Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tegenverklaring.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tegenverklaring.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk te verwachten was heeft onze broeder Lindeboom op de Verklaring van zijn ambtgenooten eenig bescheid gegeven, dat voor zooveel ons blad aangaat, aldus luidt:

Enkele opmerkingen over een en ander inde 3 Verklaring, " van mijne ambtgenooten Noordtzij, Wielenga, Bavinck en Biesterveld, in No. 10 van De Bazuin, mag ik niet terughouden, maar moet ik nu reeds mededeelen, opdat de zaken niet in een verkeerd licht komen te staan voor de oogen der Kerken.

Dat de broederen openlijk bekend maken, dat zij mijne bezwaren tegen de bedoelde veranderingen aan de School niet deelen, zal niemand euvel duiden. Dat zij openlijk hun instemming ten principiëele met Dr. Kuyper's Encyclopaedie en veelbesproken dogmatische leeringen uitspreken, zal zeker voor velen, evenals voor mij, een pijnlijke verrassing^ zijn geweest; doch wie zal hun het recht betwisten, ook dat aan de Kerken bekend te maken? Indien en nu het, volgens de «Verklaring, " inderdaad zóó is, (al is het moeilijk te rijmen met, om slechts iets te noemen. Dr. Bavinck's referaat, waarin hij tegen de leer der rechtvaardigmaking van eeuwigheid is opgekomen) nu is het goed en recht, dat ook de Kei-ken dit weten. De Kerken kunnen nu de zaken/r«/«)5/«V/onderzoeken en haar oordeel uitspreken, of de tweeërlei Theologie met den aankleve van die, in overeenstemming is met de Geref. Belijdenisschriften.

Of de oppositie tegen Dr. Kuyper en tegen hen, dié ééns geestes met hem zijn, »de broeders erdeelt, de Kerken in spanning houdt enz.", at is m.i. zeer te betwijfelen. Ware Dr. K. iet gekomen met zijne stweeërlei Theologie" en aaruit ontspruitende leeringen, er zou geen spaning in de Kerken wezen; de Kerken der Dolentie en die der Scheiding zouden reeds voor en groot deel samengegroeid zijn. Stonden de eeraren der c-eigeue inrichting", als vroeger, ezamenlijk vast op het principe, waaruit de heol. School is geboren en tot nu heeft geeefd; getuigden zij gezamenlijk tegen alle leering, ie niet door de Kerken in hare Belijdenissen eleden is, de Kerken zouden zich tegenover .'s principe en leeringen minder onrustig geoelen, 't Is echter wel te vreezen, dat de «Verlaring" de spanning vermeerderen zal.

Ik eindig met de bede, dat bij alle verschil e liefde blijve, en dat het gebed om de verichting des Geestes verraeerdere. Naar het mij oorkomt, zien de broederen het gevaar niet; nders zo'udea zij niet roepen: »vrede, vrede eu een gevaar!" Gaarne zou ik overtuigd worden, dat mijn bezwaar en vreeze ongegrond is; jaren lang heb ik openlijk dringend verzocht, dat ieder, die kon, mij en anderen toch mocht aantoonen, dat Dr. K.'s weg de ware kan wezen. Niemand echter heeft zich daartoe opgemaakt. En verzekeringen op lager of hooger toon, óf opzettelijk zwijgend negeeren van bezwaren, aan te merken als afdoende wederlegging — dat heb ik niet uit de H. Schrift geleerd; en dat leert, meen ik, zelfs de philosophie van Kant, de bron van Dr. K.'s begrip van wetenschap, niet.

God binde de Kerken en ook de Theol. School met hare Leeraren en hare Studenten in alles aan zijn alleen en volkomen gezaghebbend Woord, en beware ous uit genade, om zijns grooten Naams wil, voor alle afwijking van de eenvoudigheid, die in Christus Jezus is!

Met het slot van deze tegënverklaring zal wel een ieder van harte instemmen.

En wat de zaak zelve betreft, herinnert men zich, Hoe Dr. Kuyper openlijk in de Bazuin verklaard heeft, dat hij, hetgeen de heer Lindeboom hem toedicht, niet alleen niet staande houdt, leert of drijft, maar afkeurt, veroordeelt en verfoeit.

Verder twistgeschrijf hierover houden we daarom voor doelloos.

Wij althans onthouden er ons van.

Wat het ondergeschikte punt, de publicatie van zijn protest tegen de conceptregeling voor de Kamper School betreft, laat hij zich in hoofdzaak aldus uit:

Ik had kunnen wachten tot de Synode — o ja, maar wat ter Synode komt, is immers de vrucht van hetgeen de Kerkeraden bespreken en voorstellen? Waarom zou ik dan wachten tot misschien shet kalf verdronken" of tot aan den hals toe in het water geraakt was? Mogen dï Kerkeraden mijn sBezwaar" niet weten ? Mocht ik nalaten, de Kerkeraden te wijzen op wat m.i. voor de »eigene inrichting" der Kerken practisch èn principieel gevaarlijk is ? Ik acht mij daartoe én als Bedienaar des Woords èn als Leeraar aan de Theol. School' verplicht. Al staan dan ook vier hooggeachte ambtgenooten bestraffend en waarschuwend tegenover mij, ik kon ook daarin geen vrijheid vinden voor God en voor de Gemeenten om te zwijgen, waar ik tot spreken mij geroepen acht. 't Is ook uit de geschiedenis genoeg bekend, dat niet altijd de meerderheid gelijk heeft; en op zichzelf bewijst het kleiner of grooter getal al zeer weinig.

De broederen beweren, dat mijn optreden selke noodzakelijke verbetering" zal tegenhouden en uitstellen. Hoe is het mogelijk? Zoo lang ik het voorrecht heb de kerken te dienen, heb ik geijverd voor verbetering der School in elk opzicht; ook en vooral gedurende den tijd mijns arbeids aan de Theol. School, van 't eerste oogenbiïk af tot nu toe. Het door mij ingediend Concept is ook afdoend bewijs, dat ik verbetermg begeer en noodig acht. Niet tegen' verbetering, maar tegen verbastering van de School is mijn »Bezwaar"; en daartegen hoop ik luide te blijven getuigen; opdat ik, wat er ook van kome, een goede consciëntie moge behouden voor God en voor de kerken van nu en van volgende geslachten, dat ik met andere broeders getuigd heb, toen het nog baten kon.

In soortgelijken zin laat ook Ds. Littooy zich uit, insgelijks in de Bazuin.

Hij onderschrijft volstrekt niet 's heeren Lindebooms oordeel over Dr. Kuypers theologie. Integendeel, daarvan zegt hij :

Voorzoover bekend is, is het oordeel der kerkeraden over de dogmatische quaestiën niet ingeroepen, in elk geval niet officieel.

Er is dunkt ons reden om te wenschen, dat dit ook niet geschieden zal. Door arbeid en gebed moet de waarheid ons helder worden in betrekking tot de punten, die in geschil zijn. Ze raken niet hetgeen töt zaligheid noodig is.

En het waren niet de beste tijden, toen onze godzalige, in den Heere ontslapen Vader Brummelkamp om zijne verbondsbeschouwing enz. verdacht gemaakt en aangeklaagd werd» Wij moeten elkander niet aanstonds óf voor Doopersche óf voor kettersche menschen aan ons volk voorstellen.

Als Dr. Kuyper in zijne verbondsbeschouwing principieel dwaalt, dan dwaalde de ondergeteekende reeds vóór hem, en dan dwaalt hij nog met hem.

Dit is afdoende.

Slechts één bezwaar opperf hij tegen de Encyclopaedie. Hij waant namelijk dat in de Encyclopaedie ten regel is gesteld, dat de examineering voor den dienst des Woords door hoogleeraren moet geschieden.

Hij zegt toch:

Wat nu het tweede punt in geschil betreft, de vier Professoren ^verklaren, " dat zij ook in betrekking tot Dr. Kuypers Encyclopaedie ^iprincipiëel" aan zijne zijde staan. Nu meent de ondergeteekende, dat krachtens het principe, neergelegd in deze Encyclopaedie, ook behoort, dat de opleiding en de examinatie (tot de candidaat-stelling) voor den Dienst des Woords niet het werk der Kerken, maar wel van de mannen der theologische wetenschap is.

Dit nu is een vergissing.' Noch in de Encyclopaedie, noch in de Heraut is ooit door ons beweerd, dat de examinatie voor den Dienst des Woords aan hoogleeraren toekomt.

Het tegendeel was steeds ons standpunt.

Aan de hoogleeraren lieten we nooit anders dan de examinatie voor den wetenschappelijken graad; en de examinatie voor den Dienst des Woords eischten we steeds op voor de Classen, d. i. voor de kerken.

Naar we vertrouwen durven, zal de redactie van de Bazuin, deze onze opmerking wel in haar blad willen opnemen, opdat althans dit misverstand weer niet wortel schiete.

Voor het overige ondersteunt de heer Ds. Littooy het bewaar van den heer Lindeboom. lu dezer voege:

Bij eene inrichting der Kerken behoort, gelijk het dusver was, dunkt o~ns, het recht om te onderzoeken en candidaat te. stellen bij de Curatoren, die gedurig weer door de Kerken verkozen worden.

De Professoren worden door de Kerken benoemd om de studenten te onderwijzen en te sormtn: CA natuurlijk rinderzoeksri zij 2S bij de Ot'ergangs-examina, teneinde te veeree, of ze rijp Zijn voor liet examen.

Is de inrichting niet kerkelijk maar weten­ i schappelijk, dan moet het gelijk het voorgesteld is. In dat kader past o. i. het voorstel.

Niet gemeenschappelijk, zooals eenige bladen schreven, maar met eene meerderheid zoo klein als slechts mogelijk is, werd dit voorstel aangenomen.

Worden deze twee stappen niet gezet, d^n werken allen mede aan de overigens noodige scheiding en onderscheiding dergenen, die worden opgeleid.

Nu de vier heeren Professoren bij het voorstel, dat zonder de bezwaren reeds al den kerkeraden gezonden is, gemeend hebben, nog hun persoonlijk woord te moeten voegen, achtte ook de ondergeteekende zich geroepen, de kerkeraden op deze twee z.i. gevaarlijke stappen te moeten wijzen.

Gelijk we een vorig maal verklaarden, zullen v/ij ons als redactie in dit geding niet mengen.

Alleen zij ons een opmerking van algemeenen aard veroorloofd.

Er schuilt in wat én Ds. Littooy én de heer docent Lindeboom schrijft zekere voorstelling, alsof de kerken in Synode alleen samenkwamen, om bij manier van besluit te boeken wat de kerkeraden besloten hadden.

Dit nu kan althans in botsing komen met ons Gereformeerd kerkrecht.

Gaat men toch uit van de onderstelling, dat de 600 en zooveel kerkeraden elk punt dat ter Synode behandeld zal worden, vooraf te beoordeelen hebben, en am hun Deputaat ter classis htm oordeel meegeven, zoodat ter classis niet het oordeel der leden maar der kerkeraden beslist, dan komen ook op de Prov. Synode, en op de generale Synode, geen afgevaardigden der kerken, om, op grond van Gods Woord, na de redenen voor en de redenen tegen gehoord te hebben, als voor zijn aangezicht, in de tegenwoordigheid en onder de leiding van den Heiligen Geest, te besluiten, maar dan komen er deputaten met een vooraf opgemaakt oordeel, die stemmen volgens meegekregen last.

En dit nu kan niet volgens Gereformeerd kerkrecht.

Dan toch kon de Synode in twee dagen afloopen. Men had dan slechts te stemmen, en alle discussie was overbodig.

Ja, zelfs het saamkomen der Synode ware dan overbodig.

Immers men kon dan volstaan met schriftelijk aan de afgevaardigden hun oordeel of liever nog het oordeel der kerkeraden te vragen. Dit kon door een scriba worden opgemaakt en saamgesteld. En zoo verkreeg men dezelfde uitkomst.

Eisch daarentegen van het Gereformeerde kerkrecht is, dat alle kerkeraden saam, m Synode, beraadslagen; de redenen voor en tegen onderzoeken; deze aan Gods Woord toetsen; en zoo eerst tot een besluit komen.

Niet dus elke kerkeraadnhonderlijk, m^ax alle kerkeraden saam, want de generale Synode is de saamvergadering van alle kerken saam.

Niet dus elke kerkeraad afzonderlijk, omdat volstrekt niet elke kerkeraad in de gelegenheid is, om het voor en tegen te hooren, te beoordeelen, en te onderzoeken Maar alle kerkeraden saam, overmits men in kerkverband leeft, juist opdat er ge meenschap der heiligen zij, en het licht uit de ééne kerk zich voege bij het licht dat in de andere kerken schijnt, opdat uit da bijeenvoeging van alle deze lichtstralen dat klare heldere licht ontsta, waarbij alleen een goed en juist oordeel mogelijk is.

Nu vergissen we ons misschien geheel, en is de bedoeling van de br. Littooy en Lindeboom, geen andere dan om de kerkeraden voorloopig van de zaak kennis te laten nemen, maar dan leggen we er toch wel den nadruk op, dat dit voorloopig niet dan seer voorloopig zijn kan. Alsook, dat naar Gereformeerd kerkrecht allerlei zaken op de Generale Synode kunnen voorkomen en afgedaan worden, die niet eens in de Classe, ja, zelfs niet op de Prov. Synode zijn geweest, en soms eerst staande de Synode inkomen.

Inzage toch van de Acta onzer oude Gereformeerde Synoden zal de broeders overtuigen' dat zulks én in Dordt in 1618/19 én elders steeds zoo heeft plaats gehad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Tegenverklaring.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's