Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Kruis hem, kruis hem!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Kruis hem, kruis hem!”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als hem dan de overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij, zeggende: ruis hem, kruis hem! _ Joh. 19:6a.

Aan uw Jezus is, toen het naar Golgotha ging, te midden zijner doodelijke smarte, zelfs de eerbied voor zijn smart, die elk lijder toekomt, op zoo harde wijze misgund.

Vanouds placht men, als in Jezus eerst recht vervuld, ook aan den Man van smarte den uitroep van Jeremia in zijn Klaaglied op de lippen te leggen: »(7, Gij, die op den weg voorbijgaat, aanschouw en zie, of er eene smart is gelijk mijne smarts

Dat is de bede, om eerbied voor het leed, die uit het gefolterd gemoed van den lijder naar menschen uitgaat.

Wie lijdt, heeft drang in de ziel, om van anderer gemoed te vragen, dat er iets van zijn lijden in natrille. Vooral in het lijden ontwaakt de behoefte aan anderer medeleven. Een medeleven dat nog niet wezenlijke liefde hoeft te zijn, maar een meespreken van het menschelijk gevoel, en dat we daarom van al wie mensch is, ook al is hij ons volslagen vreemd, verwachten.

Juist zooals het in het Klaaglied heet, een vreemde, een die zijn reis vervolgt, een die op den weg voorbijgaat, moet toch door zulk lijden getroffen worden, het moet hem ontroeren, en die ontroering op het zien van ons leed. dat is het, waardoor zelfs een ganschelijk onbekende den lijder steunt, verkwikt en troost.

Nu is van die menschelijke vertroosting in den beker van Jezus' lijden slechts een enkele druppel gemengd.

Op den weg naar Golgotha liepen er vrouwen uit het volk meê, die, ziende hoe Jezus zelf zijn kruis niet torsen kon, week werden en weenden.

Het waren, naar zich gissen laat, jonge vrouwen uit den wilden hoop, die van Jezus' zaak niets afwisten, maar die verteederd werden op het zien van het contrast tusschen Jezus' edele verschijning en de smadelijke smart, die hem overviel.

Maar die vrouwen, wier gemoed een oogenblik week werd, vormden dan ook een uitzondering. Overal elders, op straat, voor het hof, in de raadzaal van het Sanhedrin, onder alle groep, die van Jezus afweet, is alle medegevoel voor Jezus' lijden tot zwijgen gebracht, is van eerbied voor zijn smart geen spoor aanwezig, en drijft veeleer leedvermaak, dat boozen prikkel zoekt, den tocht van het hart uit, om met het krenken meê te doen, en Jezus niet maar den rug aan bloed te geeselen, maar hem te wonden, te snijden tot in zijn menschelijk hart.

Dat duivelachtige wonden van Je.jus tot in zijn hart bereikte eerst, toen hij aan het kruishout hing, zijn toppunt, toen de satanische terging begon: slndien gij de Zone Gods zijt, zoo kom af van het kruis, en we knielen voor u neder!"

De pijn in het hart van zulk een demonisch woord vlijmde dieper dan de nagel die zijn hand en zijn voet had doorboord.

Spot en hoon gemengd, 0}}i te grieven, om hem tot in het merg zijner ziel te treffen, om hem' te kwetsen tot in het diepst^van zijn verborgen wezen.

Dat doet het woord. Dat is de macht der tong. Een Goddelijk, heerlijk instrument door God ons menschen gegeven, want het woord, de tong is het instrument waarmee we God loven, liefde uiten en de broederen vertroosten.

Maar het gelijk altoos bederf van het beste het vreeslijkst verderf teweegbrengt, optimi corruptio pessima, zoo is het ook hier.

Diezelfde tong, datzelfde woord, ontwijd, ontheiligd, Gode ontroofd, en in dienst van Satan gesteld, gaat de giftigste pijlspits en de scherpste vlijm in kracht, in kracht om te wonden, te boven.

Met den dolk kunt ge iemands lichaam raken, maar met den dolk van het woord treft ge hem in de ziel.

Daarom gaat menschelijke wreedheid dierlijken bloeddorst te boven. Want ook het dier sist of brult wel, als het zijn prooi bespringt, maar enkel om schrik aan te jagen, en niet om duivelsch te kwetsen. Verder dan dorst naar bloed gaat het bij het dier niet, het is de mensch alleen die hunkert naar het merg in iemands ziel.

En dat booze hunkeren nu sprak in dat roepen van ^Kruis hem, kruis hem!'' K

Immers dat riepen ze, niet in een afgelegen plek, maar .zóó dat Jezus er bij stond; zóó dat Jezus het hooren moest; onderwijl ze hem daar zagen staan, en met hun duivelsch oog de uitwerking van hun moordroep op hun slachtoffer afwachtten.

De Joodsche natie is als ze haar zelfbeheersching verliest en uit haar kalmte uitraakt, toch reeds zoo hartstochtelijk.

Als Joden hartstochtelijk worden, komen de klanken hun nog rauwer, bijna schor, uit de diepe keel.

Dat scherpe keelgeluid dringt zoodoende nog snijdender in het oor van wie het moet aanhooren, en als het een moordgeroep wordt, ontaardt het in een gillen der razernij.

En die booze drift zweept nog geweldiger golfslag op, als zulk een kreet opstijgt niet uit een kleine groep, maar uit een onafzienbare menigte, die heel het marktplein vult.

Dan wordt dat roepen stormachtig, geweldig, alles overschetterend.

Van den éénen uithoek van het plein opstijgend, plotseling naar alle hoeken in echo herhaald, en dan weer teruggolvend, om telkens en telkens weer herhaald te worden. Één storm van menschelijke stemmen, uit het hart van duizend en nogmaals duizend opgewonden en op bloed beluste woestelingen, zich werpend op dien Ééne, die daar staat en het aanhoort, en er met zijn aandoenlijk hart onder beeft.

Kruis hem, kruis hem!

Zoo schreeuwden de priesters hel voor, en het volk schreeuwde en gilde het hun na, tot Pilatus zelf onthutst werd door de uitbarsting van zulk een hartstocht.

En of hij er al tegen insprak, het hielp niet. Weer brak de storm los, en weer daverde de lucht van het nog woedender gegil. m

Altoos: Kruis hem, kruis hem!

Tot eindelijk Pilatus, de anders zoo onverschrokken Romein, bang werd, en zelfs met zijn .soldaten het niet tegen dat stormen van den hartstocht dorst op te nemen.

Eerst toen Pilatus bukte en gehoorzaamde, en Jezus overgaf om gekruist te wórden, toen eerst hield dat vreeslijk roepen, dat Jezus tot in rde ^iel deed sidderen, op.

Zoo is de schare, zoo is de aard der menigte.

Plotseling zal ze ontvlammen in geestdrift, in bewondering, in wat bijna aan aanbidding grenst. Hoe dikwijls had ze Je^us niet koning willen maken, en hoe snel viel ze met het o A Hosanna in, toen Jezus op de witte ezelin Jeruzalem binnenreed.

Maar even snel ontvlamt haar booze hartstocht. En dan kan niets haar stuiten. Dan maakt het besef van haar overmacht haar overmoedig, dwingziek, onverbiddelijk. Vraagt ze eenmaal om bloed, dan moet dat bloed ook vloeien, en vergiftigft de booze lust van het doen sentire mori ') haar gegil.

Want dat stormachtig roepen: Kruis hem, kruis hem! dat was Jezus vooruit reeds kruisigen, nog eer hij op Golgotha was. Het was hem vooruit reeds al den angst en schrik doen doorworstelen, die zulk een uitbarsting van wilden hartstocht in de ziel werpt.

Jezus was met van steen, maar mensch met een menschelijk hart, en in dat menschelijk hart de fijnste aandoenlijkheid.

Men spreekt wel eens van pachyderme personen, die als gepantserd en onkwetsbaar te midden van het gehuil van de woedende menigte staan.

Maar zoo was uw Jezus niet.

In hem werkte het gevoel teederder en fijner en aandoenlijker, dan het in één onzer kan werken.

En wat wij bij dat hooren roepen van kruis hem, kruis hem! nooit gegist hebben, dat heeft uw Jezus onder dat - moordgeroep in zijn zielsangsten doorworsteld en doorstaan.

Toen eindelijk Pilatus hem overgaf en de storm van hartstocht tot bedaren kwam, lag er in dat vonnis van doem voor Jez, us een verademing.

Want merk er op, hoe zulk een ure der boosheid reeds bijna niet te doorworstelen is, voor wie alleen bedacht is op eigen lijlsbehoud, en onderwijl de schare, die hem als een losgelaten wild dier aangrijnst, in de bitterheid zijner ziel haat en vloekt.

Dan werkt hartstocht tegen hartstocht in, eigen bitterheid ontwapent de bitterheid der menigte, en ten slotte herstelt zich het evenwicht, als wel de menigte voortgilt, maar de eenling als held met een giftig wapen overwint.

Maar zoo was het hier niet.

Ook in die ure der razernij, waarin Jeruzalem den vloek over zich inriep, begaf uw Jezus geen oogenblik de aandrift der liefde.

Dat volk dat om zijn bloed riep, was zijn volk, het volk van God, naar de verbonden.

Het was het volk van zijn maagschap, waaruit hij zijn vleesch en bloed had aangenomen. Het volk zijner broederen.

Het volk, waaraan hij, vóór alle andere volken, het heil bereid had. Het was het volk van Sion, waarover de Heere toch zijn Koning had gezalfd.

En daarom, toen dat moordgegil van kruis hem, kruis hem! over het marktplein galmde en golfde, klonk die wilde kreet Jezus in deooren, en in de ziel, niet als een moordgeroep van vreemden, van een wilde massa, die hem niet aanging, maar moest het voor Jezus zijn, wat het voor u zou worden, als uw eigen kinderen, uw eigen broederen, de mannen van uw eigen maagschap, u ten doode opeischten.

En daardoor nu werd dat kruis hem, kru-is hem ! nóg schrikkelijker, nóg pijnlijker voor de bloedende wonde van Jezus' hart.

Neen, het lijden van uw Jezus was niet enkel, dat men hem met vuisten sloeg op het gelaat, en met het geeselkoord hem den rug striemde, en hem de handen en de voeten doorboorde, en sterven liet aan het vloekhout.

Het lijden van uw Jezus ging aldoor. Het was één onafgebroken lijden van oogenblik tot oogenblik.

En daarom wie zijn Jezus liefheeft met indringende liefde, die weet ook in dat onafgebroken lijden met zijn Jezus meê te lijden.

Die schrikt, als hij dat krtiis hem, kruis hem! nog als echo in het oor opvangt, zelf in de ziel, en kan den drang niet weerstaan, om, zoo dikwijls hij in die vreeslijke ure terugleeft, met een altoos versche offerande der liefde voor zijn Heiland te naderen.

De vrucht niet van eigen goedheid, maar van wat Jezus voor hem leed.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's

„Kruis hem, kruis hem!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's