeggen ontvangen te hebben, en' waarnaar ze de begeerte in anderen opwekken.

New birtk", snieuwe geboorte", wat dan ongeveer hetzelfde bedoelt, als hetgeen wij onder «wedergeboorte" verstaan, maar desniettemin opzettelijk liever als ^nieuwe geboorte" dan als ^ivederg& hoo'i: \.& " wordt uitgedrukt.

Immers in dit kleine verschil, of ge spreekt van snieuwe geboorte" of van iitvedergeboorte\ ligt wel bezien al de tegenstelling tusschen het Doopersche en het Gereformeerde beginsel. Op grond van de Heilige Schrift belijdt de Gereformeerde, dat hetgeen leeft in Gods kind is dezelfde pers )on, die in hem ontvangen en geboren was, maar nu herbo'ren, en zoo uit den doad in het leven overgegaan, terwijl de Doopersche met van herschepping, maar van schepping spreekt, en eigenlijk het kind van God beschouwt als een nieuw geboren, ia den ouden mensch ingedrongen hemelsch ik.

Er heerscht in de Doopersche voorstelling dus zekere overspanning. De vernieuwing wordt in te volstrekten zin genomen, & n de band met den oorsproakelijkeu pwsoon te veel, iosgelaten. Diep gevoïïld, en kernachtig beleden wordt, dat Gods kind is seen - nieuw schepsel in Christus Jezus geschapen tot goede werken." Maar vergeten meest, en soms ontkend wordt, dat de persoon zelf, die eerst in zonde ontvangen en geboren was, uit den dood ten leven overging; dat dus het ik in het oude schepsel tevens het ik is van het nieuwe schepsel; en dat niet voor den vroegeren persoon een ander persoon in de plaats kwam, maar precies dezelfde persoon nu optrad als . door Gods genade begiftigd met een nieuw leven.

We verhelen noch verbloemen dus ook maar ia i.et minst, dat de Baptisten van thans, evenals de Doopers van vroeger, metterdaad hierin ^«zuiver gaan, en ganschelijk ten onrechte in den wedergeborene den band met zijn verleden voorbij zien.

Maar ook al komen we hier eigener beweging voor uit, toch neemt dit niet ^zg, dat de oude Doopers en de nieuwe Baptisten, metterdaad door hun moedig en beslist opkomen voor de »nieuwe geboorte" sterk staan tegenover alle kerken en richtingen, die een rechtstreeksche onmiddellijke daad Gods bij de inplanting des nieuwen levens verzwakt of miskend hebben; en het is juist op dit punt dat de Doopers met de Gereformeerden in één gelid tegenover alle overige richtingen staan.

De Roomsche en Grieksche kerken binden ' de wedergeboorte aan de middellijke daad in het Sacrament, de Luthersche kerk aan de middellijke daad in Sacrament en Woord beide. En het is tegenover deze beide voorstellingen, dat de Gereformeerde kerken, onder verwerping van alle voorbereiding en alle middelen, den oorsprong des nieuwen levens in den zondaar uit de rechtstreeksche en onmiddellijke daad des Heiligen Geestcs verklaren.

Geheel hun standpunt eischt dit.

Waar toch hoofdzaak voor elk Gereformeerde was, dat zijn innerlijk leven en de zaligheid zijner ziel, hem uit God als de Fontein van alle goeden, d. i. uit zijn verkiezende genade toevloeide, kon hij geen anderen oorsprong van zijn innerlijk genadeleven belijden dan in God zelven, en kon hij niet rusten eer het allereerste in den aanvang van zijn hooger leven, datgene waardoor het leven in hem aanving, rechtstreeks aan God aansloot. Verder mochten de middelen komen, maar op dat eerste, uiterste punt in den aanvang van zijn leven als Gods kind, moest het de wille Gods zijn waaruit het kind zijn leven ontving.

Voorzoover nu ook de Dooperschen dit stuk der waarheid met hand en tand vasthouden, bewegen zij zich metterdaad op de Gereformeerde lijn; en het is dan ook opmerkelijk, hoe de Baptisten nergens onder de Roomschen, noch ook onder de Griekschen, noch eindelijk onder de Lutherschen zijn opgestaan, maar dat ze alleen verschenen bij die natiën, die in de i6de eeuw zich bij de Gereformeerde beweging aansloten.

Gereformeerden en. Dooperschen staan dan ook in bond tegenover Roomschen, Griekschen en Lutherschen, zoolang het aankomt op de verdediging van de inplanting des nieuwen levens als rechtstreeksche daad des Heiligen Geestes.

Zoodra het er echter op aankomt, om de verhouding tusschen het nieuwe leven en den persoon die het bezit, vast te stellen, gaan Gereformeerden en Dooperschen uit elkaar.

Dan toch leggen de Gereformeerden er nadruk op, dat de persoon die nu nieuw leeft, dezelfde is als de persoon die eerst dood was, terwijl de Dooperschen om die eenheid des persoons zich niet bekommeren, en het doen voorkomen alsof de persoon zelf een nieuw geboren ik was. Bij de Gereformeerden herschepping van den zondaar, bij den Doopersche schepping van het kind van God. Kort gezegd: wedergéctooxi^ bij den één, nieuwe geboorte bij den ander.

Toch zou deze tegenstelling nog minder gevaar hebben opgeleverd, bijaldien de Gereformeerden van meet af de plaats der wedergeboorte in hun Dogmatiek hadden vastgesteld.

Dit echter verzuimden ze. Ze bleven de eerste inplanting en verwekking des nieuwen levens meestal behandelen als inplanting van het geloof svermogen; en verstonden dan onder wedergeboorte veelszins de ontluiking van het nieuwe leven in de heiligmaking Zoo ging het geloof voorop, en aan dit geloof nog weer het gAooisvermogeti vooraan. De rechtstreeksche daad Gods was dan de inplanting van dat geloofsvermogen, en zoowel het dadelijk geloof als de levensopenbaring in de wedergeboorte greep dan, natuurlijk, niet plaats zonder het Woord.

Niet dat ze het altoos zoo namen. Zeer dikwijls zelfs verstonden ze onder swedergeböorte" wel terdege de eerste daad van de inplanting des nieuwen levens, en vooral Gijsbertus Voetius wendde een zeer ernstige poging aan, om aan de bestaande spraakverwarring een einde te maken. Maar Voetius schreef Latijn, en zoo bleven de meesten zich aan deze droeve spraakverwarring der overige dogmatici houden, die tot op onzen tijd voortduurt.

En het is nu deze spraakverwarring, die tweeërlei kwaad na zich sleepte. Ten eerste dit, dat velen toch weer spreken gingen van zekere voorbereidingen en middeleti ter wedergeboorte, en hiermede het Gereformeerde grondbeginsel iu zijn hart aantastten. En ten andere, dat de Baptisten, van deze fout partij trekkende, zich allengs als de cenige principieele verdedigers der wedergeboorte gingen opwerpen.

Dat deden ze eertijds, en dat doen ze nog, " en als ze dan, in verband hiermede, den kinderdoop aantasten, doen ze dit tegenwoordig niet meer met beroep op de afschaffing der besnijdenis en wat dies meer zij, maar in hoofdzaak met een aanval op de Volkskerken.

Zie, zoo voeren ze ons dan tegen, al het kwaad iu Christus' kerk is uit den kinderdoop geborea. Gij doopt kinderen van wie gij niets weet. Die groeien straks in uw kerk op, blijven er onbekeerd iii voortleven door formeele belijdenis, en sterven buiten den Heiland, Bij het eerste geslacht vormen ze dan nog de minderheid. Maar allengs neemt hun aantal toe. Door geestelijke inzinking der kerk maken ze al spoedig de meerderheid uit. Gevolg - hiervan is, dat al spoedig de ambten en bedieningen geheel in onbekeerde handen komen. Dan vervalschen ze ajzoo allengs de forme der kerk. En het einde is, dat ze de «getrouwen die êr nog in overbleven, " er uit zetten.

Dat alles zou niet geschied zijn, zoo gij op de wedergeboorte meer nadruk hadt gelegd. Dan hadt ge alleen dezulken gedoopt van wier wedergeboorte ge zeker waart, dus alleen volwassen, bekeerde personen. Op die wijze zouden de kinderen Gods altoos de meerderheid hebben uitgemaakt. In hun handen zou de macht gebleven zijn. En uw kerk ware voor vervalschiiig bewaard.

Nu gaat zulk zeggen natuurlijk volstrekt niet door. Bij der volwassenen doop weet ge evenmiii ooit zeker of de doopeling een kind van God is. En dan toont de historie der Doopsgezinden ten onzent klaar als de dag, hoe ook bij hen de ongeloovigen de macht in handen kregen, zoodat Gods kinderen uit hnn midden moesten uitgaan.

Maar dit neemt niet weg, dat hun aanklacht tegen de Volkskerk volkomen gegrond was. De kinderdoop, gelijk die feitelijk gepractiseerd is, heeft de kerk in den grond bedorven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Tucht en Doop.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's