Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In antwoord op bedenkingen uit het Zuiden Ucht het Holt. Kerkblad nader de quaestie van de ambtelijke positie der door de kerken aangestelde docenten of hoogleeraren in de Godgeleerdheid toe.

We lezen daar:

Wat de uitlegging van Calvijn betreft op Efese 4 : 11, de hervormer beschrijft daar het kerke lijk doctoraat tot speciale Schriftverklaring, studie der godgeleerdheid en opleiding voor deii dienst dés Woords. Maar men vergete niet Ie, dat in onze kerken het kerkelijk doctoraat niet geregeld is, een feit, waarop HoUanasch Kerkblad herhaaldelijk en opzettelijk voor de Middelburgsche Synode de aandacht vestigde; de Synode achtte den tijd tot de door ons gewenschte regeling echter blijkbaar niet gekomen, ja, voor zooveel wij weten, wijdde zij aan het kerkelijk doctoraat hare aandacht in het geheel niet. Kerkelijke doctoren zijn er dus onder ons niet, enniet één onzer hoogleeraren is kerkelijk doctor, zoodat zij ook aan het kerkelijk doctoraat geen rechten ontkenen kunnen, om op te treden in den dienst des Woords. Ten 2e. Al werd het kerkelijk doctoraat onder ons geregeld, zoo zou het riaar de kerkenorde nooit anders geregeld kunnen worden dan als een ambt der plaatselijke kerk, zoodat iemand door een plaatselijke kerk d. i. door een kerkeraad tot kerkelijk doctor beroepen en bevestigd zou moeten worden. Een zoodanig ambt der plaatselijke kerk is het ambt onzer hoogleeraren niet, en zij staan dus, niet alleen wat de regeling maar ook wat hun ambtelijke positie aangaat, niet in de conditie van het kerkelijk doctoraat, zoodat zij daaraan geenerlei rechten kunnen ontleenen. En ten 3e. De broeders, die kerkelijke doctoren zijn, en dus dit ambt in eene plaatselijke kerk hebben, worden nochtans door Art. 3 der kerkenorde even stellig als de ouderlingen en diakenen opzettelijk van den dienst des Woords uitgesloten, tenzij ze door eenige plaatselijke kerk ook in het ambt van dienaar, des Woords beroepen zijn. Al waren dus onze hoogleeraren kerkelijke doctoren, — wat zij thans^ niet zijn! — dan nog zouden zij in dat ambt niet inde bediening des Woords mogen optreden. Zulk optreden is ook aan kerkelijke doctoren slechts geoorloofd, indien zij tevens dienstdoende of emeriti dienaren des Woords eener plaatselijke kerk zijn. Een beroep op het kerkelijk doctoraat stuit hier op de uitdrukkelijke bepaling der kerkenorde af.

De vraag om liever uit de belijdenis dan uit de kerkenorde over dit stuk te debatteeren, kan, voor wat den thans bestaanden rechzstoestand betreft, niet doorgaan. Is de.kerkenorde fout, — dan worde zij herzien. Maar de bedieningen regelen zich naar

de kerkenorde. Wat buiten haar valt, mag in het kerkehjk leven niet worden toegelaten; tot naleving dier kerkenorde verbonden zich de kerken. Wat fout is, moet in generale Synode veranderd worden, maar niet willekeurig overtreden. De kerkenorde nu sluit buiten de bediening des Woords alle7i, die geen dienaren des Woot ds eener plaatselijk kerk zijn, zij het dienstdoende of emeriti.

Is er echter eenige reden om de kerkenorde ten dezen in staat van beschuldiging te stellen?

In geenen deele.

Geen enkele grond werd hiervoor nog opgegeven, en die gronden zouden toch behooren aangewezen te worden, indien men de zuiverheid der kerkenorde in dezen wou verdenken.

Wijst niet onze belijdenis uitdrukkelijk den dienst des Woords voor de prediking, aan, en wel als een ambt der plaatselijke kerk? Ook de catechismus vereenigt de kerkedienst en het predikambt ondubbelzinnig in den dienst des Woords. En de Schrift leert ons slechts plaatselijke kerken kennen, die ambten hebben en geven, waaruit nooit anders volgen kan dan dat voor de bediening des Woords slechts zij aangewezen zijn, die in het'ambt •va.a dienaar de Woords eener plaatselijke kerk staan, onafhankelijk van de vraag, welke andere arbeid hun daarbij in eenige kerk of school ofook in het particuliere leven is toevertrouwd.

De gedachte, dat wie van.een plaatselijke kerk wordt losgemaakt toch het ambt van dienaar des Woords meeneemt, moet reeds verdwijnen voor de enkele opmerking, dat dit ambt niet van etnpersoon is, maar enkel van een kerk. De persoon gaat en laat het ambt achter. De kerk blijft en behoudt het ambt.

Wie in den dienst des Woords zal optreden, moet dienaar des Woords zijn.

En niemand is dienaar des Woords, tenzij hij dit ambt in eene plaatselijke kerk ontving en houdt. Kfij houdt dit ambt niet voor zijn leven. Maar slechts voor zoolang als de plaatselijke kerk hem in zijn ambt laat.

Bij losmaking uit eene plaatselijke kerk staat de vroegere dienaar des Woords natuurlijk buiten dat ambt en is geen dienaar des Woords meer, zoolang hij als zoodanig niet in eene andere plaatselijke kerk beroepen en bevestigd is.

De ampele bespreking van dit punt juichen we ten zeerste toe.

Vooral hoogleeraren of docenten moeten in geen valsche positie verkeeren, en om hiertegen waarborg te vinden, moeten ze óf van allen Dienst des Woojrds en der Sacramenten afzien, óf ze moeten om dien dienst te kunnen vervullen, op last kunnen handelen van een kerkeraad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's