Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXII.

Nauwelijks had Eduard VI van Engeland den iaatsten adem uitgeblazen, of de hertog van Northumberland, die van zijnen invloed op den koning gebruik gemaakt had, om Maria en Elisabeth, de zusters van Eduard, van den troon uit te sluiten en zijn zoon daarop te plaatsen, begaf zich naar Suon House, waar Lady Jane Grey, de gemalin zijns zoons en de dochter van den hertog van Suffolk, woonde, en begroette haar als koningin. Zij weigerde de kroon en wees op de zusters des konings, die er meer rechten op hadden dan zij. Het baatte haar echter niet. Haar schoonvader dwong haar en Jane durfde, uit kinderlijke gehoorzaamheid, niet weerstaan. Daar echter het volk niet ingenomen was met deze keuze en niemand den machtigen en eerzuchtigen hertog steunde, keerde de koningin dankbaar terug naar haar eigen woning. Maria, die in de geschiedenis den bijnaam van de bloedige draagt, bezette toen den koningszetel. Haar eerste regeeringsdaad was de gevangenneming van Jane en haren echtgenoot. Beiden werden ter dood veroordeeld; maar met het oog op hun jeugd en onschuld — Jane was toen 16 jaren — werd dit vonnis niet uitgevoerd. Toch bleef zij in den kerker, terwijl hare aanhangers slechts met geldboeten wer-den gestraft. Maria haatte in Jane Grey niet de gewezen koningin maar de geloovige, die zich ..harer belijdenis niet schaamde, en die met een beroep op Gods Woord trouw en standvastig verdedigde. Dit verbitterde haar zoo, dat zij later toch hare gevangene liet aankondigen, dat zij sterven moest. Vier dagen voor haren dood zond Maria haar eenen Roomschen priester, met den last haar van hare dwalingen terug te brengen. John Feknam, die later door de koningin tot deken van St. Paul en abt van Westminster verheven werd, ontving dat bevel en trachtte zich daarvan te kwijten. Hij kwam in den kerker en hield met de gevangene een gesprek, dat over vele onderwerpen, die der Roomsche kerk dierbaar waren, liep. Binnenkomende zeide Feknam: «Mevrouw, ik heb diep medelijden met uwen onspoed; zonder twijfel draagt gij dien met lijdzaamheid en moed". Jane antwoordde hierop: «Uwe komst is mij zeer aangenaam, daar gij toch gekomen zijt, om mij te troosten. Deze gunst gewordt mij zeker van mijnen God." Toen hernam Feknam: «Ik ben door de koningin gezonden, om u te onderrichten omtrent den waren godsdienst." Jane Grey verklaarde zich bereid de onderrichting te ontvangen. Daarop begon een gesprek, dat achtereenvolgens over de verdienstelijkheid der goede werken, de Sacramenten en hun aantal en over de leer der .wezensverandering in het Avondmaal liep. Uit de antwoorden, die hij kreeg zag Feknam klaar, dat hij niets op de' jeugdige kampioen voor de eere en het Woord Gods kon^ verwinnen. Bij zijn afscheid zeide hij: «Wij zullen elkaar nooit wederzien, vrees ik". Gevat antwoordde de martelares: «Dit is waar, indien gij ten minste u niet bekeert en tot God gaat; want gij verkeert in groote dwaling. De Heere erbarme zich over u en geve u den Heiligen Geest."

Zelve heeft Jane Grey haar gei^prek met den geestelijke meegedeeld. Voorts schreef zij eenen schoonen brief aan Mr. Harding, kapelaan van den hertog van Suffolk, haren vader. Deze Harding was vroeger een belijder der waarheid naar de Schriften geweest, maar de vreeze des doods en de wellust der wereld hadden hem weer teruggevoerd in den schoot der Roomsche kerk. De schrijfster drukte hare bittere smart uit over zijnen afval. «Vroeger voegdet gij u bij de bruid van Christus, nu buigt gij u voor den Antichrist; vroeger waart gij mij een broeder^ nu zijt gij mij een vreemdeling geworden; ja vroeger waart gij een besliste strijder voor de eere van Christus, maar nu een opstandeling tegen den Heere." Zij herinnerde den afvallige aan den ijver, waarmee God waakt over zijne eere en glorie. «Denk aan het Woord van den Heere Jezus: Die zijn leven liefheeft, zal het verliezen, maar die het verliezen zal om mijns naams wil, zal het vinden; en dat andere: Wie vader of moeder liefheeft boven Mij is mijns niet waardig." Zoo schreef de vorstelijke martelares aan den ongelukkige, die deze wereld had Uefgekregen, met een teederheid, die roert.

In den nacht voor zij werd ter dood gebracht schreef zij achter in een nieuw Grieksch Testament eene heerlijke vermaning, die zij aan hare zuster Catharina Grey zond. Op weg naar het schavot sprak zij treffende woorden tot hare broeders, die zij op den weg ontmoette: «Ik bid, u, broeders, " zeide zij onder andere, «dat gij mijne getuigen zijt, dat ik tot den einde volhard heb bij de Christelijke leer en mijne eenige hoop gevestigd op, het bloed van den Heere Jezus Christus. Daarom verzoek ik u voor • en met mij te bidden."

Toen vroeg de martelares aan Feknam of zij Psalm 51 mocht leien. Het werd haar toegestaan. Nadat dit gedaan was, gaf zij hare handschoenen en haren zakdoek aan hare kamenier Miss Ellen Tylnee. Met behulp van twee andere kameniers, ontdeed zij zich daarop van hare sieraden. De beul knielde voor haar en vroeg haar ver­ giffenis, welke zij gaarne schonk. Vervolgens gaf hij haar een wenk, dat zij op het stroo zou gaan staan, dat daar op het schavot lag. Toen zij tegelijkertijd het blok zag, waarop men haar zou onthoofden, vroeg zij: «Ik bid u, dat gij u haast." Daarop viel de prinses op de knieën en vroeg den beul, of hij haar hoofd zou wegnemen, eer zij het op het blok gelegd had. «Neen, mevrouw, " antwoordde hij. Nadat haai de doek voor de oogen gebonden' was, riep zij: «Wat zal ik nu doen? Wat moet ik doen? Waar is het blok? " Een der omstanders legde hare hand er op. Zij boog daarop het hoofd en zeide: «Heere, in uwe handen beveel ik mijnen geest." Nauwelijks had zij dit gezegd, of haar hoofd werd weggenomen door het zwaard des beuls. Dit geschiedde in den jare 1553, 'den izden Februari. Zij was 17 jaren oud toen zij stierf. Jane Grey was een zachte, innemende vrouw met buitengewone kennis van de Grieksche, Latijnsche en Hebreeuwsche talen, die zij alle kon spreken. Bovenal was zij eene Christin, die volharden mocht tot den einde in haar allerheiligst geloof.

Op verzoek van den heer Burges, commandant van den Tower, schreef zij eenige letteren in zijn boek. «Daar gij, mijnheer de kapitein, uwen wensch te kennen gegeven hebt, eenige woorden van mijne hand in uw boek te hebben, voldoe ik aan UTI' verlangen en vermaan u vooreerst, dat gij God aanroept, opdat Hij uwen wil bulge tot de gehoorzaamheid van Zijne wet. Vergeet ook nimmer dat gij sterven moet. Hoe oud ge wordt, ge moet sterven. Denk aan het woord des predikers: »Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven; beter is de dag van den dood, dan die der geboorte."

DE GAAY FORTMAN

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's