Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

EEN OUDE KENNIS?

Xunald opende de deur, en wenkte den vreemdeling, die buiten stond. De binnentredende was een man van hooge gestalte, aan wiens stijve houding men op 't eerste gezicht den krijgsman herkende. Zijn hoofd en baard waren reeds geheel vergrijsd, alleen de wenkbrauwen waren donker, - en gaven daardoor aan het gelaat een eigenaardige uitdrukking.

Nauwlijks had hij den grijsaard bemerkt, of hij liep haastig naar hem toe, knielde voor hem neder en omvatte zijne knieën.

j Hoe!" riep de grijsaard uit, terwijl hij den bezoeker aandachtig beschouwde, szijt gij niet Egbert? "

ïGij herkent mij dus? " riep de aangesprokene op een toon, die zoowel blijdschap als verwondering te kennen gaf, terwijl een traan in zijn baard rolde. sMaar dan is het ook geen leugen, dat gij onze lieve, goede keizer Frederik zijt. Ik zegen het uur, waarin ik uw aangezicht weder mag aanschouwen. O, hoe vurig heb ik daarnaar verlangd! En nu wordt mijn verlangen bevredigd!"

»Ja, ik ben degeen, voor wien ge mij houdt, " sprak de grijsaard, — en ook ik herken u. Hebt ge mij niet eens uit de hand der vijanden gered; het was in den slag bij Cortenuova, weet ge nog wel ? In mijn ijver was ik te diep in het leger der vijanden doorgedrongen, en plotseling zag ik mij van alle zijden omringd. Mijn strijdros werd door een dolksteek doodelijk gewoond, en zonk onder mij neer. Reeds legden de vijanden de hand aan mij, ten einde mij gevangen te nemen, daar ik niet in staat was mij te verdedigen, toen een mijner dappere krijgers eensklaps kwam aanrennen, en als een leeuw zich op den vijand stortte. Den een kliefde hij den schedel, een ander hieuw hij den arm af, een derde doorboorde hij de borst. Kortom, hij richtte zulk een bloedbad onder de vijanden aan, dat deze verschrikt terugweken. Middelerwijl had ik tijd bekomen, om mij van mijn ros, waaronder ik half begraven was te bevrijden, en mijn dapperen redder bij te springen. Langzaam trokken wij toen, nog steeds door den vijand vervolgd, naar de onzen terug, door wie we bij onze aankomst met gejuich ontvangen werden. Gij waart onze dappere redder. Toen reeds waren uw hoofd en baard grijs, alleen uw wenkbrauwen waren donker en daaraan heb ik u herkend. Voor uw dappere daad schonk ik u een keten, en ik zie dat gij ze nog draagt."

Daarbij wees de grijsaard op een keten, die Egbert inderdaad om den hals had.

ija, ik draag haar nog, mijn keizerlijke gebieder, " riep Egbert vol geestdrift uit, »en ik zal haar dragen, zoolang ik leef, ja, in het graf zal ze mij eens vergezellen. Het is het dierbaarste kleinood, dat ik bezit. Maar hoe goed hebt gij dat alles onthouden en dat na een zoo groot aantal jaren, dat ik dien tusschentijd zelf een oud man geworden ben."

sEen vorst moet een goed geheugen hebben, antwoordde de grijsaard, — ten einde de goeden te beloonen en de kwaden te straffen; doch allerminst mag hij zijn redders en die hem weldeden, vergeten."

sDan herinnert ge u ook nog dea storm, dien we op zee te doorstaan hadden, toen we op weg waren naar het Heilige land ? "

s Zeker herinner ik mij dien", luidde het antwoord. sHet was in den nacht van Donderdag op Vrijdag. De mast van ons schip was gebroken en hing over boord, zoodat ons vaartuig dreigde te gronde te gaan. De gezagvoerder en de bemanning waren het hoofd geheel kwijt; niemand wist wat te doen. Toen beval ik de touwen, waardoor de mast aan 't schip bevestigd was, door te hakken, hetgeen geschiedde. De mast stortte in het water, en verlicht richtte zich het schip weder op. Bijna was de mast nog door een reusachtige golf tegen het schip geslingerd, hetgeen ons vaartuig verpletterd zou hebben. Doch God hield zijn hand over ons uitgebreid, zoodat we van den ondergang gered werden, en behouden het Heilige land bereikten. Toen vermoedde ik niet, dat ik het voor de tweede maal zou zien en toch ben ik al dezen tijd daar geweest."

»Uwe Majesteit is andermaal in het Heilige Land geweest? " vroeg Egbert.

sja", antwoordde de grijsaard, — »en ik ben eerst nu van daar teruggekeerd om in mijn vaderland te sterven. Doch dat vertel ik u een volgend maal", aldus brak hij hier af. »Gij kunt mij echter nog een dienst bewijzen", zoo vervolgde hij, «die niet geringer zijn zal, dan die, toen ge mij het leven reddet."

»Al zou ik dien dienst met mijn leven moeten bekoopen, " verzekerde Egbert, »dan zou ik het met vreugde doen."

»Nu, zoover zal het niet komen, " zeide de grijsaard. «Doch luister; er zullen vele vijanden tegen mij opstaan, die mij mijn goed recht betwisten, ja mij in 't geheel niet erkennen, voor hetgeen ik ben, maar voor een leugenaar en bedrieger zullen houden. Nog heb ik geen schare van aanhangers rondom mij kunnen verzamelen. Deze beide getrouwen — op Kunald en Wolfram wijzende — zijn de eenigen die zich dusver bij mij hebben aangesloten. Ik heb trouwens ook nog geen andere gezocht. Hier in Keulen ben ik voor 't eerst in 't openbaar met mijn aanspraken voor den dag gekomen. Ik twijfel er echter aan, dat men ze zal erkennen. Mijn getuigenis zal men niet gelooven en het is dus van gewicht, wanneer anderen het kunnen ondersteunen, vooral degenen die reeds vroeger in mijn dienst waren en mij van nabij kennen."

sO, wat dat betreft", riep de krijgsman, sdaar is wel iets op te vinden. Hier in Keulen leeft nog iemand, die onder uw banieren gestreden heeft, en bij de belegering van Parma zwaar gewond is geworden. Hij is lam aan beide beenen en kan zijn huis nooit verlaten. Doch ik bezoek hem dikwijls, en dan praten wij over den ouden tijd, in 't bijzonder over de veldslagen, waarin wij beiden gevochten hebben. Hoe dikwijls heeft de wakkere Geissler reeds gezegd: Leefde onze goede keizer nog maar! Toen waren het toch betere tijden voor het land dan tegenwoordig, nu niemand eigenlijk recht weet wie Heer is." P k t e 4

ïGeissler, Geissler? " viel hem de grijsaard in de rede, terwijl hij de hand aan het voorhoofd bracht, als om zich iets te herinneren.

ïKent gij hem ? " vroeg de krijgsman.

»Heeft hij niet een litteeken dwars over de linkerwang? " luidde het vragend antwoord.

jjuist, " antwoordde de krijgsman. sHij kreeg die wond bij de belegering van Parma."

jPrecies, bij Parma, waar ik geslagen werd, " riep de grijsaard levendig uit. »Nu herinner ik 't mij weer heel duidelijk. Toen wij daar, door mijn schuld, vluchten moesten, konden wij ons ternauwernood aan de ons achtervolgende vijanden onttrekken, door op mijn schip sde Draak" de wijk te nemen. Onder de geredden bevond zich ook Geissler. Doch het was treurig met hem gesteld. Zijn linkerwang was bijna geheel afgehouwen door een vijandelijken zwaardslag en bloedde vreeslijk. Ik hielp hem nog de wond verbinden. Zoo iets vergeet men niet zoo licht. Van de hem toegebrachte verwonding behield hij echter een groot litteeken."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juni 1896

De Heraut | 4 Pagina's