Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVI.

MISLUKT.

De Burgemeester werd door den waard aan de deur ontvangen, en liet zich dadelijk naar de kamer des grijsaards brengen. Deze had nog niet de minste toebereidselen gemaakt. Hij had zijn harnas niet aangetrokken en ook zijn zwaard ontbrak aan zijn zijde, want hij wist, dat tegenstand vergeefsch zou zijn. Indien anderen niet voor hem streden, dan ware hij zelf met zijn dienaars niet in staat geweest zich tegengeweld te verdedigen. Met trotsch stilzwijgen wachtte hij, totdat de Burgemeester het eerst het woord zou nemen. Deze was eenigszins verlegen. Hij had' gemeend, dat de grijsaard, hetzij zeer terneergeslagen of hoogmoedig en uitdagend zijn zou, en nu toonde de vreemdeling een waardigheid, alsof hij werkelijk de keizer was. Hij moest zich dus eerst herstellen voor hij in staat was te spreken.

»Vreeradeling, " begon hij, »gij hebt het besluit 't welk de Raad u aangaande gisteren genomen heeft, gehoord. U was een tijdruimte van vierentwintig uur toegestaan, binnen welke gij deze stad moest verlaten. Gij hebt ons bevel niet gevolgd, en thans ben ik verschenen om het te handhaven en u uit de stad te doen geleiden."

»Doe, wat uw plicht u gebiedt, heer Burgemeester, " antwoordde de grijsaard. »Ik benijd u dien pUcht niet, uw heer en keizer met geweld te moeten verdrijven."

»Dan noodig ik u uit, mij met uw beide dienaars te volgen."

»Dat zij u vergund", luidde het antwoord des Burgemeesters.

»Diensvolgens gaf de grijsaard aan Kunald en Wolfram het bevel, alles tot vertrek gereed te maken.

Op dit oogenblik drong van de plaats een luid geraas tot het vertrek door, gevolgd van een hevig rumoer op de trap. Egbert, vernomen hebbende, dat de Burgemeester gekomen was, ten einde den keizer weg te voeren, wilde dezen laatste met zijn makkers ter hulp sneUen, doch bemerkte dat de deur aan de buitenzijde gesloten was.

„Ha, " riep hij, men heeft ons Opgesloten men wil ons onzen keizer^rooven. Komt, staan we hem bij!"

Daar de vensters van traliewerkjvoorzien waren, zoüdat de lieden langs dezen j weg niet naar buiten konden, bleef hun geen andere dan de deur, die echter, gelijk we weten, gesloten was. Met vereende krachten, duwden zij ertegen, en na eenige vruchtelooze pogingen, gelukte het hun, haar in te drukken. Krakend sprong ze open. Op het leven, dat hiermee gepaard ging, ijlden de waard en zijn knecht toe, doch zonder de schade te kunnen voorkomen. Egbert en zijn vrienden stormden hem voorbij, de trap op.

»Wie waagt het onzen keizer te rooven ? " riep Egbert met donderende stem, toen^hij het vertrek des grijsaards binnentrad, terwijl hij zijn breed zwaard dreigend boven het hoofd zwaaide. Hij geraakte een oogenblik in verwarring, toen hij den Burgemeester bemerkte, doch herstelde zich onmiddellijk en riep: »Wij kunnen het niet dulden, dat men onzen keizer geweld aandoet!"

»Wees verstandig, Egbert", antwoordde de Burgemeester kalm. sVerzet u niet tegen het besluit van den Raad, gij zoudt slechts onheil aanrichten. Den vreemdeling zal geen leed geschieden, maar, opdat hij ons door zijn bedrog geen schade berokkene, willen wij hem eenvoudig uit de stad bannen."

»Hij is geen bedrieger, hij is werkelijk onze keizer, ik moet het 't best weten!" riep Egbert opgewonden.

»Het komt thans niet [op uw meening aan, maar op hetgeen de Raad besloten heeft", sprak de Burgemeester op ernstigen toon, sen ik zal dat besluit ten uitvoer weten te leggen. Verhinder mij dus niet, gij zoudt er spijt van hebben."

»Hwe dreigementen verschrikken mij [niet", riep Egbert toornig. »Ik ben bereid voor mijn keizer te sterven, als 't zijn moet".

«Egbert", sprak de grijsaard, terwijl hij op den aangesprokene toetrad, sik dank u voor de trouw, die ge mij betoont. Thans beveel ik u echter, als uw keizer, den Burgemeester bij de uitvoering van zijn treurige opdracht niet verder lastig te vallen. Moge de Raad der stad Keulen mij ook al verstooten, ik weet, dat haar burgerij anders denkt, en mij eens weder zal binnenhalen. Er zijn nog andere steden in het Duitsche Rijk, die mij met vreugde zullen ontvangen".

»Doe wat uw plicht u voorschrijft, aldus wendde hij zich nu tot den Burgemeester, lik ben bereid u te volgen."

Met tegenzin gaf Egbert toe. Hij verwijderde zich van de deur, waar hij dusver op post gestaan had, en de grijsaard schreed, nadat hij zich met zijn beide dienaars reisvaardig gemaakt had, de kamer uit. Egbert en zijn gezellen volgden hem op den voet.

Toen de stoet op straat verscheen, en de menigte den grijsaard bemerkte, verhief zich weder een luid geschreeuw. Velen uit het volk riepen: »Men wil onzen keizer ontvoeren, dat dulden we niet; komt, laat ons den keizer bevrijden !"

Egbert stemde hiermede krachtig in. Wel plaatste de cipier zich met zijn dienaars beschermend rondom den Burgemeester en diens gevangene, doch het opdringen der menigte werd zóó dreigend, dat er wie weet welke ernstige botsingen zouden zijn voorgevallen, ware de Burgemeester niet tegenwoordig gevreest, die bij allen in hoog aanzien stond.

Evenwel zag deze spoedig in, dat het, hoewel hij zich nog langzaam kon voortbewegen, toch onmogelijk zijn zou, bij een zoo groote opgewondenheid der inwoners, den vreemdeling buiten de stad te brengen, waarom hij bevel gaf, dat men zich naar het nabijgelegen Raadhuis zou begeven. Eindelijk kwam men, onder het voortdurend lawaai der menigte, aldaar aan. Toen men de poort was binnengetreden, werd deze gesloten, opdat het volk niet eveneens zou binnendringen. Den vreemdeling werd nu een veilig verblijf aangewezen, dat op de binnenplaats uitzag; Kunald en Wolfram werden van hem gescheiden. Voor ieder vertrek werd een dubbele wacht geplaatst, zoodat voor de gevangenen aan ontsnappen niet te denken viel. Ook Egbert en zijn vrienden werden voorloopig in hechtenis genomen. Egbert Het zich dit welgevallen, want hij achtte het een eer, voor zijn vermeenden heer te mogen lijden. Zijn makkers werden echter eenige uren later weder in vrijheid gesteld, toen het oproer daarbuiten een weinig was bedaard.

Over eenige vragen hopen we in 't volgend nr. weder te spreken.

HOOGENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's