Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

DE UITVOERING.

Het scheen, dat zulke gedachten den grijsaard kwelden. In diep gepeins verzonken zat hij in zijn stoel, oaet gerimpeld voorhoofd en gebalde vuisten, alsof hij een vijand te lijf wilde. Hij staarde voor zich uit, als wierd zijn blik door iets ontzettends geboeid. Een langen tijd bleef hij aldus onbewegelijk. Het geraas der straat was reeds lang verstomd, slechts hier en daar hoorde men nog iemand, die zich haastig naar zijn huis begaf. Eindelijk stond de grijsaard met een zucht op, en schelde met een klein klokje, dat op de tafel stond. Dadelijk verschenen Kunald en Wolfram, die licht ontstaken en den grijsaard behulpzaam waren, toen hij zich ter ruste begaf.

Intusschen had Egbert niet stil gezeten. Hij had niets anders te doen gehad, dan het geld, dat hem door den grijsaard was overhandigd, voor het bepaalde doel te besteden. Het bleek voldoende, om in vele huizen zware zorgen te verlichten. Natuurlijk bleef Egbert niet in gebreke, daarbij van de edelmoedigheid van den grijsaard te verhalen, en te verklaren, dat deze werkelijk keizer Frederik en geen bedrieger was. Deze verhalen, in verband met de geldelijke ondersteuning, waarvan het gerucht met de noodige overdrijving spoedig in breeden kring verspreid was, brachten onder de bevolking een uiterst gunstige gezindheid jegens den vreemdeling te weeg, en dien avond waren er niet velen, die zich met met de overtuiging ter ruste begaven, dat werkelijk keizer Frederik in hun midden vertoefde. Egbert wreef zich vergenoegd de handen, toen hij den uitslag van zijn arbeid gadesloeg. Hij had zelfs met enkele vrienden afgesproken, dat zij den volgenden middag zich gezamenlijk naar de herberg des keizers zouden begeven, ten einde voor dezen den dienst van lijfwacht te vervullen.

De volgende middag kwam, en bracht een groote beweging onder de burgerij. Dank zij het snelverspreide gerucht en de bekendmakingen van den Burgemeester, wist iedereen, wat er op dezen dag stond te geschieden. Reeds vroeg in den morgen ijlden sommigen naar de welbekende herberg, ten einde te zien, of de vreemdeling zich daar nog bevond, of wel het veld geruimd had. Het pleitte zeer in zijn voordeel, dat hij dit laatste niet gedaan had. Velen zeiden bij zich zelf, dat, zoo de vreemdeling een bedrieger was, hij het zoover gewis niet had laten komen, dat men hem met geweld de stad uit moest zetten. Des namiddags kwam ook Egbert. Hij had een strijdmacht van tien man bijeengebracht, en zelf was hij aanvoerder. Schitterend was hun wapenrusting niet. De meesten droegen, in plaats van zwaarden, knuppels. Doch deze zijn onder zulke omstandigheden ook iets waard, en in een sterke hand bewijzen zij beter diensten dan een scherp zwaard in de zwakke. Sommigen der lijfwacht droegen echter ook stukken van een ijzeren wapenrusting, die zij, wie west waar, opgescharreld hadden. Alleen Egbert schitterde in een volledige oorlogsrusting, die hij uit vroegere dagen nog bewaard had.

In 't eerst wilde de waard deze mannen niet binnenlaten, omdat hij het anders wellicht met den Raad, welks leden voor een groot deel zijn vaste bezoekers waren, aan den stok zou krijgen. Doch eindelijk vond hij, dat de mannen, zoo ze in de straat voor zijn herberg bleven staan, voor zijn zaak zeker geen aanbeveling waren, en vele zijner gewaardeerde gasten konden weerhouden binnen te gaan. Dus liet hij ze binnen. Egbert wilde met zijn makkers dadelijk naar de kamer des grijsaards gaan, doch datj.duldde de waard niet, die de bedoeling doorzag.

> Men heeft mij uitdrukkelijk opgedragen, " dus maakte hij Egbert wijs, »niemand bij mijn gast toe te laten. Doch treedt binnen en blijft voorloopig hier, totdat de edele heer u wenscht te zien."

Dit zeggende bracht hij Egbert en zijn gezellen in een vertrek, 't welk op de plaats uitzag en liet hun wijn brengen, ten einde hun ongeduld te matigen. Heimelijk liet hij echter eenige oogenblikken later de deur aan de buitenzijde sluiten, opdat niet misschien een bloedige vechtpartij in zijn huis zou ontstaan.

Hoe meer de tijd verstreek, hoe grooter het aantal der nieuwsgierigen werd, dat zich voor de herberg verzamelde. Ieder wilde zien, wat er zou gebeuren. Men kon ternauwernood door de menigte heendringen, in zoo dichten drom belegerde zij het huis Eindelijk, het was zes uur, verscheen ook de Burgemeester, vergezeld van verscheidene Raadsleden, die hij als getuigen verzocht had mede te gaan, benevens de cipier en diens helpers, die goed gewapend waren, ten einde zoo noodig, aan het bevel des Burgemeesters den vereischten nadruk te geven. Ieder maakte eerbiedig voor hem plaats, en terwijl er te voren door de aanwezigen levendige gesprekken werden gevoerd, zoodat het op eenigen afstand scheen, alsof er een zee in de nabijheid ruischte, kwam er nu eensklaps diepe stilte.

AAN VRAGERS.

Tot de vele vragen, welke onze lezer J. E. te G. R. ons toezond, beantwoorden wij er aanvankelijk twee.

1. Wat beteekent het woord ^gebenedijd"., \t3.\. is zijn herkomst en hoe wordt het gebruikt? Het woord »gebenedijd" komt van hetlatijnsche ïbenedicere", en beteekent sgezegend", althans volgens de wijze waarop het in onze taal nog voorkomt. We hebben het gekregen uit de kerkelijke taal van vroeger eeuwen, toen 't Latijn in den kerkdienst algemeen was. De Roomsche vertaling ^des Bijbels spreekt van sgebenedijd" , voor gezegend, b. v. »de gebenedijde maagd", dat is Maria. Onder ons is het woord weinig of niet in gebruik, en 't spreekt bovendien vanzelf dat het Nederlandsche woord de voorkeur heeft.

2. Komt het woord Jood van Juda? Strikt genomen^ komt het van Judea^ den naam van het Zuidelijk deel van Palestina, dat naar den stam Juda, wiens erfdeel het was, na de ballingschap en bepaald in den Romeinschen tijd, den naam Jtcdea kreeg, gelijk het volk Judeërs werd genoemd, waaruit het woord Joden of Juden is ontstaan. Verkeerdelijk zien sommigen in dit woord een schimpnaam.

A. Op de vraag wat hetbeteekent als men zegt: hij maakt veel »kaskanade" en vanwaar dit komt, is 't antwoord dat de juiste spelling is «Gasconnade" een Fransch YioordAdX stioeverij., bluf beteekent. De inwoners van Gascogne in Zuid-Frankrijk hebben — of het wel recht is weet ik niet — den naam van nog al grootsprekers te wezen. Vandaar dat sGascon" zoowel iemand uit Gascogne als een snoever aanduidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's