Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOORLOOPIGE REGELING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOORLOOPIGE REGELING.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ten vervolgd op het eerste deel van het Rapport over de Zending geven we thaus het tweede stuk, bestaande uit drie daden:1°. de overgangsmaatregelen, 3\ de conclusiën ea 3". de instructie voor den quaestor, met de begrooting.

Overgangsmaatregelen.

Overgangsmaatregelen kunnen van tweeërlei aard zijn. Zij kunnen strekken, om, als de nieuwe regeling geheel gereed is en wordt ingevoerd, die nieuwe regeling aan hetgeen bestaat en voorhanden is, toe te passen. Van overgangsmaatregelingen in dien zin is hier echter geen sprake, daar de nieuwe regeling nog slechts in grondtrekken ontworpen is, en eerst door eene volgende Generale Synode kan worden vastgesteld. Daarom dient er hier op gewezen, dat er ook eene tweede soort van overgangsmaatregelen denkbaar is, dezulke namelijk die strekken, om, in afwachting van nieuwe regeling, het bestaande reeds voor zooverre met de grondtrekken der nieuw komende regeling in overeenstemming te brengen, als de voorhanden toestand en de aard der grondtrekken toelaat. Het is nu ia dezen laatsten zin, dat uwe Commissie eene opdracht ontving, zoo mogelijk eenige overgangsmaatregelen te ontv.rerpen, regelende de wijze, waarop tot op de eerstvolgende Generale Synode in zake de Zending door onze Kerken zal worden geleefd.

Moge het haar gegund zijn, met die bestemming de navolgende overgangsmaatregelen aan uw oordeel te onderwerpen.

ARTIKEL I. Het Zendingsveld wordt voorloopig ingedeeld in de navolgende Zendingsterreinen :

i Het eiland Soemba; 2 de Stations te Batavia en te Soerabaja; 3 Midden-Java ten Noorden, bestaande uit Tegal, Pekaiongan en Noord-Banjoemas; en 4 Midden-Java ten Zuiden, bestaande uit Zuid-Banjoemas, Bagelen, Kedoe en Djokjokaria.

ART. 2. De arbeid op het Zendingsveld wordt ingedeeld in: i". Dienst des Woords en der Sacramenten; 2°. Medische Dienst; 3^. Schooldienst.

AKT. 3. De Generale Synode benoemt de navolgende Deputaten :

i. Vier Deputaten, voor de Zending bij vuren; met last om den ijver onze Kerken aan te Vuren;

2. Drie Deputaten voor de Zending op Soemba;

3. Drie Deputaten voor de Kerken te Batavia en te Soerabaja;

4. Drie Deputaten voor de Zending op Midden-Java ten Noorden;

5. Drie Deputaten voor de Zending op Midden'Java ten Zuiden;

6. Drie Deputaten voor den Medischen]Z> ienstl;

7. Drie Deputaten voor ds Xeuc/ienius-ScAoo/;

8. Drie Deputaten tot het gevenlyanladvies ;

Eén Deputaat, met den titel van quaestor missipnis, aan wien een tweede Deputaat als vice-quaestor wordt toegevoegd;

10. Drie Deputaten tot machtiging van uitgaven voor opleiding^ uitbreiding en gebouwen ;

11. Zes Deputaten met mandaat om aan de eerstvolgende Synode-Generaal eene Conceptregeling voor den Dienst der Zending in te dienen. Bij uitvallen van één of meer dezer Deputaten, door vertrek buitenslands, overlijden, of anderszins, is de Classe, waartoe de Kerk van den uitgevallene behoort, gemachtigd een ander in zijne plaats te benoemen, die alsdan het karakter van een Deputaat der gezamenlijke Kerken zal hebben.

Alle groepen Deputaten zullen aan de Kerken zooveel mogelijk mededeelingen doen omtrent den gang van het Zendingswerk, en voorts aan de eerstvolgende Generale Synode een schriftelijk verslag zenden van hunne verrichtingen; die voor de Zendingsterreinen ook van hetgeen voorvalt op het Zendingsterrein, waarover zij het beheer voerden. Zij zenden dit verslag, uiterlijk twee maanden vóór het samenkomen der Generale Synode, aan den Kerkeraad der roepende Kerk.

ART. 4. De Synode benoeme de Deputaten, in Art. 3 sub 2—10 bedoeld, in dier voege, dat zij liefst in deselfde stad, of althans zóó dicht bij elkander wonen, dat samenkomen elk oogenblik mogelijk is, en zoo goed als geene kosten op hunne vergaderingen vallen.

ART. 5. De vier Deputaten in Art, 3 sub i bedoeld, worden benoemd om elk op zichzelf te arbeiden, en wel; één Deputaat voor de provinciën Groningen, Friesland en Drenthe; één Deputaat voor de provinciën O verijsel, Gelderland en Utrecht; één Deputaat voor de provinciën Noord-en ZuidJHolland ; en één Deputaat voor de provinciën Zeeland, Noord-Bra-bant en Limburg.

ART. 6. De Deputaten, bedoeld in Art. 3 sub I, volvoeren hunnen last door het houden van opwekkende reden, het organiseeren van Zendingsdagen en het verspreiden van geschriften. Hun wordt daarvoor een crediet geopend, jaarlijks ten bedrage van ƒ 100.— voor elk hunner, welk bedrag zij aan de eerstvolgende Synode verantwoorden cum reliquis.

ART. 7. De Deputaten, bedoeld in Art. 3 sub 2, 4 en 5, worden gemachtigd, om het Zendingswerk door den Dienst des Woords en der Sacramenten, elke drie op het han aangewezen Zendingsterrein, te besturen, daarover te correspondeeren en in voorkomende moeilijkheden de beslissing te geven. Hun wordt daarvoor jaarlijks een crediet geopend, als voor elk dezer terreinen is aangegeven in de instructie voor den Quaestor missionis. Zij doen van dit crediet, voor zoover opgenomen, verantwoording ium reliquis aan de eerstvolgende Generale Synode. Tevens wosrdt aan de Deputaten, bedoeld in A rt. 3 sub. 2, opgedragen:1". aan de eerstvolgende Generale Synode eene nauwkeurige beschrijving in te zenden van den voim, waarin het paganisme op Soemba optreedt; en 2". de institueering der SavoencesChe Kerken op Soemba te bevorderen, en aan de komende Synode eene juiste beschrijving daarvan te doen toekomen.

ART. 8. De Deputaten, bedoeld in Art. 3 sub 5, knoopen onderhandelingen aan met de Kerk van Utrecht, ten einde deze te bewegen^ zoo spoedig mogelijk Ds. Adriaans© als predikant te beroepen, en voor dezengdiéii'st uit te zenden. Zoolang-dit niet gelukt is, handelen zij, gelijk de Deputaten, In Art. 7 bedoeld. Zoodra dit slaagt, eindigen zij hunne besogne. Hun wordt, onder gelijke voorwaarden als in Art. 7, een crediet geopend, dat, bij overdracht van dit terrein aan de Kerk van Utrecht, op deze Ketk^ ond'êr gelijke conditie, overgaat. De regeling met Utrecht moet gemaakt worden onder beding: I*. dat de Kerk van Utrecht haar Zendingsterrein zich nader door de eerstvolgende Synode-Generaal zal zien aangewezen; en 20. dat de financieele verhouding tusschen de gezamenlijke Kerken en de Kerk van Utrecht door de e'éi'stvolgende Syüode-Generaal Kftder zal worden bepaald,

ART. OV De Deputaten, bedoeld in Art. 3 sub 3, ontvangen in mandaat, tot op de eerstvolgende Generale Synode het bestuur van de Zendingsstations te Batavia en te Soerabaja op zich te nemen, met de kerkeraden van de Kerken aldaar te onderhandelen OVer de toekomstige positie dezer Kerken, en de noodige regeling daarvoor in concept aan de eerstvolgende Generale Synode voor te leggen. En zulks voor wat de Kerk te Soerabaja aangaat, onder de nadere bepaling, dat zij gemachdgd zijn, om, bijaldien destaatsrechtelijke en kerkrechtelijke positie dezer Kerk nog geruimen tijd vóór de eerstvolgende Synode gereed mocht komen, een voorloopig kerkverband met haar aan te gaan, en haar een steun van ƒ 1000 's jaars, telken jare met ƒ 50.— afloopende, te verzekeren. Deze Deputaten worden tevens belast met de uitvoering van hetgeen in zake Br. A. Bolwijn door deze Synode besloten wordt, en met het nemen van beslissing over de vragen, die uit zijne positie mochten voortvloeien, met name over de vraag, in hoeverre hij hier te lande in den Dienst des Woords en der Sacramenten zal kunnen optreden.

ART. 10. De Deputaten, bedoeld in Art 3 sub 6, worden aangewezen, om' i". den arbeid v.^n Dr. Scheurer te leiden, en 2". voor de onderscheidene Zendingsterreinen - advies en hulp te verleenen voor wat den Mediscben Dienst aangaat. Hun wordt een crediet in voege als in Art. 7 geopend. Althans één hunner wordt benoemd uit deskundigen op medisch gebied.

ART. II. Dé Deputaten, bedoeld in Art. 3 sub 7, nemen het bestuur over de Keuchenius-school over. Althans één hunner wordt benoemd uit deskundigen op paedagogisch gebied. Hun wordt een crediet in voege als in Art. 7 geopend.

ART. 12. De Deputaten, bedoeld in Art. 3 sub 8, hebben in mandaat, alle Deputaten, desvereischt, van advies te dienen bij voorkomende moeilijkheden in zaken van geschil of bezwaar, die geen uitstel gedoogen. Alleen voor zoover men zich aan het advies van deze Deputaten houdt, nemen de Kerken de verantwoordelijkheid voor de genomen beslissing ipso facto over.

'ART. 13. De Deputaten, bedoeld in Art. 3 sub 10, hebben in mandaat, den Quaestor te machtigen tot het doen van uitgaven, uit den post «buitengewone en onvoorziene uitgaven, " voor uitbreiding, opleiding of gebouwen. Zij volgen hierbij den regel, dat geene uitgaven worden toegestaan, waardoor zou worden vooruitgeloopcn op de beslissing, door de eerstvolgende Generale Synode voor de inrichting van den Zendingsdienst te nemen.

Deze Deputaten zijn tevens gemachtigd, desnoodig, van de posten der begrooting z/öor^ebouwen enz.^ administratiekosten^ en buitengewone en onvoorzien» uitgaven^ overschrijving te doen plaats hebben. Voorts zijn zij gelast, het batig saldo van een afgeloopen dienstjaar als nieuwe post van ontvangst bij de begrooting van het volgend dienstjaar te voegen, en met een gelijkstaand bedrag de post buitengewone en onvoorziene uitgaven van dat jaar te verhoogen.

ART. 14. De Quaestor missionis handelt overeenkomstig de instructie, in concept als bijlage hierbij gevoegd. Hij houdt zelf, of door den vice-quaestor, in den vereischten vorm, boek, maakt eene jaarlijksche balans op, en doet verantwoording cum reliquis aan de eerstvolgende Generale Synode.

Alle gelden, die de Deputaten, in Art. 3 genoemd, voor j, de Zending ontvangen, worden door hen aan den Quaestor overgemaakt, of met dezen verrekend.

Deputaten, die over gelden, welke de Quaestor volgens zijne instructie hun toezendt, beheer voerden, zenden hunne rekening en verantwoording met bescheiden, uiterlijk ééne maand vóór het samenkomen der eerstvolgende Generale Synode bij de roepende Kerk in. Deze stelt een en ander in handen van drie Deputaten, die voor het nazien der rekening van den Quaestor door de Synode van 1896, met drie plaatsvervangers, worden aangewezen.

ART. 15. De Dejjutaten, bedoeld in Art. 3 sub II, ontvangen in mandaat, minstens vier maanden vöór de eerstvolgende Generale Synode aan de roepende Kerk in te zenden eene conceptregeUng voor den gcheelen Zendingsdienst, de Opleiding daaronder begrepen; plaatselijke Kerken tot het ter hand nemen van de uitzending te bewegen; en concept-contracten voor Kerken, die zich hiertoe bereid verklaarden, op te maken. Zij zijn gemachtigd, om met de mannen die op ons Zendingsveld arbeiden, of ook met koloniale of missionaire specialiteiten, te correspondeeren.

ART, 16. Bij onverhoopt voorkomende geschillen tusschen Deputaten en onze mannen op het Zendingsveld, zullen die beiderzijds kunnen gebracht worden voor de Classis, waarin de Voorz-itter van de Deputaten vooï elk Zendingsterfein metterwoon gevestigd is. Ter tweeder instantie voor de Provinciale Synode, waarbij deze Classis behoort. En ter derder instantie, mits alleen in cassatie, bij de eerstvolgende Generale Synode.

ART. 17, De uitgaven van het Mosterdzaad en de Heidenbode gaan voort op den tegenwoordigen voet. Zij worden geredigeerd conform de door de Synode aangenomen beginselen voor den Zendingsdienst; en door de redacteuren dier bladen, waarvoor de Synode aanwijst vodr het eerste Ds. J, H, Donner en voor het tweede Ds. F. Lion Cachet, wordt aan de Deputaten, in Art. 3 sub ii bedoeld, vóór i November 1897 een concept-instructie voor den redacteur, en een concept-contract voor de uitgave toegezonden, ten einde bedoelde Deputaten de eerstvolgende Synode hierover dienen van advies.

ART. 18. Alle traetementen, salarissen, pen» sioenen en toelagen, düSvet, door Wien Ook, in verband Itiet déh Dienst der Zending genoten, blijven in deze periode van overgang op het thans bepaalde fixum staan.

ART. 19. Voor zoover Deputaten voor de onderscheidene Zendingsterreinen een crediet voor gebouwen verlangen, zal hun dit uit den post gebouwen doot den Quaestor, mits conform advies van de Deputaten bedoeld in Art. 3 sub 10, verstrekt worden.

ART. 20. De uitbreiding heeft, zoo mogelijk, reeds in deze overgangperiode plaats, mits door pla.itselijke Kerken, op de wijze in Art. 13 bepaald,

AM-. ii. Onze mannen op het Zendingsterrein blijven, in afwachting van nadere regeling, den titel voeren in hunne aanstelling vermeld. Zoo echter de Kerk van Utrecht inmiddels tot de beroeping en uitzending van Ds. Adriaanse mocht besluiten, zal deze alsdan den titel voeren van i Dienaar des Woords te Utrecht, afgezonderd tot den S^endinggdlënSt të....

Aiif. 22. Het boekjaar van den Zendingsdienst loopt van I Januari tot 31 December.

ART. 23. De onderscheidene commissiën van Deputaten voor de Zending houden afschrift van de uitgaande stukken in een gepagineerd copieboek,

Ai*ït S4. Deputaten Van de drie diensten zenden aan de redactiën van het Mosterdzaad en van de Heidenbode mededeeling van 't geen hun dienstig voorkomt tot publicatie.

ART. 25. Door de gewezen Br. Deputaten voor de Zending wordt de rekening en verantwoording, over hun beheer van t Jan; --t Oct. riiel de bescheiden, tegelijk met de rekening over 1893—1896, ingediend bij de Deputaten, door de Synode tot 't nazien der rekeningen benoemd.

ART. 26. Brieven van onze Zendingstations, bij de vroegere Deputaten inkomende, worden docr heh Oftvëi^\Vijla opgezonden aan de than§ benoemde Deputaten.

ART. 27. De zendingsdirector doet binnen acht dagen aan 't adres van den oudste in jaren van de verschillende deputatiën voor de Zending, mededeeling van de aanstellingen, waaruit de officieele titels van de »üen.delingen'' blijken.

ART. 2S. De gewezen scriba van de Deputaten voor de Zending doet aan dezelfde adressen mededeeling Vah de darhsen def szeödëllrigën"^ gelijk die tot nog toe gebruikelijk waren.

ART. 29. Binnen drie dagen ga van deze Synode mededeeling uit, aan onze Zendingstations in Indië, van denamen der Deputaten, door deze Synode voor het Zendingstation benoemd.

ART. 30. Hetgeen in deze overgangsbepaling gen niet^ geregeld is, en blijken rtoeht niet op de definitieve regeling, naar het oordcel der Deputaten van advies, te kunnen wachten, wordt ter voorloopige regeling opgedragen aan de Deputaten, bedoeld in Art, 3 onder de punten 8, 10 en II, tot ééne vergadering vereenigd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1896

De Heraut | 4 Pagina's

VOORLOOPIGE REGELING.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1896

De Heraut | 4 Pagina's