Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zij kruisigden hem.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zij kruisigden hem.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En toen zij kwamen op de plaats, genaamd Hoofdschedelplaats, kruisigden zij hem aldaar. Luk, 23 : 33a.

In het achtste regeeringsjaar van keizer Tiberius, tien jaren vóór Golgotha, was-er een Senaatsconsult uitgevaardigd, bepalende, dat allerwegen in het Romeinsche rijk al wie veroordeeld was tot den dood, nog tien dagen levens zou hebben., eer de doodstraf aan hem voltrokken werd.

Doch er was bij bepaald, dat de rechter desvereischt ook de onmiddellijke executie kon

gelasten, zoo hij te doen had met een die oproer had verwekt, of gevaarlijk scheen voor de publieke orde.

Die laatste uitzondering is door Pilatus op Jezus toegepast.

»Uitstel van executie" is aan Jezus niet gegund. Blykbaar was Pilatus niet gerust. Hij duchtte een uitbreking van het fanatisme der Joden. En het is die angst van Pilatus, door de onrust van zijn consciëntie nog verergerd, die oorzaak werd, dat Jezus, na den ganschen nacht gewaakt te hebben, en reeds voor dag en dauw gevangen te zijn genomen, op eenmaal, zonder een oogenblik van verademing, heel zijn lijden doorworstelen moest, en eerst in zijn dood het einde van die worsteling bereikte.

Toen hadden vier soldaten last gekregen, om, onder bevel van een officier, de kruisstraf aan Jezus te voltrekken; en het was deze officier met zij» vier onderhebbende manschappen, die Jezus uit Pilatus' handen overnamen.

Wat voor de kruisigbg noodig was, behoefde niet eerst aangeschaft, maar lag gereed. De kruispaal, do spade, de spijkers, de touwen en de kanne gemyrreden wijn, en de kan met edik. En zoo ging het naar Golgotha op weg. Spade en spijkers, touw en kan droegen de soldaten, maar den kruispaal moest Jezus zelf dragen.

Dat kruis moest hij dragen, niet een kort eind weegs, maar eerst heel de stad door, al de straten van het rechthuis tot aan de poort langs, en toen van de poort naar de Hoofdschedelplaats,

Dat kruisdragen bestond niet hierin dat de veroordeelde het dragen kon gelijk hij wilde, maar het kruis werd hem, met den dwarsbalk vóór de borst, over den linkerschouder gelegd, en de beide handen aan den dwarsbalk gebonden.

Hieruit verklaart het zich dan ook, datjezus, door zoo aangrijpende inspanning, enrustelooze ontroering al die uren lang, uitgeput, zeer spoedig onder dit kruisdragen bezweek.

Reeds onder het gaan naar Golgotha begon de kracht der menschelijke natuur hem te begeven.

Eindelijk op Golgotha aangekomen, hebben de soldaten toen een gat in den grond gegraven, den opgerichten kruispaal daarin gezet, en den grond aangetreden, tot de paal goed vaststond; en dat alles onderwijl Jezus er sprakeloos bij stond, en het aanzag, en innerlijk beefde voor wat te komen stond.

Want toen nu de paal gereed stond, hebben de soldaten Jezus aangetast, en hem niet alleen zijn opperkleed, maar ook zijn overige kleederen van het lijf getogen, tot hij, als een doemschuldige die geen kleed meer waard was, onderwijl het volk het aanzag, in hun midden stond.

Voorshands legden ze dien rok en de kleederen ter zijde, om ze straks te verdeelen en te verloten, en toen gingen ze t©t de eigenlijke kruisiging over.

Het kruis in die dagen was niet zoo hoog, gemeenlijk hing de gekruisigde weinig meer dan twee voet hoog van den grond af.

Nu stak er onder aan het kruis een kleine balk uit, waarop de kruiseling met de beenen zijwaarts afhangende gezet werd. En terwijl één der soldaten hem tegen den kruispaal drukkende vasthield, bonden twee andere zijn handen aan het dwarshout van het kruis, en sloegen hem de nagels door de handen.

Ten slotte werden de beide voeten met de voetpalmen tegen den kruispaal gekeerd, en terwijl de céne soldaat de voeten alzoo vasthield, dreef de ander ook door die voeten de nagels heen, elke voet afzonderlijk tegeu liet houi: gedruKï. En toen was hij gekruisigd, en namen ze de kan met gemyrreden wijn, om hem te bedwelmen, opdat het lijden des sterveni aan dien paal niet te vreeslijk zou zijn. Maar Jezus weigerde. Het smartgevoel van het lijden mocht geen oogenblik worden verdoold.

Toen Jezus niet wilde, hielden de soldaten ook niet aan.

Hun bleef nog alleen de toeëigening van den buit over, toen ze Jezus' kleederen onder hun vieren verdeelden.

" En toen zett'en ze zich bij den kruisheuvel neder, en de hoofdman over honderd bleef het aanzien.

En Jezus riep: sVader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen."

Daarop viel plotseling de duisternis in.

Een schemering als van den nacht omtoog het kruis en den kruisheuvel.

En zoo hing uw Jezus te sterven. En de vrouwen en bekenden, die er om stonden, ontroerden van weedom des harten.

Alleen de fanatieke^ priesters genoten van Jezus' • doodsstrijd.

Heel anders dan de Romeinsche officier die er bijstond, en die er wel niets van begreep, maar toch van oogenblik tot oogenblik al sterker, al duidelijker gevoelde, dat hier geen gewone terechtstelling plaats had, maar dat het hier een strijd gold tusschen de aarde en den hemel.

Het «Waarlijk, deze is Gods Zoon", zal hij straks eerst uitroepen, maar vooruit reeds beefde het in zijn hart, of hij zich in Jezus niet aan een hooger wezen vergreep.

Aldus is feitelijk de kruisiging van Jezus op Golgotha toegegaan, want men kent, uit nauwkeurig onderzoek de wijze waarop de Romeinen in die dagen gewoon waren den kruisdood te voltrekken.

Als ge er bij waart geweest, zou het d< it geweest zijn, wat ge zoudt hebben gezien. En als de apostel Paulus aan de kerken van Galatic schrijft, dat Jezus Christus »voor hun oogen geschilderd was gekruisigd zijnde" (Gal. 3: i), dan blijkt hieruit, dat ook wij hierbij onze voorstelling moeten laten werken, in dat bange tafereel moeten inleven, en het doordenken moeten, als waren we er ooggetuigen van.

Ook de plaat en het schilderstuk mag ons hierbij te hulpe komen, mits onopgesmukt, werkelijk en waar.

Zelfs is het ongelooflijk wat diepen indruk op de ziel een waarlijk sprekende afbeelding van Jezus' kruisiging maken kan.

En toch, ook als dit aangrijpende tafereel ons klaar en zakelijk voor oogen staat, heelde zich niemand in, dat dit alles was.

Ja, haast zouden we zeggen, wie dat alles als voor oogen zag, zag nog slechts een stukske van wat er op Golgotha wezenlijk plaats greep.

Er was op Golgotha nog zooveel meer, dat met het oog niet was waar te nemen, en toch even werkelijk, werkelijk in nog hoogeren zin, was.

Reeds die officier zag zooveel meer dan zijn onderhebbende manschappen. Nog veel meer zagen Jezus' bekenden die van Verre stonden. En wat moet niet een Maria, een Johannes die als verstomd van verre stonden, ontwaard, doorworsteld, en meegeleden hebben, waar zelfs die officier en die bekenden nog geen flauw begrip van hadden.

Er greep op Golgotha niet alleen een hand-* tastelijke terechtstelling, maar veel meer nog een geestelijke worsteling plaats, die tot door het bloed der ziele ging, en waarvan niets, nitts zag of merkte, wiens oog voor wat in de geestelijke wereld gebeurt, nog gansch blind was,

Maria en de jongeren, die niet gansch blind meer waren, hebben er daarom iets meer van gezien. Maar toch, ook zij zagen nog slechts zwevende schaduwen, en God alleen zag uit den hooge in volle klaarheid, wat er bij en onder die kruisiging en aan dat kruis, door Jezus' geest tegen Satan en zijn demonische geesten geworsteld is; wat er in die ure van bovenmenschelijk lijden gestreden is, om een wereld voor eeuwig te redden; hoe dat kruis, ja, waarlijk een altaar was; en hoe op dat altaar het Lam Gods zijn zelfofferande volbracht, om het recht zijns Vaders te doen zegepralen.

Niemand, sprak Jezus, kent den Zoon dan de Vader, en zoo is er ook in die ure geen creatuur, geen mensch of engel geweest, die deze grondelooze diepte van Jezus' lij den gepeild heeft. Van menschen onbegrepen, en alleen door zijn Vader gekend, is uw Jezus in dit nachtelijk

donker van den dood ondergegaan. En daarom zeg nooit, dat ge nu althans Golgotha verstaan hebt.

Iets moogt ge er van gissen, en ia uw ziels' liefde voor uw Heiland doorleven, maar weten wat er in dien drinkbeker was, dien de Vader hem gegeven had, zult ge nooit.

Dat verstond Hij alleen, die dien beker des lijdens voor den Zoon zijner liefde, om u te redden, gemengd had.

En toch is er iets, dat de Heilige Geest aan een iegelijk van Gods uitverkorenen, op een bijzondere, voor hem alleen geldende wijze, van dat kruis van Golgotha openbaart.

Op dat kruis droeg Jezus onze zonden. Zoo getuigen het u zijn apostelen. Zoo beleed het Christus' kerk alle eeuwen door. Zoo is het betuigd ook aan uw eigen hart.

Onze zonden!

De uwe, de mijne, die van al onze broederen en zusteren, die ten leven herboren zijn.

En nu, wat kent, wat verstaat ge daarvan beter dan uw eigen zonden^ en wie kent, wie verstaat uw zonden anders dan uw God en gij zelf?

En daarom, als de Heilige Geest, bij het licht des Woords, u in de diepte uwer zonden inleidt, wat doet die Trooster van uw hart dan anders, dan in die kennis uwer eigen zonden u een maatstaf bieden, om het lijden en het sterven van uw Heüand op een gansch eenige, geheel persoonlijke wijze te leeren verstaan, zooals dat sterven bij u hoort, u innerlijk ontroeren, u tot wederliefde verwekken kan, en voor u de rijke volle openbaring kan worden van de verzoenende, de erbarmende, de uitdelgende genade uws Gods.

En daarom er staan twee wegen voor u open, om Golgotha in uw eigen ziel te ondergaan, en met uw Jezus gekruisigd te worden, en met hem te sterven, opdat ge met hem leven moogt.

Den éénen weg ontsluit u de Schrift, die u verhaalt wat voor oogen was, en u wijst op het mysterie dat in Golgotha school.

Die weg is voor allen gemeen.

Maar de tweede weg is persoonlijk, voor elke ziel afzonderlijk, voor haar alleen te betreden. En die tweede weg is de weg door de diepte, door de kennisse van uw hart, door de zelfaanklacht van uw verzondigd bestaan, en verzondigd leven, en verzondigde genade.

En als ge dan met uw zielsbesef in deze zee van uw zonden wegzinkt, en ge hoort hoe gij liij al jcius^ lijden, er ait nog aan hebt toegedaan, dat ge ook dien last uwer zonden op uw stervenden Heiland hebt gelegd, dan verstaat ge het, hoe er op Golgotha nog zoo iets heel anders geleden is, dan het doorboren van de handen.

Een doorvlijmen van de ziel van uw Heiland; een hem wonden, dat niet die krijgsknechten, maar dat gij, met al Gods heiligen, hebt gedaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's

„Zij kruisigden hem.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1896

De Heraut | 4 Pagina's