Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN REIS IN DE MIDDELEEUWEN.

XV. (Slot.j

NIET GELOGEN.

Drie jaren lang moest Marco Polo te Genua gevangen blijven. Toen eerst gingen de kerkerdeuren weer voor hem open. En dat had hij nog te danken aan zijn grooten roem als reiziger. Zulk een man, zoo oordeelden zelfs zijn vijanden, de Genueezen, was het waard de vrijheid te herkrijgen.

_ Zoo spoedig mogelijk keerde Polo terug naar zijn vaderstad Venetië, waar hij met blijdschap werd ontvangen.

Had nu onze vriend gehoopt nu wat meer rust te zullen genieten, thans bedroog hij zich daarin nief Hij vestigde zich voor goed in zijn vaderstad en trad, zeker niet te vroeg, in het huwelijk. Hij had, gelijk we weten, op zijn reizen in Azië door de gunst van den Groot-Khan, aanzienlijke rijkdommen verworven. Hij behoefde dus niet bezorgd te zijn waarmee hij zijn vrouw en zich zelf zou onderhouden. Ja, er kon, ook bij een goed leven, nog veel overschieten. Aan bezigheid ontbrak het hem echter geenszins. Trouwens, iemand als hij was er de man niet naar ledig te zitten.

Een zoon en erfgenaam van zijn naam en vermogen was aan Marco Polo niet beschoren. Wel had hij twee dochters, wier liefde en trouw hem op zijn lateren leeftijd tot groote blijdschap waren. De afbeelding die ik van hem gezien heb, stelt hem voor als een bejaard man, zwaar van haar en baard en met ernstige trekken, als van een die veel ondervinding heelt opgedaan.

Toen Marco Polo ver in de zestig jaar was gekomen, begon zijn einde te naderen. Denkelijk zullen de vermoeienissen van het reizen, dat nu juist niet altijd louter genoegen was geweest, zijn lichaam ook wel niet ongedeerd hebben gelaten. Doch bovendien weten we uit des Heeren Woord, hoe reeds in Mozes' tijd — dat is nu al 3500 jaar geleden — de dagen der menschen in den regel zeventig jaar waren. En verder heeft ook Marco Polo 't niet gebracht.

Hij werd eindelijk zeer ziek, en ieder zag dat hij sterven ging. Toen kwamen eenige burgers tot hem en zeiden: ïMarco, het loopt met u ten einde, en het zou niet goed zijn, de eeuwigheid in te gaan, met allerlei onwaarheden. Gij moet dus voor de rust van uw geweten maar die dingen welke gij in uw reisverhalen geschreven hebt, herroepen, en uw woorden intrekken. Het is immers toch maar verdichting en niet zoo gebeurd of ergens te vinden als gij hebt beschreven. En vergissen we ons misschien ook daarin, dan is er toch zeker veel onwaarheid en veel fabelachtigs met al wat wezenlijk zoo is, in uw boeken vermengd. Zeg ons dus vóór gij sterft, wat dan verdicht is, en wat gij zelf werkelijk hebt beleefd en gezien."

Gij bemerkt hieruit, vrienden, hoe deVenetianen nog altijd over Polo dachten. Zoo ongelooflijk waren hun de dingen die hij meedeelde, zoo moeilijk was het toen uit verre landen te vernemen of iets wezenlijk waar was, dat men onzen reiziger eigenlijk hield voor een sprookjesverteller. Niet dat men meende dat hij de lieden opzettelijk had willen bedriegen, maar men meende alleen dat hij, gelijk vele andere reizigers, zijn verhaal zoo mooi mogelijk had gemaakt en dus allerlei had verzonnen, om zoo hoorders en lezers te boeien en zelf te grooter te schijnen. Doch nu hij sterven ging, moest hij althans waarheid spreken.

Doch Marco hoorde de burgers rustig aan en sprak toen: »Vrienden, ik heb geen ding te herroepen. Ik heb niets overdreven, niets verdicht of verzonnen. Ja, wat meer is, ik heb niet de helft beschreven van al de buitengewone dingen, die ik heb gezien."

Wat de anderen daarop antwoordden, weet ik niet. Doch dit is zeker, dat allen die later leefden en in de gelegenheid waren te onderzoeken of Polo ook gelogen had, verklaren dat hij integendeel de volle waarheid heeft gezegd. En in onzen tijd is er niemand meer, die daaraan twijfelt. Hij is ten volle gerechtvaardigd.

In 1323 of 1324 stierf Marco Polo, ongeveer zeventig jaar oud. Zijn naam en roem zijn niet vergaan tot op dezen dag. En als we hooren van mannen uit onze eeuw, zooals Livingstone en anderen, die onbekende landen bezocht en als het ware ontsloten hebben, dan vergeten we niet hoe de Venetiaan, die zes eeuwen voor hen leefde, hetzelfde deed. 't Kostte hem veel meer moeite, en de gevaren waren minstens even groot. Toch toog hij dwaas door Azië_ en beschikte de Heere 't zoo, dat hij al zijn verre reizan gelukkig volbracht, en in vrede wederkeerde. Hij heeft veel navolgers gehad, maar geen die hem overtrof.

BOVEN OF ONDER.

In zekere kerk werd eens een bijzondere inzameling of collecte gehouden. Het geld moest dienen om een arme gemeente te helpen, die een kerkgebouw moest hebben. De inzameling werd gehouden aan de deur van de kerk op een open schaal.

Toen nu de collectant aan de deur stond, kwam er eerst iemand die een zilverstukje op de schaal wierp, daarna nog een die 'tzelfde deed. De volgende was een man. die als rijk bekend stond, en de verzamelaar dacht: die zal zeker een flinke gift op de schaal werpen. Maar dat viel tegen. De rijke man legde zeer voorzichtig en bedaard een koperstuk neer en ging weg.

jFoei, " sprak de schaalhouder bij zich zelf, sdat is leelijk. Wat een vrek. Kon hij niet tienmaal meer geven ? Wacht, ik zal het stuk maar wegbergen en 't er straks bijdoen. Anders zien meer het en geven ook weinig."

Zoo gezegd, zoo gedaan. Slaar zie, toen hij de koperen munt opnam, schitterde er iets onder, 't Was een goudstuk!

Toen nu al 't geld later geteld werd, waar ook de predikant bij was, vertelde de__collectant wat hem was gebeurd.

sDat is dus een goede leer om niet meer te haastig te oordeelen, " sprak een der aanwezigen.

sNu ja, " zei een tweede, smaar 't is anders zooveel bijzonders niet. De man is rijk; wat kan het hem schelen al gaf hij drie goudstukken? Hij wordt er niet armer van. Ik wed dat menigeen in zijn geval evenveel, ja nog meer zou doen."

sik geloof dat gij gelijk hebt, broeder, " zei de dominé, smaar met één verschil: menigeen zou het goudstuk boven en het koperstuk onder leggen. En dit maakt eenig onderscheid." Weet gij wel, vrienden, welken tekst uit Gods Woord op de handeling van dien rijken man van toepassing is?

Over eenige vragen in een volgend nummer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's