Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onthouding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onthouding.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

Zij die tegen de fiscale bemoeiing van de Overheid in zake den sterken drank opkomen, doen dit niet, alsof ze elk recht aan de Overheid om op dit kwaad te letten wilden betwisten, maar omdat ze oordeelen, dat de zware accijns het kwaad niet stuit, en de positie der Overheid vervalscht. d

Gelijk thans de zaken ten onzent staan, leeft de Overheid voor één vijfde deel van de opbrengst van den accijns op den sterken drank. Ea nu ligt het toch in den aard der zaak, dat men nooit in hart en ziel op kan treden als bestrijder van zulk een kwaad, wanneer men zelf bij de voortwoekering van dit kwaad een belang heeft, dat jaarlijks in het cijfer van bijna 30 millioen wordt uitgedrukt.

Iemand die een slijterij erfde waaruit hij jaarlijks tien duizend gulden trok, en deze aanhield, zou niet de aangewezen man zijn, om als Voorzitter van een Afschaffersbond op te treden.

Hij zou er de zedelijke veerkracht niet toe bezitten, ook al kon hij bewijzen, dat hij die slijterij tegen zijn zin kreeg, en niets deed om haar debiet te vergrooten.

Een krachtig optreden van de Overheid wordt deswege dan eerst én tegen de opium én tegen den sterken drank denkbaar, als de financieele band tusschen de Overheid en de narcotica is losgemaakt. '

Ook hier schuilt het kwaad in de zilveren koorde.

Al kan men het daarom eenerzijds toejuichen, dat de accijns telkens eenigszins verzwaard wordt, daarom mag toch niet voorbijgezien, dat juist elke nieuwe verhooging van dezen accijns de finale oplossing van dit vraagstuk tegenhoudt.

Laten we nu intusschen deze netelige accijns-quaestie voor een oogenblik rusten, dan mag gezegd, dat het op zichzelf niet op den weg der Overheid ligt, om in quaestiën van zuiver zedelijke ontwikkeling zelve op te treden.

Eisch van zedelijke ontwikkeling is juist dat ze voortspruite uit eigen inzicht en overtuiging.

Gedwongen plichtsbetrachting boet juist door dezen dwang het kenmerk van het zedelijke en vrije in.

Alleen het spontane en zelf gewilde heeft, naar hooger maatstaf gemeten, zedelijke waardij.

Ook al ware het dus, dat de Overheid door uitwendigen dwang allerlei zedelijke ontaarding stuitte, toch zou door dien dwang nooit een vrij zedelijk leven ontluiken kunnen.

Iets waar in de tweede plaats bijkomt, dat een Overheid die geen professie doet van eenige Christelijk religie, nooit anders de zedelijkheid drijven kan, dan losgemaakt van den wortel der religie, gelijk b. V. op de openbare school het geval is. Daar toch werpt de Staat zich op als zedenmeester, om »Christelijke en maatschappelijke deugden" in te. prenten. Maar juist wijl de Overheid dit doet zonder wortel of steunpunt in de religie, ondermijnt ze altoos het ware begrip van alle zedelijkheid.

In deze beide overwegingen ligt dan ook de oorzaak, waarom van Gereformeerde zijde, in de tegenwoordige omstandigheden, steeds geleeraard is, dat de Overheid het veiligst gaat, met de zedelijke ontwikkeling aan het initiatief der burgerij over te laten.

Dit nu op ons ontwerp toepassende, leidt dit ook hier tot de slotsom, dat de Overheid eerst dan in zake de bestrijding van den sterken drank behoort op te treden, als het duidelijk is, dat men hier niet staat voor een vraagstuk van zedelijke worsteling, maar voor een natiotiale calamiteit.

Het strafbaar stellen van publieke dronkenschap ligt geheel daarbuiten. Het is duidelijk, dat evenals de publieke eerbaarheid, zoo ook de pubUeke nuchterheid door de Overheid moet gehandhaafd worden.

Publieke dronkenschap leidt tot allerlei schandaal en misdrijf, en geeft overlast aan anderen.

Maar voor het overige is de Overheid dan eerst geroepen ten deze handelend op te treden, als ze ziet, dat er geen sprake meer is van een vrije zedelijke worsteling, maar dat er een kwaad is uitgebroken, dat de levenskracht van de natie als natie aantast.

Van dat oogenblik af toch treedt de sterke drank voor haar in het licht van een gif of een vernielende smetstof, en is ze gedwongen al die maatregelen te nemen, die ze ook anders neemt bij elke publieke calamiteit.

Dit standpunt nu heeft de regeering hier te lande reeds feitelijk ingenomen met het invoeren van de dusgenaamde vergunningen.

Mag een spijs of drank niet meer vrij worden verkocht, docli is er om er in te handelen een afzonderlijke vergunning noodig, dan ligt daarin uitgesproken, dat er in het vrije slijten gevaar schuilt.

Brood en melk mag ieder verkoopen, en het komt niemand in den zin daarvoor verunningen uit te geven.

Ook draagt zulk een vergunning niet het karakter van een patent, want de patenten zijn afgeschaft, en waren van gansch andere natuur.

Vraagt men zich af, of de Overheid, zich op dit standpunt stellende, nu metterdaad door haar stelsel van vergunning het beoogde doel bereikt heeft, dan kan hierop niet anders geantwoord, dan dat dit alleen denkbaar is, zoo het voorgestelde doel bitter klein in beteekenis was.

Want iets ja, is er mee gewonnen. Enkele krotten zijn opgeruimd. Het tal vankroegen en slijterijen is eenigszins geslonken. En vooral het beperken van vermengden verkoop werkt niet ongunstig.

Maar vergelijkt men de kleinheid van dit middel, met de ontzaglijke afmetingen van het kwaad, dan is kwalijk een ander oordeel mogelijk, dan dat deze halve maatregel tot stuiting van het kwaad ten eenenmale onbekwaam is. ,

Ernstig dient uit dien hoofde de vraag overwogen, of de Overheid al dan niet acht, dat het kv/aad thans reeds zoover is voortgeschreden, dat zij tegen dit kwaad als tegett een publieke calamiteit moet optreden.

Doch neemt ze dit standpunt in, en acht ze op grond van de statistiek der misdrijven, der zelfmoorden, der krankzinnigen, der armlastigen en der hospitalen te mogen constateeren, dat het nemen van maatregelen tegen deze vergiftiging van het nationale leven noodzakelijk is, dan trede ze ook met veerkracht en beleid op, en late zich door geen vrees voor financieele tekorten ontmoedigen.

In Scandinavië is bij proef op de som gebleken, dat zulk optreden van de Overheid metterdaad doel kan treffen.

Allerwegen is men op verweer tegen dit reusachtig kwaad bedacht.

Maar dan kieze men ook het juiste standpunt, rechtvaardige zijn oordeel uit de statistiek, en neme voorts zijn maatregelen niet half maar heel, zóó dat ze doel treffen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Onthouding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's