Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren,

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXIIV.

LAURENCE SAUNDERS,

Toen Maria de Bloedige de plaats van haren broeder Eduard VI had ingenomen, begonnen spoedig die vervolgingen, welke de herstelling van het Pausdom in het Vereenigd Koninkrijk eischte. Duizenden bij duizenden veranderden toen hun religie als een kleed. Toch ontbrak ook hier de zij het ook kleine schare der geloovigen niet, die den marteldood stelden boven de verloochening van den Heere. Een dezer was Laurence Saunders, afstammeling uit een aanzienlijk geslacht. Zijne eerste wetenschappelijke opleiding genoot hij aan de school van Eton, (in 1440 opgericht in de nabijheid van Londen). Daarna zond men hem naar Cambridge, Daar bleef hij drie jaren. Toen begaf hij zich, op verzoek van zijne moeder en an-, dere familiebetrekkingen, in den handel. Dit duurde echter niet lang. De lust tot de studie werd hem te machtig, zoodat hij zijne nieuwe loopbaan verliet en naar Cambridge terugkeerde, waar hij zich toelegde op de theologie en het aanleeren van het Latijn, het Grieksch en het Hebreeuwsch. Met de kennis dezer talen openden zich voor hem de bronnen der ware kennis van God en zijne genade in Christus. En de Heere zegende dat aan zijn hart. Daarom werd het zijn begeeite om, zooals hij zeide, als een geestelijk koopman zijne waar uit den Woorde Gods den menschen aan te bieden. De gelegenheid hiertoe was toen aanwezig, want Eduard VI, die voorstander was van de Reformatie, regeerde in die dagen over Engeland, Saunders begon met het prediken van Gods Woord. Eenigen tijd daarna werd hij benoemd tot hoogleeraar, het eerst aan de school te Fotheringay, daarna aan die van Lichfield. In laatstgenoemde plaats werd hij tevens beroepen als dienaar des Wb'örds. Daar echter toentertijd slechts weinige dienaren des Woords waren, kreeg hij ook eene roeping naar Londen, om er den dienst des Woords te vervullen.

Daar kwam echter verandering, Maria werd koningin en verbood het prediken der waarheid naar de Schriften. Vele leeraars bogen zich uit gewinzucht voor het Pausdom, andere vluchtten en wederom andere bleven op hun post en vervulden hun ambt, zonder zich te bekommeren om de toekomst.

Zoo deed ook Saunders. Zaterdag den i4en October begaf hij zich naar Londen, om er te prediken, toen hem dicht bij de stad een raadsheer der koningin met name John Mordaunt achterop kwam, die een gesprek met hem aanknoopte. »Waar gaat gij heen F" vroeg Mordaunt, waarop het antwoord luidde: sNaar Londen, dat ook tot mijn arbeidsveld behoort." »Doe dat niet!" ried de raadsheer. Doch Saunders antwoordde: sHoe zal ik mij dan van mijnen schuldigen plicht kwijten en mijne consciëntie bevredigen? " »Hebt gij dezer dagen niet reeds in Londen gepredikt, " was de wedervraag van Mordaunt, waarop de martelaar weder zeide: »Ja, want ik ben daar in mijne gemeente". Zoo en nog meer besprekende, kwamen de beide wandelaars in de stad, waar zij van elkaar afscheid namen. Saunders ging naar zijne gewone herberg, maar Mordaunt naar den bisschop van Londen, den befaamden Bonner, om zijnen reisgenoot te verraden. Des anderen daags was het Zondag. Saunders betrad dén kansel in zijne kerk en sprak uit 2 Cor. 11 deze woorden: sik heb ulieden toebereid, om u als eene reine maagd aan eenen man voor te stellen, namelijk aan Christus. Doch ik vrees, dat eenigszins gelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, alzoo uwe zinnen bedorven worden, om af te wijken van de eenvoudigheid, die in Christus is." Des namiddags begaf de prediker zich weder naar de kerk, om de gemeente nog eens te onderhouden over de leer der rechtvaardigmaking naar de Schriften en de verordeningen der Roomsche kerk. Eer hij echter op den kansel was, werd hij namens den bisschop gevangen genomen en weggeleid._ Voor Bonner gebracht werd hij door dezen beschuldigd van drie misdaden nl, die van gekwetste majesteit, van oproer en van ketterij. Aan­ gaande de eerste twee merkte hij op, dat hij 'ze onbesproken zou laten. Wel wilde hij met hem redetwisten over zijne bewering, dat de Roqmsche kerk over de leer van het Avondmaal onzuiver leeraarde. Doch Saunders gaf hem geen kamp. Daarop beval hem de bisschop zijn gevoelen omtrent dê wezensverandering in het Avondmaal nader te verklaren. Toen dit geschied was, ontspon zich hieruit een gesprek, waaraan Bonner een einde maakte, door den gevangene naar den kanselier Gardiner te laten brengen.

Daar deze niet te huis was, moest de gevangene niet minder dan 4 uren wachten. Eindelijk kwam liij. Toen hij van Mordaunt vernomen had, wie in zijn huis was en wat hem werd ten laste gelegd, vroeg hij: sWaar is hij ? " Saunders verscheen en de kanselier vroeg hem: »Hoe hebt gij durven prediken tegen het bevel der koningin in ? '' Hierop antwoordde Saunders met een beroep op de Schrift met name op Ezechiël 3 en iJn waarin de herders vermaand worden vol te houden inhet weiden hunnefkudden. Na een lang gesprek riep de kanselier eindelijk uit: sNeem dien waanzinnige weg, breng hem in de gevangenis." Vijftien maanden bleef de martelaar toen in den kerker; en in dien tijd schreef hij verscheidene brieven aan zijne vrouw, aan Cramner, Ridley, Larimer en anderen. Intusschen ontbrak het hem ook niet aan verleiders. Dr. Hugh Weston, deken van Westminster, en Grimoald kwamen in zijnen kerker en trachtten hem over te halen den Christus te verloochenen met beloften van redding. Maar God bewaarde hem en gaf hem te antwoorden naar de raeening des Geestes.

Om Saunders het leven in den kerker nog bitterder te maken dan het reeds was, verboden de bisschoppen iemand van zijne familie of vrienden bij hem toe te laten. Toen eens zijne vrouw met zijn zoontje kwam, werd zij afgewezen. Alleen het kind mocht even binnen, wat het hart des vaders innig aandeed.

De geestelijke rechtbanken waren, na menigvuldige onderzoekingen, tot het besluit gekomen, dat Saunders een ketter was en aan den wereldlijken rechter moest worden overgeleverd. Hij werd geëxcommuniceerd en van zijne pries­ terlijke waardigheid ontdaan. Daarop nam hem de burgemeester van loonden onder zijn toezicht en zette hem in den kerker. Hier vond hij zijn vriend en strijdgenoot Laidmater, wat hem eene groote verkwikking was.

Van Londen werd Saunders, nadat hij ter dood veroordeeld was, naar Coventry gebracht, waar hij zou gevonnisd worden. Te St. Albon gekomen ontmoette hij zekeren Grimoald, die eens ook de goede belijdenis beleden had, maar niet staande gebleven was. Saunders vermaande hem en vroeg eindelijk, of hij niet mede zou drinken uit den lijdensbeker welken de Heere hem (Saunders) voorhield. Grimoald haastte zich toen weg te komen.

Te Coventry aangekomen, ontving hij de eerste vertroostingen van eenen schoenmaker, die hem toeriep: sOnze goede Meester, de Heere Jezus, trooste en sterke u". Hierop antwoordde Saunders: ^Broeder en vriend, ik dank u hartelijk voor dit woord, blijf mijner gedenken en draag mij Gode op in uwe gebeden, opdat de Heere mij trouw make tot den einde.

Te Coventry bracht de martelaar nog eenen nacht door in den kerker te midden van de grootste boosdoeners. Den ganschen nacht sliep hij weinig, want hij bracht hem biddende door.

Des anderen daags, den 8en Februari, werd Saunders buiten de stad gebracht. Blootshoofds en barrevoets trad hij, slechts met een enkel hemd bekleed, te midden zijner beulen voort. Onderweg wierp hij zich dikwijls op de aarde, om God te bidden. Doch zijne vijanden lieten hem geen rust. Een hunner verweet hem zijn ketterij en noemde hem een beroerder des rijks. Tegelijk echter gaf hij hem nog hoop op redding, indien hij zijn confessie herriep. Saunders antwoordde: sWij, dienstknechten Gods, worden valschelijk beschuldigd van ketterij en majesteitsschennis. Eerder moeten wij den aanklacht op u en de uwen terugwerpen, omdat gij Gods Woord hebt wederstaan." Na deze woorden werd de martelaar aan den brandpaal gebonden en het vuur ontstoken. Zijne laatste woorden waren:

„O kruis van mijnen lieven Heere Jezus."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 april 1896

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren,

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 april 1896

De Heraut | 4 Pagina's