Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sekte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sekte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 8 Mei 1896.

In de Nieiaue Amsterdammer heeft de heer W. van Nes, te Amsterdam, een reeks van niet minder dan tien breede artikelen gewijd aan een ernstige studie over het Leger des heils.

De lezing van deze artikelen kunnen we aanbevelen.

Immers als beoordeelaar is de heer Van Nes waardeerend en onpartijdig, en om tot het vellen van een juist oordeel in staat te zijn, heeft hij het Leger bestudeerd. Bestudeerd in zijn statuten en reglementen, bestudeerd ia zijn practisch optreden, bestudeerd in zijn geldelijk beheer, bestudeerd in zijn personen en bestudeerd in zijn uitkomsten.

Hij onderdrukt dan ook zeker gevoel vau bewondering niet voor de grootsche gedachte die dit Leger in het leven riep, noch voor den tact en de energie waarmee zijn uitbreiding is doorgezet.

Het Leger des heils, in ons land nog klein en onbeduidend, is als wereld verschijnsel metterdaad een reusachtig pogen, en Generaal Booth moet een man van genialen aanleg en van reusachtige wilskracht zijn, om zulk een stoute onderneming ia die mate te hebben doen slagen.

Maar juist daarom is het van het hoogste aanbelang, de beteekenis van dit Leger des heils helder en scherp in te zien, en zich niet te laten misleiden door den schijn.

Immers de conclusie waartoe de heer Van Nes komt, is geen andere, dan dat heel de breede werkzaamheid van het Lcgei op sociaal terrein slechts dienst doet als middel om het Leger als sekte uit te breiden.

Zijn optreden als sociale factor was lokmiddel en niets meer. Deze sociale bemoeiing blinddoekte. Ze bracht teweeg, dat de groeten en rijken der aarde hun steun al aan het Leger boden, ea dat op de eerste periode vau smaad en vervolging, thans een tweede periode gevolgd is van alzijdige, van ondoordachte, van te ver gedreven, oncritische sympathie.

De heer Van Nes komt dan ook zeer terecht tot de conclusie, é^A.partij-kiezen ook hier noodig is.

Wie de geestelijke strekking van het Leger des heils goedkeurt, steune het; doch wie de geestelijke strekking afkeurt, zie wel toe, dat hij er allen steun aan onthoude. In wat vorm toch ge uw steun ook verleent, en al schijnt het doel waarvoor ge geeft nog zoo onschuldig, het Leger zal altoos uw steun converteeren in een propagandamiddel voor zijn geestelijk streven als sekte.

Dit nu stemt geheel overeen met de houding ook door ons van meet af tegenover het Leger aangenomen.

Tegengewerkt hebben we het niet; tot op zekere hoogte hebben we velerlei vrucht van zijn optreden dankbaar geconstateerd. Maar even beslist bleef het onze overtuiging, dat we in het Leger te doen hadden, met een organisatie, die zich tegenover de Christelijke kerk plaatste, en optrad met de pretentie, om haar laak over te nemen, en die taak beter te volvoeren, dan alle Christelijke kerken saam.

Metterdaad, het Leger des heils is een nieuwe sekte, met een eigen geloofsbelijdenis, met een eigen organisatie, met een eigen zedenleer, met een eigen Christelijke practijk.

Het vereenigt in zijn organisatie de kracht van de militaire idéé met de zielkundige kracht van de Jezuïetenorde, en streeft er naar om onder een streng monarchale organisatie, waarbij Romes hiërarchie nog zwak uitkomt, éénheid van geestesrichting met eenheid van geestesdrcssuur in heel zijn kring te doen heerschen.

Belangrijk ia dit opzicht is vooral wat de heer Van Nes mededeelt omtrent de beteekenis van het Leger voor het huislijk leven, voor het huwelijk, en voor de opvoeding der kinderen.

Dit alles is streng gereglementeerd, en naar aanleiding van die bepaling schrijft hij:

Maar één punt hebben we toch nog op onze agenda staan, dat eenige bespreking vordert, daar het zeer belangrijk is voor de kennis van het leger: wij bedoelen de beteekenis, die het leger hecht aan het gezinsleven.

Dat geheele leven, van de verloving af tot aan den dood toe, is voor den heilssoldaat gereglementeerd. Bij de verloving moet jongeling en meisje in het oog houden, dat het leger voor hen bovenaan staat, en dat zij elke verbindtenis moeten weigeren of reeds aangenomen, verbreken, indien de verbindtenis hen zou beletten zich geheel aan de belangen van het leger te wijden. Soldaten huwen met soldaten, officieren met officieren of die het willen worden (het nationale hoofdkwartier moet verlof tot verloving en huwelijk, geven, terwijl stafofficieren verlof noodig hebben van het internationaal hoofdkwartier) en het huwelijk zelf moet in het leger ingezegend worden, volgens een formulier: het burgerlijk huwelijk wordt als van geen waarde voor het leger beschouwd en een huwelijksplechtigheid in het leger is (men lette er op, dat het na de voltrekking van het burgerlijk huwelijk in een avondbijeenkomst plaats heeft), al een van de zonderlingste middelen om zondaren tot bekeering te brengen: de gehuwden worden bij die plechtigheid nog steeds bruid en bruidegom genoemd, wat niet altijd tot even stichtelijke opmerkingen aanleiding geeft. Bruid en bruidegom doen daarbij elkaar en aan het leger verschillende beloften, die hierop neerkomen, dat als er iets verwaarloosd moet worden, het niet het leger zal zijn.

Ten opzichte van de kinderen eischt het leger een belangrijk deel voor zich. Begrijpelijk is het, dat »Heilssoldaten, die kinderen hebben, zullen inzien, dat het hun plicht is hen zoo op te voeden, dat zij leven tot eer van God en tot uitbreiding van Zijn koninkrijk"; (Orders en Regl, voor sold. afd. 9 par. 3); maar dat zij dien plicht alleen kunnen vervullen door (par. 4 lett, d.) hen bekwaam te maken niet alleen om goede soldaten, maar ook goede officieren te worden, wanneer zij daartoe een voldoende mate van kracht en geschiktheid blijken te bezitten, terwijl zij het moeten beschouwen als de hoogste eer, die hun te beurt kan vallen, wanneer het God behagen Tnoge hunne kinderen tot leiders van Zijn volk te roepen" is wel wat aanmatigend gesproken en verraadt tevens groote voorzichtigheid. De Generaal zegt toch in goed Nederlandsch; »Als uwe kinderen bruikbaar zijn, moet ge het een eer rekenen ze voor het Leger af te staan en als ze niet bruikbaar zijn.... wel dan moet ge maasr zien, dat ge ze den kost geeft. Ik verplicht me tot niets en gij daarentegen tot alles."

Zoo spoedig mogelijk moeten de kinderen ineen bijeenkomst aan het leger worden opgedragen en zoodra zij kunnen, moeten zij de kinderbijeenkomsten bezoeken, om, indien zij > gered" zijn, »als jonge soldaten te worden ingeschreven en te trachten hunne kameraadjes en schoolmakkers voor Christus te winnen". (Orders en Regl. voor sold. afd. X par. 5 en 6).

Het doel van die kinderbijeenkomsten is hetzelfde als het doel van alle bijeenkomsten en wij hebben vaak gelezen, dat in andere landen, waar zij goed schijnen geregeld te zijn en onder bekwame leiders staan, goede resultaten opleveren.

Hierin nu lette men vooral op de bijna hoonende uitspraak, dat men zijn kinderen, dan alleen tot eer van God en tot uitbreiding van zijn Rijk doet leven, als men ze zooveel mogelijk opvoedt, om goede soldaten en officieren van het Leger te worden.

Duidelijker en sterker kan het zich niet uitspreken. sektewezen

Dat deze sekte u daarom meteen vrijlaat, om doorloopend lid van uw kerk te blijven, is alleen te verklaren uit de diepe minachting waarmee het Leger op alle kerken van Christus als doelloos en machteloos neerziet.

Of men lid van een kerk blijft, hindert niet. Dat is toch niets meer dan naam en schijn. Wie eenmaal soldaat of officier is geworden, denkt aan geen kerk meer, en gaat geheel in den dienst van het Leger op.

Het is dan ook het Methodisme, dat in deze nieuwe sekte zijn triomf viert, alleen met dit verschil, dat John Wesley alleen een geestelijke actie bedoelde, en het hier bij h> t, t^r'"'j' ''£l Leger aan deze geestelijke actie een nog straffer geestelijke organisatie toevoegt, en zich als aaneengesloten geheel over heel de wereld uitbreidt, om te toonen hoe de kerk eigenlijk had moeten handelen, om een macht in de wereld te zijn.

Dit toch is het eigenaardige en kenmerkende van deze sekte, dat ze ongetwijfeld een geestelijk doel nastreeft, maar voor de bereiking van dit geestelijk doel een macht in de wereld wil zijn.

Natuurlijk noodzaakt dit deze sekte kracht in het uitwendige te zoeken, en het geestelijke met allerlei ongeestelijks te vermengen.

Aparte kleeding, uitwendig vertoon, vaandels en muziek, velddagen en boottochten, rangen en titels, voor aller oog en oor bidden, de teederste, heiligste zaken zonder eenige schuchterheid behandelen, zijn zonden voor God bekennen op een publieke plaats, en zooveel meer, zijn altegader hinderlijke middelen, waartoe het Leger, als tea macht in de wereld, zijn toevlucht moet nemen.

En niet minder moet het daarom op geld azen. Geld op alle manier afbedelen, geld op alle manier verdienen. Koopmanschap drijven. Zich in de gunst der rijken indringen. Ea dit alles onder de strengste eenhoofdige organisatie, die ten slotte ook als materieele macht een verbazenden geldelij ken schat in ééne hand bracht.

Hierin nu ligt de oorzaak, waarom het Leger de geestelijk wel onderlegden gekwetst en afstooten, en daarcntegea de licht bewogen menigte, die op het gevoel drijft, en door vertoon gelokt wordt, aangetrokken heeft.

In onze Gereformeerde kringen vond het geen vischwater. Op enkele uitzonderingen na heeft het uit onze kringen niemand, anders dan zeer tijdelijk, meegesleept. Maar wel vond het Leger toebereide zielen onder die zwervende, onvaste geesten, die noch de waarheid noch de historie kennen, maar veel van geestelijke drukte en van iets pikants houden.

En de hypnotiseerende macht die van een aldus optredende sekte uitgaat is zoo groot, dat eea onvaste geest, die ook maar een oogenblik zijn geestes-sympathie naar het Leger liet uitgaan, vanzelf en ongemerkt onder zijn overheersching geraakte, zijn eigen geest aan den geest van het Leger moest gevangen geven, en al spoedig met enthousiasme meeliep in den stoet, waarvan hij den geest, zoolang hij nog geestelijk nuchter was, op geen voeten ot vademen na, met den geest van het Evangelie kon rijmen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Sekte.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1896

De Heraut | 4 Pagina's