Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AfLoop van snelle wateren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AfLoop van snelle wateren.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat reeds in 1878 door ons geprofeteerd is, en sinds jaren voorzien was, begint te komen: de jongere Ethischen gaan den Rubikon over.

Het Protestantisme staat of valt met de maintineering van de Heilige Schrift, en toen de jongere Ethischen met de negatieve, afbrekende Schriftcritiek gingen meedoen, stond het van meet af in beginsel vast, dat ze óf op dit gevaarlijke zijpad ijlings rechtsomkeert moesten maken, óf wel dat ze moesten en zouden uitkomen, bij hetzelfde punt waarbij de Modernen reeds sinds jaren aangekomen waren.

Toen schrijver dezes vóór jaren wijlen Prof. Kuenen eens vroeg, of hij in beginsel verschil gevoelde tusschen zijn Schriftcritiek en die der Ethischen, antwoordde deze geleerde: Verschil is er niet, alleen ligt er bij de Ethischen een andere achtergrond in het gemoedsleven.

Toch v/ane niemand, dat alleen de jongere Ethischen hier de schuld dragen, de oudere Ethischen staan hierin niets minder voor God verantwoordelijk dan zij.

Dat een man als Prof. Gunning begenadigd werd, om zijn persoonlijk geloof aan den Chistus Gods zoo bezield en krachtig te handhaven, en dat hij, op den kansel staande, al zijn critiek vergat, en uit de volle Schrift predikte, met een druklcen van eiken volzin en elke letter, toonde wel dat er tweeërlei mensch in hem leefde, de ééne een geloovige, en de andere een critische, maar heft in niets de verantwoordelijkheid op voor de breuke tusschen Schrift en bewustzijn, die ook hij bij de jonge generatie der Ethischen heeft voorbereid.

Het is te zijner tijd, keer op keer, in den breede door ons betoogd, dat men op dit onhoudbare standpunt onderscheiden moest tusschen de eerste en de tweede generatie.

Immers de oudste of eerste generatie bracht haar diepen eerbied voor de Heilige Schrift nog mede uit die vroegere kringen, waarin het onvoorwaardelijk geloof aan de Schrift nog stand hield, en bleef daarom onder dien overweldigenden Schriftindruk, ook nadat haar critiek aan de Schrift was gaan tomen

Maar bij de tweede generatie werd dit anders.

Die toch was reeds opgevoed en groot geworden in de periode van de Schriftcritiek ; ze miste dus wat de andere generatie gehad had; zoodoende stond ze heel anders voor die reeds critisch uiteenvallende Schrift; en het gevolg moest wel zijn, dat ze met die Schrift als Schrift brak.

Wie het standpunt vergelijkt, waarop de oude Prof. Chantepie de la Saussaye in Groningen • stond, en waarop nu zijn zoon Prof. Chantepie de la Saussaye te Amsterdam staat, zou onbillijk zijn, indien hij de continuïteit tusschen vader en zoon ontkende, en kan toch evenmin blind zijn voor het feit, dat beider positie tegenover de Heilige Schrift zeer aanmerkelijk verschilt.

Hier kwam nog iets anders bij.

Toen de apologetische school van Van Oosterzee, natuurlijk geheel tegen de bedoeling van dezen eens zoo wakkeren strijder, helaas, toch ten slotte bleek, het geloof aan de Heilige Schrift op theologisch gebied meer verzwakt dan gesterkt te hebben, schoot er voor de jongere Ethischen wel niet anders over, dan zich van de Modernen daardoor te onderscheiden, dat zij hoogstens half den weg afliepen, waarvan de Modernen het einde reeds hadden bereikt.

Doch natuurlijk, zulk een halfslachtige positie bevredigt vooral den jeugdigen zin niet.

Zoodra men eenmaal het zoet heeft gesmaakt dat er in ligt, om boven zijn makkers uit te munten door den moed van dien vrijen bhk, waarmede men in het ontkennen nog iets verder durft gaan dan zij, dan is er aan de verleiding om steeds verder op den weg voort te schrijden geen weerstand te bieden.

Het wordt een wedloop.

Elk nieuw en aankomend geleerde zou zichzelf effaceeren zoo hij niet weer een mijlpaal verder liep in het ontkennen dan zijn voorganger.

Eenmaal loopende op geheel denzelfden weg, waarop de Modernen voorgaan, is het hinderlijk altoos achteraan te komen.

Hoe meer men prijs durft geven, hoe hooger de roep van uw wetenschappelijkheid gaat.

Ge laat uw voorgangers verre achter u.

En een jeugdig geleerde, die anders nooit tot eenigc beteekenis zou zijn gekomen, wordt opeens de held van den dag, en in alle wetenschappelijke kringen toegejuicht, indien hij maar den moed heeft, nóg ietsverder te gaan, en de Modernen reeds bijna op de hielen zit.

Nu heeft; ^{men gemeend, dit alzbo te kunnen doen, zonder aan zijn Christelijke religie afbreuk te d< '> en, door deze navolgende drogrede.

Men zei dan: sHoofdzaak is en b'ijft, of ik met éea. Itevetfdfcn Christus in Ifevensgiemeenschap sta. Welnu, dat sta ik. Ik geloof aan den verheerlijkten Christus. Hij leeft in mij. En waarom zou ik dan geen waarachtig Christen wezen, omdat ik de letter, knechterij van de Schrift verwerp ? De letter doodt, de Geest maakt levend. Zoek gij uw Christus in het papieren boek, ik bezit hem in de frischheid der geestelijke klaarheid''.

Dat klonk vroom. De gemeente bezweek voor dien sirenenzang. En nog onlangs merkten we op, hoe zelfs te Neerbosch een der verst vooruitgeschovenen. Prof. Baljon uit Utrecht, als gewild, geliefd en toegejuicht spreker was ingehaald.

En we haasten er bij te voegen: aanvankelijk meent wie dit zegt, dit alles oprechtelijk. Hij waant dat het zoo kan. Prooi van zelfbeheersching en zelfmisleiding, gist hij ook van verre niet, naar wat eindstation de trein, waarin hij plaats nam, toerijdt.

Maar natuurlijk teelt ten slotte elke geestelijke beweging de vrucht van haar oorsprong, en zoo is het dan ook nu reeds in de Ned. Herv. kerk tot tamelijk gespannen toestanden gekomen.

Op de jongste vergadering der Tredikantenvereeniging te Utrecht, heeft" een der jongsten van de jongere Ethische generatie, Ds. Zeydner, weer wat chasinetten doorgescheurd, en is er openlijk en luid mee voor den dag gekomen, dat al dat oefenen van critiek op de Schrift met fluweelen handschoen, nu uit moest zijn; dat men zonder verbloemen zelfs de uiterste resultaten der wetenschap had aan te nemen; en dat de raad der halfslachtigen niet langer de hooge hand moest hebben.

Hij zei niets nieuws. Hij had alleen den moed, om het scheepke der Ethische critiek, dat toch reeds zoo lang op stapel stond, nu flinkweg van stapel in het volle vaarwater te laten afloopen.

Voor de critische geesten, die het altoos benauwd hadden gevonden, dat men er nog zooveel doekjes om wond, was dat een pak van het hart

Zeydner was hier Luther.

Hij was de man die de massa vrij maakte. En reeds voelde deze massa den drang in zich, om nu ook persoonlijk met den laatsten Schriftband te breken.

Maar op anderen maakte Zeydner een anderen indruk.

Zij gevoelen zich in hun consciëntie aan de Schrift gebonden, en waren met de Schriftcritiek niet dan schoorvoetend een eindweegs meegegaan, nog altoos vertrouwende, dat deze critiek werkelijk conservatief zou blijven.

Maar nu zagen ze opeens, waar het heen ging. Schellen vielen van hun oogen. Zij schrokken.

Immers, Ds. Hulsman meldt het zelf in de Kerk-Cour.

Wij waren allen geschokt. Wij bewonderden Ds. Zeijdner's eerlijkheid, maar zagen nu ook voor het eerst, tot welke consequenties de wetenschappelijke cridek moet leiden. Wij allen, onder critische leermeesters opgegroeid en tot op dat oogenblik daarmede min of meer ingenomen, voelden evenwel ook zeer de moeihjkheid om alle crhiek te weren, en den ouderwetschen, letterlijk geïnspireerden Bijbel te aanvaarden, maar konden tot geen duidelijke formuleering van onze overtuiging geraken. Wij besloten derhalve, na grondige studie van dit onderwerp, in het najaar samen te komen.

Er ging een licht voor hen op, en terwijl zij het eerlijk vonden van Ds. Zeydner, dat hij het zoo uitsprak, als hij het zoo meende, stuitten ze op de oneerlijkheid van die andere Ethischen die voor de gemeente nog altoos als Schriftgeloovig optraden.

Hij schrijft er van:

Mijne overtuiging wordt steeds sterker, dat het ethisch-critisch standpunt, hetwelk ingenomen wordt niet alleen door Ds. Zeijdner, maar door Prof. Valeton, Prof. Chantepie de la Saussaye, Prof. Van Dijk, enz., voor den gcloovigen predikant onhoudbaar is en bedriegelijk (ik heb er geen ander woord voor!) tegenover de Gemeente en tegenover de moderne collega's, en ik maak mij sterk, dat klaar en duidelijk en onweerlegbaar aan te zullen toonen.

En sterker nog:

Wordt het referaat van Ds, Zeij dner niet weerlegd, dan maakt het huichelaars. Geschokt heeft het, en toch preekt men er maar vrijmoedig oplos, alsof de Bijbel historisch te vertrouwen ware, omdat de Gemeente historie eischt en wegloopt van de madernen, die uit eerlijkheid geen historie durven geven. Groote onwaarheid dreigt de kerk te overrompelen. Wij zien het aan den strijd tusschen Dr. Rutgers van der Loeff en Ds. Beversluis. Er wordt gespeeld met de partijnamen en de Gemeente raakt het spoor bijster. Wij mogen wel weer eens tot klaarheid komen over de beteekenis van de namen »orthodox, " sethisch" en smodem."

En dan stelt hij flinkweg deze palen:

sOrthodox" zijn alleen de Gereformeerden, die op grond van een letterlijk geïnspireerden Bijbel de Belijdenis ten volle aanvaarden.sEthisch" zijn degenen, die op grond van het leven, in gemeenschap met Christus ondervonden, durven besluiten tot Zijne Goddelijke persoonlijkheid en met hem de traditioneele beschouwing van Israels heilige wonderhistorie huldigen. sModern" zijn degenen, die, ten gevolge van de natuurwetenschap, het nieuwe beginsel van ontwikkeling of evolutie bij de critiek op den Bijbel toepassen en dezen, maar ten koste van het wonder, natuurlijk meenen te kunnen verklaren, als boek vol religieuze verheffing.

Ja zelfs spreekt hij uit: dat de Ethische zoo. zeer onder den invloed der nieuwe weten schap staan, dat zij hoogst inconsequent, Christus intact als Gods Zoon, als het Wonder bij uitnemendheid, in de wereld-historie behouden, dat deze opvatting, op hun wetenschappehjk standpunt, eenvoudig een absurditeit is, en zij dus feitelijk tot dtt Modernen mo> °ten gerekend worden.

Krasser kaa het, al niet. ' ••

Zelfs de Heraut heeüt het nooit ktasser Sez^.

AllecQ is het opmerkelijk dat men in deze dagen nu pas gaat inzien, wat de Heraut reeds in 1878 duidelijk uitspralk; wat in de unaugureele oratie over de Schriftcritiek in haar gevaar voor de gemeente des levendeii Gods in 1880 betoogd werd, en wat hoofdoorzaak werd van de bitterheid waarmee velen tegen de Heraut en zijn redacteur partij kozen.

Dit is daarom zoo opmerkelijk, omdat het niet te berekenen is, hoeveel duizenden en tienduizenden in de gemeente in den loop dier achttien jaar, als bittere vrucht van deze misleiding, voor zich en hun gezin, van de rechte paden op doolpaden zijn overgeleid.

De Ethischen konden niet anders zijn, en zijn niet anders geweest, dan wegbereiders van een verjongd Modernisme.

Want Ds. Hulsman heeft den vinger volkomen juist op de wonde plek gelegd.

Als ge de Schrift loslaat, kunt ge den Christus niet behouden. Ja, dan ontgaat u ten slotte zelfs de zekerheid, of er wel iets, wel een woord is, dat ge als van den historischen Christus tot u gekomen, met volkomen zekerheid aanvaarden kunt.

Denkt slechts aan de vraag van Genootschap.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's

AfLoop van snelle wateren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's