Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

EEN NIEUWE GETUIGE.

Alle Raadsheeren hadden zich bij deze zoo duidelijke verklaring van Egbert ten zeerste verbaasd. Zij kenden hem als een eerlijken, waarheidlievenden man. Wel is waar, dat vele krijgslieden gaarne pochen en hun toehoorders ongelooflijke avonturen op de mouw spelden, doch van Egbert wist men, dat hij geen grootspreker was. Zijn woord was altijd gebleken waar te zijn, en daarom maakte zijn getuigenis een buitengewonen indruk, zoodat vele leden van den Raad meer en meer naar de meening overhelden, dat de vreemdeling toch wel de keizer zijn moest

> Het is goed, Egbert, " sprak thans de Burgemeester, »wij hebben uw getuigenis gehoord. Doch blijf nog een oogenblik hier, misschien hebben wij u nog verder noodig, " voegde hij er bij, toen hij zag, dat Egbert aanstalten maakte om zich te verwijderen.

sBehaagt het u, " aldus wendde zich de Burgemeester weder tot de Raadsleden, »ook Geissler te hooren? "

Daar allen het eenparig wenschten, werd aan twee Raadsleden opgedragen Geissler ter vergadering te ontbieden. Hoewel de woning van Geissler slechts enkele minuten van het Raadhuis verwijderd was, duurde het toch nog een hall uur voordat hij kwam, daar, zooals we weten, zijn beide beenen lam waren. Hij was een man tusschen de zestig en zeventig jaren. Een groote baard bedekte bijna geheel zijn gezicht; toch kon men duidelijk een groot litteeken zien, dat dwars over zijn linkerwang liep en het gansche gelaat misvormde. Toen hij de vergaderzaal binnengestrompeld was, wüde hij, uit ontzag voor het hooge gezelschap, aan de deur blijven staan, doch de Burgemeester verzocht hem nader te komen en gaf bevel hem een stoel te geven, waarop hij zich kon zetten. Vervolgens sprak de Burgemeester aldus tot hem: »Geissler, wij kennen u als een rechtschapen man. Daarom hebben wij u hierheen ontboden, ten einde in een gewichtige zaak uw getuigenis te vernemen. Kent gij dezen man? " vroeg hij toen, terwijl hij plotseling op den grijsaard wees, die tot dusver zoo gezeten was, dat Geissler hem niet kon zien.

De grijsaard stond op, opdat Geissler hem kon zien en zag hem vast inde oogen. Geissler's trekken toonden een buitengewone verrassing, die bijna aan schrik grensde. Zijn rechterhand had hij boven de oogen geplaatst, ten einde het verblindend zonlicht te temperen, en staarde nu met wijd geopende oogen naar den grijsaard.

Als door een groote ontroering aangegrepen, had hij zich onwillekeurig in zijn zetel opgeheven, terwijl hij zich krampachtig op den arm steunde. Een siddering voer door zijn lichaam en hetzij uit zwakheid, wijl zijn beenen hem niet dragen konden, hetzij door ontroering, genoeg, plotseling zonk hij in zijn stoel terug en hortend kwam het uit zijn mond: > o. Mijn God — bij de zaligheid mijner ziel — worden dan de dooden weder levend? Is het een spook, dat ik zie, of ben ik dertig jaren jonger geworden ? Mijn keizer, mijn edele, genadige heer!"

Zoo klonk het jubelend uit zijn mond, en zoo zijn lamheid het hem niet verhinderd had, zou hij opgesprongen zijn, en zich aan de voeten des grijsaards geworpen hebben. Deze, die dusver kalm gebleven was, trad thans op Geissler toe en sprak op liefdevollen toon tot hem: > Gij herkent mij dus weder Geissler ? Ook ik herken u. Weet gij wel, hoe ik u eenmaal de wonde, waarvan gij nu nog het litteeken draagt, hielp verbinden ? "

»Neen, neen, het kan geen vergissing zijn, " riep Geissler in vervoering uit. »0ok de spraak is dezelfde! O, wie haar eenmaal gehoord heeft, die zachte, vriendelijke stem, kan haar in eeuwigheid niet vergeten! Dierbare Meester, welk een vreugde, dat ik u mag wederzien!"

Tranen schoten den ouden krijgsnan bij deze woorden in de oogen; hij greep de hand des grijsaards en bedekte haar met kussen. Deze gevoelsuiting bij Geissler was zoo sterk en natuurlijk, dat ieder den indruk ontving, dat ze niet op huichelarij kon berusten. Beiden onderhielden zich nog verder en de Burgemeester stoorde hen niet, wijl men aldus het best de waarheid kon vernemen.

ïO, edele Heer, " riep Geissler met tranen in de oogen uit, »hoe zou ik ooit vergeten, dat gij mij toen zoo liefderijk liet verplegen ? Aan u heb ik het te danken, dat ik gered werd."

»Herinnert ge u ook", vroeg de grijsaard weder, »höe ik u later met een zending belastte, welke, door u zoo gelukkig werd volvoerd? Als belooning schonk ik u een aantal goudstukken met mijn beeltenis er op."

sja, ja, gij weet alles van mij", riep de gelukkige oude uit. »Gij schonkt mij tien goudstukken. Ik heb ze nog alle, zie in deze beurs draag ik ze steeds bij mij."

Dit zeggende haalde hij een door ouderdom vuil geworden lederen beursje te voorschijn en schudde er inderdaad tien goudstukken uit, die het beeld van Keizer Frederik droegen. Ze glommen nog zoo mooi, dat 't scheen alsof ze pas van de munt kwamen, of eiken dag zorgvuldig gepoetst werden.

»0, trouwe Geissler", riep de grijsaard uit, »hoe verheug ik inij dat gij mij nog kent."

sEn zijt ge nu werkelijk weder bij ons, en zult ge nu weder Keizer worden? " vroeg Geissler. lO", ging hij voort, »dan zullen geluk en tevredenheid in ieders huis terugkeeren. Want naar u, genadige Heer, verlangen alle harten. Het ziet er treurig uit in ons vaderland. Er is geen vreeze of achting meer voor den tegenwoordigen Koning. Men weet nauwelijks hoe hij heet. En welk een beweging ging er steeds door het land, wanneer men hoorde, dat gij kwaamt! Hoe sidderden de boozen en verheugden zich. de goeden! Hoe beefden uwe vijanden en hoe juichten nw vrienden!"

»Ja trouwe ziel, zoo was het, " viel de grijsaard hem in de rede. »Doch thans ben ik een oud man; mijn lichaam is zwak geworden, en niet meer in staat den zwaren last van het keizerschap te dragen. Neen, niet om teheerschen ben ik wedergekomen, maar om hier te midden van mijn geliefd volk, mijn oude, afgematte oogen te sluiten."

»Ach, dat ik ook zoo gebrekkelijk en kreupel ben!" riep Geissler uit. »Hoe gaarne wilde ik met u gaan en voor u strijden, doch thans ben ik tot niets meer nut, dan om aan kleine kinderen geschiedenissen te verhalen."

»Gij zijt niet te veel, " antwoordde de grijsaard. »Door uw getuigenis kunt gij er toe medewerken om den ouden keizer te doen erkennen. Daardoor bewijst ge niet alleen hem, maar het gansche volk een grooten dienst."

»Ja, dat kan en wil ik, " riep Geissler in geestdrift uit. »Tot mijn laatsten ademtocht zal ik erkennen, dat gij keizer Frederik zijt."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's