Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

DE BERAADSLAGING.

In htt raadhuis zelf was het eveneens druk. De raadsleden liepen in levendig gesprek de groote zaal op en neer. Dan zag men Gerhard en Bruno Scherfgin, vader en zoon; de rijke Cleingedank, overman van 't bakkersgild, zelf zoo dik als een zak meel; • de broeders Bruno en Hendrik Hardefust en vele andere raadsheeren, waaronder ook Hilger von der Steffen. Ieder wilde van hem iets weten over den vreemdeling. Ook de stadsschrijver was er. Niemand ontbrak, nu 't een zoo gewichtige zaak betrof.

De burgemeester trad binnen; ieder nam plaats en 't werd stil. Overstolz groette enkelen, ging toen naar zijn hoogen zetel en luidde de bel, ten teeken dat men zou beginnen. Aller oogen waren op hem gericht.

Waarde, weledele Heeren, " zoo sprak hij, »ik heb u voor een hoogst gewichtige, dringende zaak laten roepen. Gij weet hoe sinds eergisteren in deze stad een vreemdeling vertoeft, die beweert keizer Frederikte zijn, en aanspraak maakt op den keizerstroon. Hij heeft mij bezocht en beproefd zijn echtheid te bewijzen. Mijn neef Hilger en de stadsschrijver waren daarbij tegenwoordig. Maar de zaak is te gewichtig en te moeilijk, om door twee of drie beslecht te worden. Daarom heb ik u opgeroepen."

En nu verhaalde de burgemeester wat wij reeds weten omtrent den zegelring en het geschrift des bisschops van Palermo. Alle aanwezigen toonden groote verbazing en riepen die zoo luide uit, dat Overstolz stilte verzocht. Nu ging hij voort:

»Wij, d. w. z. ik, mijn neef en de stadsschrijver Waren het daarover eens, dat de bewijzen des vreemdelings wel zeer schoonschijnend zijn, maar ook, dat hier een schandelijk bedrog wordt gepleegd, en wij zijn aanspraken nooit kunnen erkennen. Wat zou er van worden als wij, burgers van de aanzienlijkste stad des rijks, ons voor dien vreemdeling verklaarden, zijn plannen steunden? Al tien jaren hebben we nu de regeering van koning Kudolf, dien God zegene. Hij is altijd voor ons een genadig heer geweest, heeft ons vooral tegen onzen grootsten vijand, den aartsbisschop Sigfried, grooten dienst gedaan, en ons in onze eerlijk verkregen en oude rechten gehandhaafd. Het ware dus zwarte ondankbaarheid, zoo wij meehielpen zulk een man van den troon te stooten. Wat zou er van worden, als we onzen rechtmatigen koning verlieten en ons bij een vreemdeling aansloten, wiens afkomst we niet eens kennen ? Er zou weer een bloedige burgeroorlog ontstaan, zooals wij dien tot ons'ongeluk voortdurend in den keizerloozen tijd gehad hebben. Het is dus plicht dien vreemdeling met zijn aanspraken beslist af te wijzen en geen twijfel te wekken aangaande onze trouw aan koning Rudolf. Doch gij hebt te beslissen."

Met groote aandacht hadden allen geluisterd. hans wendde zich elk tot zijn buurman om ven raad te plegen. Eindelijk stond Hilger op en sprak:

Veroorlooft, mij, heeren, iets toe te voegen an de woorden van mijn oom. Ik beken, dat et optreden van den vreemdeling mij in de ar had gebracht; hij sprak zoo vast en waarig, dat men haast niet kon twijfelen, en zijn ewijsstukken versterkten nog dien indruk. Vraag k mij _ echter af, of 't mogelijk is dat iemand a dertig jaar voor dood te zijn gehouden, nog eeft, vooral of een keizer zich dertig jaar zoo schuil kan houden, zoo moet ik dit ontkennen. Ik geloof ook dat we met een slimmen bedrieer te doen hebben. Denkelijk wordt de vree 11eling aangespoord door vijanden van onzen orst. Die had al in den beginne met bittere ijanden te strijden. Velen wilden zich onder ijn strengen, maar rechtvaardigen scepter niet uigen, en men kan niet vergeten, dat hij de z oofridders hun handwerk heeft verleerd. Daarbij omen de zelfzuchtige plannen van vele grooten, die niet het heil des rijks, maar hun eigen vooreel bedoelen, zooals onze aartsbisschop. Zij adden gaarne weder een tijd als kort geleden, oen er koning noch keizer was. Dus moeten e op onze hoede zijn. Onze stad moet niet lechts in rijkdom en grootte, maar ook in trouw H an keizer en rijk de eerste van het land zijn." Toen_ Hilger had uitgesproken, klonken luide oejuichingen. Het duurde een poos eer de emoederen weder tot rust kwamen. Nu stond rederik Schegtere op, een rijk Patriciër en vertandig man en fprak: > Wat de burgemeester en Hilger von der Steffen ons hier hebben vooresteld, stem ik.in 't algemeen toe. Maar toch zijn wij nog niet in staat over den vreemdeling een oordeel te vellen. Wij willen geenszins den schijn op ons laden van ontrouw jegens keizer en rijk, maar evenmin mag men kunnen zeggen, dat we een zoo gewichtige zaak niet behoorlijk onderzocht hebben. Wij moeten onzen ouden, goeden naam van rechtvaardigheid behouden. Ik stel voor dat de vreemdeling hier verschijne en wij zelf de zaak onderzoeken."

AAN VRAGERS.

Onze lezeres vraagt verder naar het ondercheid tusschen een opstel^ een schels en een beschrijving.

Antwoord is dat »opstel" de algemeene aam is voor al wat opgesteld wordt, algebruien wij het meest om een stuk aan te duiden, dat aar den eisch een of ander onderwerp behanelt, zoodanig dat men 't gelezen hebbende, ets weet. k E d

Een sbeschrijving" dient om een ol ander uidelijk te maken, er een denkbeeld van te even en is dus steeds ophelderend.

Een schets eindelijk is het kort begrip, het stek, het plan waarnaar iets opgesteld, is moet worden; ook duidt het woord aan de knopte of wel vluchtige beschouwing van oi eedeeling over eenig onderwerp. C

Verder wordt nog gevraagd naar legende^ verlevering., mythe en sprookje. A

Overlevering is al wat wij uit vroeger tijd eten zonder geschiedkundige zekerheid; zij kan aar en ook onwaar zijn.

De legende en de mythe zijn nauw verv/ant, och de eerste behoort meer op Christelijk, de aatste op heidensch gebied thuis. Zoo bestaan r legenden van de iheiiigen" in de Rooinche kerk; mythen treffen we aan bij de oude Grieen b.v., hun goden betreffende; heel die godeneer heet dan ook mythologie. In onzen Bijbel w a d d isdit > mythen" vertaald door «fabelen". En de legende èa de mythe zijn onbetrouwbaar.

Een sprookje eindelijk is een aardige, soms geestige vertelling, die kwalijk of onmogelijk waar kan zijn, en daarvoor ook nooit wordt versleten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1896

De Heraut | 4 Pagina's