Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tweeërlei Theologie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tweeërlei Theologie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor een goed deel zijn we thans met het Geref. Volksblad op streek. Wat onze Gereformeerde vaderen goeds spraken van de oude philosophic, geldt evenzoo van de nieuwere philosophic, die in hoofdzaak van hetzelfde laken een pak geeft.

Op de ééne noch op de andere philosophic kunnen we teren. Om tot een philo­ n sophic, die bij onze belijdenis past, te komen, moeten we met Calvijn op een Philosophia Christiana blijven aandringen, d i. op een a philosophic die met Gods Woord rekent. h

Maar ook zoo kan de heidensche philosophic van thans, evenals de heidensche philosophic vanouds, belangrijke diensten v bewijzen, met name waar sprake is van de formeele zijde van ons denken.

Met name Kant, wiens hoofdbeteekenis juist op dat formeele gebied ligt, te ignoreeren of laatdunkend te verachten, ware ©ngerijmd. d

De redactie zegt het zelve:

Moet en mag het niet ignoreeren van Kant of van welken anderen wijsgeer, die evenals Kant ter voete uit. zoowel formeel als materieel, in de principes en in de details op den bodem van het anti-Christendom staat, — moeten mag het niet ignoreeren van dezen, door den Gereformeerden theoloog, zoover gedreven, dat hij uit de praemissen van zulke negatieve philosophic, positieve theologische conclusies behoort te resumeeren?

Met Kant niet te rekenen.

Kant te ignoreeren.

De beteekenis van Kant voor heel den cyclus der wetenschappen, inzonderheid voor de wetenschap der theologie te miskennen, te loochenen — achten ook wij eenvoudig onhebbelijk pedantisme.

Zoo nu komen we verder, en thans vervalt ook elk bezwaar, om de verdere bedenkingen der redactie onder de oogen te zien.

Zoo toch vervolgt de redactie van dit blad:

Is bij name voor den Gereformeerden Godgeleerde het fundament waarop deze philosophische voorstelling rust stevig genoeg?

Kan, hu dan eenmaal volgens deze voorstellingswijze shet raeiischelijk bewustzijn in't algemeen, behoefte gevoelt aan zulk een opvatting — met de Heilige Schrift zelve in de hand deze opvatting genoegzaam klaargemaakt ?

Wij vragen natuurlijk thans niet volgens methodistisch gebruik naar een paar teksten, maar wij vragen uit:

Volgt bij Idgische deductie deze consequentie uit ^ de leer der Heilige Schrift ? of spreekt at-Heilige Schrift zich in 't geheel niet uit over het wezen en bestaan van de wetenschap \ Is het laatste woord hier aan de wijsbegeerte of aan de openbaring ?

En bovendien, — om nu niet eens te komen op het verschil tusschen het geestelijk bewustzijn van de wedergeborenen en de niet wedergeborenen, waarover ook heel veel nog valt te zeggen, — alles wat op een gegeven oogenblik voor ons menschelijk bewustzijn treedt en daaraan als rein logisch zich opdringt, mag zeker den Gereformeerden theoloog nog geenszins als evident, en dies volkomen vertrouwbaar aanvaard. Welnu, kan dit en moet dit ook van de - zaak in geschil dan niet gezegd? Ook al betrof het hier dus nu louter het formeele denken in den denker. En behalve dit: het formeele denken bracht Kant tot een formeel resultaat.

Een resultaat, dat eigenlijk heel het Encyclopaetisch en daardoor tegelijk heel het dogmatisch systeem, — formeel beschouwd van alle Godgeleerde scholen, die vóór Kant geleeraard hebben, onderstboven werpt. Welnu, zulk een machtig, wij hadden haast gezegd revolutionair resultaat op een enkel philosophischen grondslag zoo maar op onze posten te boeken, zie, dat achten wij, met groote bescheidenheid zij het tegen onzen hooggewaardeerden leermeester opgemerkt — Wel wat gewaagd.

Geheel helder is de aldus gestelde vraag ons niet; maar we willen toch trachten ook de aldus gestelde bedenking onder de oogen te zien.

Tweeërlei theologie, tweeërlei nisse! l

Ons dunkt er is allerlei »theologie", en ook de uitdrukking »Godskennisse" wordt in veelsoortige beteekenis gebruikt, en ook waar het laatste woord in gelijken zin wordt gebezigd, verschilt het op allerlei wijze in graad van helderheid.

Om met het woord s theologie" te begin-nen. Er is een Roomsche theologie, ook is er een Luthersche theologie, een Remonstrantsche theologie, een Gereformeerde theologie, en evenzoo spreekt men van een Ethische theologie, een Groninger theologie, een Moderne theologie. Ook wel van een k d s t e s - xïi positie v'c, oi sr-xii eeu confessioneel-theologie. Eu cvenzuo van een populaire theologie, van een mystieke theologie, van een rationalistische theologie. Kortom, er worden allerlei theologieën onderscheiden.

In dien zin nu bedoeld, verstaat niemand hieronder Luthersche, Roomsche of Groninger Godskennisse.; maar beteekent theologie in zulk een saamstelling voor ons allen: Eeu Luthersch, Roomsch of Groninger samenstel van theologische wetenschap. Tusschen de Roomsche en de Gereformeerde theologie bestaat het verschil zelfs slechts zeer ten deele in de leerstukken over God, maar veeleer in het leerstuk over Christus, en voorts in de leerstukken over de kerk en over de Sacramenten enz. Is er alleen sprake van kerken, die nog leerstukken belijden, dan kan men zeggen, dat het verschil tusschen haar theologieën voornamelijk in de leerstukken schuilt, terwijl het, zoo er gehandeld wordt van niet-confessioneele theologieën meer aankomt op de algemeeue beginselen waarvan men uitgaat.

Nu kan men echter ook van theologie in een anderen zin spreken. Een tijdlang bezigde men dit woord meer bepaaldelijk van het mysterie van den Christus. Johannes de apostel heet bij uitzondering de theoloog, volstrekt niet omdat hij veel aan critiek of exegese deed, of een dogmatiek opstelde, of over kerkrecht schreef, of ook zoo bijzonder het' leerstuk over God beoefende, maar omdat hij in zijn mededeelingen omtrent den Christus bijzonderlijk tot God opklom.

Wat daarentegen thans in het spraakgebruik zich als theologie aandient, datgene waarvan de kennisse iemand tot theoloog maakt, wat aan een faculteit haar theologisch karakter leent, wat m de benaming van tijdschriften als anderszins verstaan wordt, als er van theologie sprake is, is welbezien iets anders dan een verzameling van vakken van studie, critiek, hermeneutiek, canoniek, exegese, kerkhistorie, symboliek, patristiek, rchaeologie, kerkrecht, dogmatiek, ethiek, omiletiek, catechetiek, pastoraal en zoo veel meer.

Wie bekend staat als iemand die in 'deze akken grondig thuis is, en er zelf in weet voort te werken, zoodat hij op eenig punt helder hcht verspreidt en ook andereu met e uitkomst van zijn studie dient, die heet een theoloog en wordt door een ieder als theoloog eriiend en geëerd.

Een faculteit die deze vakken onderwijst, heet een theologische faculteit.

Een tijdschrift, dat een of meer van deze vakken toelicht, heet een theologisch maandschrift.

Wie doctor in deze vakken is, heet theologiae doctor.

Wie een of meer van deze vakken onderwijst, heet een theologisch hoogleeraar.

Een bibliotheek, die boeken vergadert die op deze vakken betrekking hebben, heet een theologische bibliotheek.

Studenten, die in deze vakken studeeren, heeten theologische studenten.

Een advies, gegeven bij het licht van deze vakken, heet een theologisch advies.

Kortom, er kan geen twijfel over rijzen, of heel de wereld verstaat als er van theologie, zonder meer, gesproken wordt, onder theologie dit en niets anders.

Ook het Geref. Volksblad zal ons dit niet tegenspreken. Daarvoor islaet te nobel jn zijn polemiek.

Het zoekt geen spijkers op laag water.

In dien zin nu genomen, is theologie een geheel van studievakken, die op wetenschappelijke wijze beoefend worden, zoodat men kortweg spreken kan van theologische wetenchap.

Nu kan men echter, staande voor deze ewone beteekenis van het woord, en voor it gansch duidelijk begrip, zich heel andere vragen gaan stellen.

Men kan vragen: Hoe is men aan dit woord gekomen? Werd het altoos in dien in gebruikt? Wat is er de letterlijke beuidenis van? Kan het ook in anderen zin ebezigd? En zoo ge het in anderen zin bezigt, welk verband is er dan tusschen die ude en de gewone beteekenis van het woord ?

Slaat men nu. dien weg in, dan komt ge e vernemen, dat Theo-beteekent God, en at - logie beteekent kennis, zoodat ge het oord zoudt kunnen vertalen: Godskennisse. at het daarentegen veelal vertaald is met Godgeleerdheid, ten einde misverstand te voorkomen.

Immers als we op de samenstelling van et woord afgaan, dan houdt het in: kenisse van God. Nu is er zelfkeimisse van od in God. Er is een instinctieve kennisse an God, gelijk de engelen en deels de emonen die hebben. Er is een uitgedrukte f meegedeelde kennisse van God. Er is en verstandelijke kennisse van God. Er is en mystieke kennisse van God. Er is een roefondervindelijke kennisse van God. Er s een historische kennisse, er is een uitwenige kennisse, er is een nageprate kennisse an God.

Er is een kennisse Gods uit de natuur. r is een kennisse van God die ons ingechapen is. Er is een kennisse Gods gelijk lleen de Christen die bezit. Er is een kenisse Gods, die Gods heiligen bezitten.

Altoos kennisse van God, maar op velerei wijze geschakeerd. Nochtans in alle deze schakeeringen steeds zóó genomen, dat gedoeld wordt niet op zekere studie noch op ekere wetenschappelijkheid, maar op geeselijke kennisse, waardoor eenig geestelijk ezen zekere kennisse van God erlangt.

Daar nu kennisse van God in dezen zin voor e wijzen en verstandigen verborgen, en den inderkens geopenbaard is; terwijl omgekeerd ie kinderkens, o, zoo weinig van al die tudievakken weten, heeft men gewoonlijk, om misverstand af te snijden, 'in dien geeselijken zin van kennisse Gods gesproken, n het geheel van al die wetenschappelijke tukken genoemd: Godgeleerdheid.

Natuurlijk niet alsof die Godgeleerdheid, recht bcocieiid, niet .strekken moest, om de kennisse Gods te verhelderen; maar omdat het een theoloog op zijn sterfbed niets baten zal, of hij al duizehngwekkend veel van de Godgeleerdheid weet, en het bij zijn jongsten snik alleen de vraag zal zijn, of hij die kennisse Gods bezit, waarvan Johannes zei; ïDit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenig waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt."

Wil men nu echter bij beide aan het Grieksche woord theologie vasthouden, welnu dan kan men beide tegelijk zeggen. Van den éénen kant: In uw sterven zal uw theologie u niets baten, mijn vriend! Of ook: In uw sterven zal uw eeuwig heil van uw theologie afhangen!

Maar natuurlijk, dan verstaat niemand er beide malen hetzelfde onder.

De eerste maal bedoelt men dan: Uw theologie, d. i. uw Godgeleerdheid, uw theologische wetenschap, zal u den hemel niet binnen leiden.

En de andere maal: Uw theologie, dat is uw geestelijke kennisse van den levenden God, is het eenige waarop het in uw sterven aankomt.

Nu zouden xve, eer we verder gaan, gaarne van de redactie vernemen, of zij er niet precies eender over denkt, en dus wel terdege het woord theologie in tweeërlei zin erkent, de eerste maal als geestelijke kennisse van den levenden God, en de andere maal als Godgeleerdheid of wetenschappelijke studie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Tweeërlei Theologie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's