Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVIII,

LOTSWiSSELWG.

Thans werden ook Kunald, Wolfram en Egbert, die men zoo lang in hechtenis gehouden had, in vrijheid gesteld. Den beiden eersten werd beduid, dat zij zich met de bezittingen huns heeren dadelijk naar dezen moesten begeven, en zich nooit meer in Keulen mochten laten zien, zoo ze wilden, dat hun niet iets ergers geschiedde. Aan Egbert werd gelast, verder niets meer ten gunste des vreemdelings te ondernemen. Deed hij het toch, dan zou ook hij niet langer in Keulen mogen blijven,

»Dan zal ik liever met den keizer in den vreemde gaan, dan in een zoo goddelooze stad blijven, die haar keizer mishandelt, " sprak Egbert, Hij ging met de beide anderen, nadat de paarden opgezadeld, en met de bezittingen des grijsaards beladen waren, naar buiten, waar zij hun lieer aantroffen in den bovenbeschreven, treurigen toestand, gezeten op een steen aan den weg. Bij dit gezicht braken zij in luide jammerkreten los. Doch de grijsaard viel hen in de rede, door te vragen: «Zijt gij, getrouwen, mij toch gevolgd? Wilt gij mij ook niet verlaten, gelijk het trouwelooze volk mij verlaten heeft? "

»I)at verhoede God!" riepen alle drie, als uit één mond. »Wij willen met u leven en sterven!' lïn Egbert voegde er bij: »Ook ik wil u volgen, waarheen gij gaat, al was het tot aan het einde der aarde. Sta mij echter toe, dat ik nog eenmaal in de ongastvrije stad terugkeer, om mijn zaken te regelen. De ton daalt, zoodat ik mij haasten moet om niet ét pOOft gesloten te vinden, "

»Ga getrouwe", sprak de grijsaard. »Wtlt gij uw lot aan het mijne verbinden; het zal u met berouwen. Ik zal uw trouw koninklijk beloonen."

Men sprak af, dat de grijsaard met zijn beide dienaars in het naaste dorp den nacht zou doorbrengen en daar Egbert afwachten. Deze ijlde naar de stad terug, terwijl de grijsaard met Kunald en Wolfram zijn weg vervolgde, nadat hij zich, door hen geholpen, van de onreine kleeding ontdaan, in een riviertje schoongewasschen, en vervolgens zijn eigen kleederen weder aangetrokken had.

, Aan den Rijn, ongeveer vier of vijf uur van Keulen verwijderd, ligt de stad Nuis.

Tusschen deze beide steden had steeds groote ijverzucht geheerscht, en de inwoners van Nuis trachtten immer den Keulenaars de loef af te steken. Dat was hun dusver wel nooit gelukt, doch daarom grepen zij te meer met blijdschapr elke gelegenheid aan, om hun mededingers nadeel te berokkenen. Toen ze dus vernamen, dat keizer Frederifc weer teruggekeerd en door de Keulenaars slecht ontvangen was, schaarde men zich in Nuis onmiddellijk aan de zijde des vreemdelings. Deze kon nu niet beter doen, dan zich derwaarts te wenden. Evenwel zond hij, zekerheidshalve, een zijner metgezellen, namelijk Kunald, vooruit, ten einde dé gezindheid der burgerij ten opzichte van den nieuwen keizer te vernemen en indien hij het raadzaam achtte, onmiddellijk nachtverblijf te bestellen.

Zoo kwam het, dat zich in de stad het gerucht verbreidde, dat keizer Frederik naar Nuis zou komen en ten gevolge daarvan heerschtc er een groote beweging onder de burgers. Iedereen hielp mede om den keizer een ontvangst zoo schitterend mogelijk te bereiden. Om niets te verzuimen, had men zelfs mannen te paard op verkenning naar de grenzen van het grondgebied der stad gezonden, die het onmiddellijk aan den Raad zouden melden, wanneer zij den vreemdeling in de verte zagen aankomen. Er wachtte dan ook reeds een aanzienlijke menigte aan de stadspoort op de komst van den zoogenaamden keizer. In de voorste rij stond de Burgemeester Pieter Dunbier naast schepenen en Raadsleden, waaronder Andreas Rottele, Dirk Kallen, Herman Broix, Willem Pomper, Willem Luiden enz. Een luid gejubel weerklonk, toen de keizer tegen den avond met zijn drie metgezellen verscheen,

»Heil onzen keizer Frederik! Heil onzen veelgeliefden heer!" weerklonk het uit duizend kelen, en de lieve jeugd, die toen al evenzoo was als nu, zorgde er wel voor, dat het geroep zoo spoedig niet ophield.

Verrast hield de vreemdeling zijn paard stil; een dergelijke ontvangst had hij blijkbaar niet vsrwacht. Toen eindelijk de welkomstgroeten der burgerij een weinig minder luidruchtig werden, naderde hem de Burgemeester, en begroette hem met de volgende woorden:

»Verheven heerscher, machtige keizer! Ik heet uw Majesteit welkom in onze stad. De smadelijke ontvangst, welke men u elders bereid heeft, willen wij u weder doen vergeten. Het gejuich der burgerij toont u, dat wij uw beeld reeds diep in onze harten dragen. Wij danken God en de heiligen, wijl zij u zoo genadig beschermd en in het vaderland teruggebracht hebben. Moge het u believen, machtige Heerscher, van de gastvrijheid onzer geringe stad gebruik te maken!" »Ik dank u, geachte Burgemeester, gelijk ook u, waarde burgerij, " antwoordde de grijsaard met een krachtige stem, die ver in 't rond hoorbaar was. ïlk zal het nimmer vergeten, dat Nuis de eerste Duitsche stad geweest is, die mij haar poorten gastvrij geopend heeft. Ik zal u altijd in gunst gedenken."

Opnieuw weerklonk een donderend'gejuich, en nu zette zich de gansche stoet in beweging. Vóór den zoogenaamden keizer liepen de Burgemeester en de Raadsleden, terwijl achter hem zijn drie metgezellen gingen. Van voren en van achteren, zoowel als aan de beide zijden, bewoog zich de talrijke menigte, die telkens weer in luide jubelkreten losbarstte. Zoo trok men naar de aanzienlijkste herberg der stad, die op de markt tegenover het Raadhuis stond, en waar de keizer zijn intrek nemen zou.

De drie metgezellen des vreemdelings, Kunald, Wolfram en Egbert, die nu ook tot het gevolg des keizers behoorde, waren door de schitterende ontvangst, welke men hun meester in Nuis had bereid, als in een toestand van bedwelming geraakt. Zoodra zij hun werkzaamheden verricht hadden, en in het vertrek, dat hun drieën tot gemeenschappelijk verblijf was aangewezen, bijeen waren, zeide Wolfram:

ïHier zal het ons beter bevallen dan in Keulen. Dit zijn hier verstandige lieden." »Ja, dat zijn ze, " gaf Kunald toe, »maar de heiligen mogen weten, wat er nu verder gebeuren zal. Misschien krijgen we nog oorlog met koning Rudolf."

sOch, " sprak Egbert minachtend, »koning Rudolf zal ons niet schaden. Door niemand in het Rijk wordt hij bemind. Wat een verschil tusschen hem en keizer Frederik. Het hart gaat mij nog open, wanneer ik aan vroegere jaren terugdenk. Wij hangen met lijf en ziel aan onzen keizer; welk een vriendelijk en daarbij verstandig en dapper heer was hij."

CORRESPONDENTIE.

Verschillende vragen hopen we weldra te beantwoorden. Men lette er op, dat op vragen, waarbij de-> gchrijver zich niet noemt, ook geen antwoord kan gegeven worden. (De naam wordt niet in dit blad vermeld.)

HOOGENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 september 1896

De Heraut | 4 Pagina's