Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onthouding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onthouding.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIII.

Ten laatste komt het persoonlijk leven in aanmerking, en hierin vooral treedt de schaduwzijde van ascetische onthouding aan het licht.

Immers de voorstanders dier ascese geven u grif toe, dat vooral het persoonlijk voorgaan hier invloed kan oefenen, maar, zoo laten ze er aanstonds opvolgen: »Waarom teekent ge dan niet? Eens geteekend, dan zijt ge in elke omgeving een getuige, ook al komt er geen woord over de lippen!

Het feit betwisten we natuurlijk niet, maar we ontkennen, dat dit \xi\iag-vanpersoonlijk leven is.

In de kazerne schittert die kracht van het saamleven, niet van het persoonlijk leven. De monnikspij is niet de uitdrukking VOM persoonlijke energie. Alles wat uniform draagt doet veeleer aan vermindering van het persoonlijke denken.

Ontmoet ge dan ook in Engeland de mannen en vrouwen met »den blauwen knoop", dan ontvangt ge wel den indruk, dat deze lieden tot de orde der goede tempeliers, of tot een soortgelijk genootschap behooren, maar niet dat ze persoonlijk uitkomen.

Zeker, er is éénmaal een oogenblik geweest, dat ze zich in deze orde lieten inlijven, en in zooverre toont elke non en elke monnik, en voeg er veilig bij, elk Roomsch geestelijke, op dit ééne pas een beslissende keuze te hebben gedaan, waarin geen gering offer werd gebracht.

Alleen maar, voortaan is men dan nu ook in die orde of in dat genootschap. Men is ingelijfd. Men staat nu onder gelofte en wet. En op het stuk van drank komt nu verder veel meer de drang en de drijfkracht van die orde en haar regel en uw gelofte uit, dan de daad van uw persoonlijk optreden.

Daar komt bij, dat zulk persoonlijk optreden als ordebroeder of genootschapslid bijna niet denkbaar is zonder een berispenden blik op een ieder, die in de onthouding niet medegaat.

In het oog van eiken ordebroeder is een ander, die nog een glas wijn drinkt, op de keper bezien, een man van min of meer verdachte vroomheid; terwijl omgekeerd, wie op den wijn schimpt, in zijn oordeel allicht een schree^e voor heeft.

Dit lastig geval zit nu eenmaal in alle ascese, die ge aan anderen merken laat, in. Zulke ascese trekt altoos een scheidslijn tusschen twee soorten van menschen, en vooral bij een opkomende ascetische beweging wordt die demarcatielijn o, zoo licht zelfs de principale grens, die de u sympathieke heden van de u antipathieke afscheidt.

Enkele krachtige geesten weten zich daarboven te verheffen, maar bij de groote massa is het zoo en niet anders.

Omdat de »groote moordenaar" in Constantinopel, als Mahomedaan, geen wijn drinkt, heeft geenminder dan Ds. Adama van Scheltema, die van de Gereformeerden nooit een goed woord zal zeggen, dien barbaarschen en bloeddorstigen sultan van Turkije openlijk aangeprezen als een onder weinigen uitnemend man.

Natuurlijk wist Ds. Adama van Scheltema toen nog niet, wat moorden en wat Christenbloed die wreede man op zijn geweten zou nemen, maar het feit spreekt dan toch, dat de onthoudingsijver zoo ver kan afdolen, dat een Christenleeraar, die van velen zijner Christenbroeders vervreemd raakte, zulk een Turk zonder hart ophemelt, enkel omdat hij niet drinkt.

Johannes de Dooper dronk zelf niet, maar legde gelijken regel niet aan zijn bekeerlingen op. En dan spreekt in zulk een onthouding natuurlijk wel terdege persoonlijke veerkracht, die voor de zelfverheffing van het: > Ik ben heiliger dan gij", bewaard blijft.

Daarom kon Johannes, die geen wijn dronk, de heraut zijn van zijn grooten Meester, die wel wijn dronk; maar onder onze hedendaagsche asceten is zulk een verhouding ondenkbaar.

Op grond hiervan nu ontkennen we, dat de kracht van het persoonlijk leven zich het best uit in het worden van genootschapslid.

Veeleer spreekt die kracht dan nog in die enkelen, die zich bij geen orde of genootschap aansluiten, en eenvoudig niet drinken, zonder ooit een gelofte te doen ofte teekenen, en zonder het ooit aan anderen te zeggen.

Zonder eenig steunsel van buiten is in hen de persoonlijke wilskracht voortdurend gespannen, en hierin komt het persoonlijk leven uit.

Zoo was het in Johannes den Dooper.

Maar veel heerlijker nog spreekt zich deze persoonlijke veerkracht in den Christus uit, die, hoewel den wijn niet verwerpende, nochtans allerwegen den indruk maakt van den heiligsten zedelijken ernst. En ons dunkt, het zal ons. Gereformeerden, niet euvel te duiden zijn, zoo we ook ten deze liever leerlingen van Jezus, dan nabootsers van Johannes den Dooper willen zijn.

Persoonlijk leven uit zich door persoonlijke veer-en wilskracht, en hierin nu zijn ook op dit punt gradatiën.

Die persoonlijke veerkracht is nul als ge niet drinkt, omdat het u verboden is, of omdat ge het niet kunt krijgen.

Die persoonlijke veerkracht is iets, als ge u zelven vastmaakt door gelofteband, en het nu laat.

Die persoonlijke veerkracht is grooter, als ge eens voorgoed besluit er rneê te brekeu' zonder band aan eenige orde.

Maar verreweg grooter is de persoonlijke veerkracht, als ge, wel wijn drinkende, de zelfbeheersching bezit, om onder alle verleiding, in het gebruik van wijn nooit verder te gaan, dan naar Gods ordinantie mag.

Natuurlijk, als ge den geheel-onthouder vergelijkt met een drinkebroer of met een > stillen drinker", die zich zelven te buiten gaat, dan is er geen quaestie van of onze sympathie moet aan de zijde van den eerste zijn.

Maar vergelijjkt ge eenerzijds een geheelonthouder, en anderzijds iemand, die ten deze leeft zooals Jezus leefde, dan schuUt er in den laatste veel natuurlijker en veel meer permanent meesterschap over zich zelf.

De ervaring toont dan ook, dat ge veel gemakkelijker vooruitkomt met geheelonthouders dan met matigheidsgenootschappen.

Om matig te zijn ontbreekt veelal persoonlijke veerkracht, ook waar die wel genoegzaam aanwezig is, om in den band der geheel-onthouding te loopen.

Toen dan ook onlangs beweerd is, dat elk Christen verplicht was, zich van allen wijn en drank te onthouden, omdat een Christen zijn broeder niet mocht ergeren, en elk Christen wist, dat hij er zeker aantal broeders door ergerde, bleek wel hoe de man ie dit schreef, niet verstond wat »ergernis" beduidde, en meer nog, hoe kwalijk hij er an toe was, om de verhouding van Jezus tot zijn voorlooper te verklaren.

De zonde en niet het gebruik, moet door het persoonlijk leven bestreden worden.

En die strijd zal ook de uwe zijn, zoo ge elfbeheersching toont ook in het meest erleidelijk gezelschap; indiengeunooit verokken laat, om de zonde van dronkenschap ok maar door een glimlach te verontchuldigen; en indien geheel uw optreden ekenmerkt is door dien zedelijken ernst, die l wat den mensch verlaagt, stuit en onder et oordeel der consciëntie brengt.

Dat dit standpunt meerder gevaar met ich brengt, en hooger ontwikkeling van peroonlijk veerkracht eischt, om er volstandig n te volharden, wordt hiermede niet ontend, maar juist dit is de aanbeveling van it slandpnnt.

Zal er veerkracht blinken, dan moet er panning zijn, en het is juist als vrucht van eze spanning, dat er een kracht uitgaat, die zegenend werkt.

Bij een goede orde en normalen staat der dingen is het juist deze persoonlijke zelfbeheersching en veerkracht van karakter, die zich aan de plichtsbetrachting van Overheid en Kerk, van het Bedrijf en het Huisgezin aansluit, om dien zedelijken dam tegen de drankzonde op te werpen, die haar belet meer deze kringen te vergiftigen.

Dat er zijn, die dit standpimt misbruiken, om er op toe te zondigen, weten we zeer el. Maar is niet zelfs de genade Gods van aulus' dagen af misbruikt, om te vrijer en e meerder te zondigen; en heeft de apostel des Heeren daarom »de genade" geoordeeld ?

Gij weet het, hij antwoordde met zijn aangrijpend woord: Dat gij verre !

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 november 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Onthouding.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 november 1896

De Heraut | 4 Pagina's