Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXXXI.

HUGH LATIMER.

sDe Schrijver der Heilige Schrift is de Almachtige, de Eeuwige... God zelf... En deze Schrift draagt de merkteekenen der almacht en der eeuwigheid van haren Schrijver. Er is geen koning of keizer, die niet gehouden is daaraan te gehoorzamen. Wachten wij ons voor de zijpaden der menschelijke overlevering, die vol zijn van steenen, struiken en ontwortelde boomen. Laat ons den rechten weg des Woords volgen." Zoo klonk het in 1526 vaneen der kansels van Cambridge. De man, die zoo sprak, was Hugh Latimer. Eenige jaren te voren zou men zulke woorden van dezen man niet verwacht hebhen. Toen toch was hij nog een bittere vijand van de Reformatie, een stijjzinnig papist^ zooals hij in 1552 zelf gezegd heeft. Hij was zoo opgevoed in de woning van zijnen vader, den eerzamen pachter van Thurcaston (Tyeicestershere), die den vroeg ontwikkelden knaap op zijn 14e jaar naar Cambridge zond, ten einde er de (Godgeleerdheid te bestudeereii. Tot Hugh's lievelingsschrijvers behoorde Thomas Aquinas, de beroemde voorvechter der Roomsch-Katholieke kerk in de middeneeuwen. Toch muntte hij minder uit door geleerdheid dan door zijn streng zedelijk leven. Bovendien hechtte hij aan de kleinste voorschriften in den Rooraschen eeredienst.

Zijn grootste lust was om te spotten met hen, die samenkwamen, om den bijbel te lezen en te onderzoeken. Vooral op zijnen leermeester, den hoogleeraar Stafiford, die de Heilige Schrift voor zijne leerlingen verklaarde, was hij zeer gebeten. Hij beleedigde hem en trachtte de jongelieden van Cambridge over te halen den j)rofessor en zijn kettersch onderwijs vaarwel te zeggen; hij liet zich vinden in de zaal, waar de hoogleeraar zijne lessen hield, en gaf dan teekenen van ongeduld, terwijl deze aan het spreken was. Hij predikte zelfs tegen Stafford, en de Roomsch» Katholieke geestelijken juichten hem toe. Nog meer, teen Latimer den graad kreeg van licentiaat der theologie, moest hij, ten aanhoore der Universiteit, eene Latijnsche redevoering houden, waarvoor hij tot onderwerp koos : Philippus Melanchion en zijne leerstellingen. Ontzaglijk was de indruk dezer rede tegen de Reformatie op allen die haar hoorden. Nu was er dan eens een kampvechter voor de Roomsche kerk opgestaan, die haar redden zou. Maar hoe anders liep het uit!

Onder Latimer's toehoorders had zicli zekere Bilney bevonden. Deze, een waar liefhebber der waarheid en een voorstander der Reformatie, had den redenaar reeds lang gadegeslagen. Zijn ijver boezemde hem belangstelling in. Latimer was een man van groote gaven, die deze slechts dienstbaar stelde aan de zaak. der waarheid ! Bilney wilde beproeven, of hij hem niet met Gods Woord kon bekend maken.

Hij begaf zich hiertoe naar het college, waar Latimer woonde. Binnenkomende vroeg hij: sOm Gods wil, hoor mijne biecht aan." Latimer kende Bilney als een der vroomste ijveraars voor de waarheid Gods en verheugde zich zulk eene vraag van die lippen te hooren, niet twijfelende, of hij had hem bekeerd door zijne laatstgehouden lede over Melanchton. Hij verklaarde zich bereid de biecht aan te hooren. En nu wierp Bilney zich op de knieën en verhaalde op de eenvoudigste wijze de angsten, die hij eenmaal in zijne ziel had geleden en de pogingen, die hij in het werk had gesteld, om daarvan verlost te worden ; dat alles vruchteloos was gebleven, zoolang hij liij het besluit gebleven was, om de voorschriften dsr kerk te volgen ; maar dat hij den vrede des gemoeds had gesmaakt, sinds hij geloofd had, dat Jezus Christus is het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Hij sprak ook van den geest der aanneming tot kinderen Gods. Latimer luisterde. Nu en dan had hij wel gewenscht de nieuwe denkbeelden, welke Bilney hem voordroeg, te kunnen wegdrijven, maar de biechteling ging voort. Én de Heihge Geest getuigde in het hart des biechtvaders. Hij kreeg een nieuw hart. Hij werd veranderd. Van dit oogenblik af zocht Latimer het gezelschap van Stafford, wien hij om vergiffenis vroeg. Met Bilney sprak hij dagelijks. Dan deden zij groote wandelingen en rustten uit aan eene plaats, die laog onder den naam van ïde ketterheuvel" bekend geweest is. Bilney nam hem ook mede naar armen, kranken en gevangenen, om hum des Heeren Woord te brengen.

Met denzelfden ijver, waarmee hij vroeger het Pausdom had gediend, diende hij nu den Heere. Groot opzien baarden zijn kaarten-predikatiën, die hij op kerstmis 1529 hield, ten einde de gewoonte dier dagen te bestrijden, om het kerstfeest met kaartspel door te brengen. In deze preeken wees hij bijzonder op de diepe verdorvenheid van den mensch en de noodzakelijkheid der verlossing door Jezus Christus. Dr. Buchingham trad tegen Latimer in het strijdperk, maar werd door hem beantwoord op eene wijze, die hem voor goed deed zwijgen. l'; en anderen weg zochten de vijanden nu, om van Latimer af te komen. De bisschop van Ely, Dr. West, werd door hen overreed, om den moedigen prediker het prediken te verbieden. Doch tegelijk bood de prior Bornes, wiens klooster niet onder den bisschop stond, hem zijne kerk aan. Duizenden maakten zich op om Latimer te hooren, en onder dezen behoorde zelfs de bisschop van Ely. Toen klaagden de vijanden den prediker bij Wolsey aan; deze daagde hem voor zich te York, maar gaf hem, na hem gehoord te hebben, niet alleen de vrijheid, maar ook de vergunning, om overal in Engeland te prediken. Daarna werd hij pastoor in de kerk van Westhingston (Wilkshire) en predikte hij in 1538 voor koning Hendrik VIII, bij wien hij daardoor in gunst kwam. Dit voorrecht gebruikte hij om den vorst te vragen, den bijbel toch niet langer aan het volk te verbieden. Inlusschen hadden zijne vijanden gehoord van zijne prediking in zijne gemeente, die geheel naar den Woorde Gods was en tegen Rome inging. Hij werd naar Londen opgeroepen en zou daar ^eker djn vonnis gekregen hebben, indien de koning niet tusschenbeide gekomen was. Op voorspraak van Cramner werd Latimer kapelaan van Anna Boleyn, de gemalin des konings, en in 1535 bisschop van Worcester. Dit ambt behield hij echter slechts 4 jaren. Hij ijverde in dien tijd voor de Reformatie, maar trad af, omdat hij weigerde de zes artikelen te onderteekener, waarbij de leer der transsubstantiatie, de Roomsrhe communie onder cün gedaante, het cehbaat der priesters, de bindende macht der kloostergeloften, de vrijheid van geheime missen te bedienen en de biecht gehandhaafd werden.

Latimer trok zich terug in de eenzaamheid toen een ongeluk, dat hem trof, hem dwong hulp bij eenen Londenschen geneesheer te zoeken. De spionnen van Gardiner, die hem overal zochten, ontmoetten hem en wier­ pen hem op last huns meesters in den Tower, waarin hij opgesloten bleef tot de troonsbeklimming van Eduard VI. Toen werd hij losgelaten. Hem werd het bisdom van Worcester ook weer aangeboden. Hij sloeg dit af en bleef in de nabijheid van Cramner, wiens raadsman en medehelper hij was. De armen hadden in hem een vader en de verdrukkers een beschermer. Tegen onrecht kwam hij op met eene vrijmoedigheid, die eerbied afdwong. Het woord der waarheid vloeide eiken Zondag van zijne lippen, als hij op den kansel stond, terwijl hij het Pausdcjra ontdekte in al zijn dwalingen.

Dit duurde zoolang Eduard regeerde. Doch Maria beklom den Engelschen troon en de vervolging tegen de geloovigen werd steeds heviger en ging steeds krachtiger vooit, Latimer werd een harer slachtoffers. Hij was juist op reis naar Coventry om er het Evangelie te prediken, toen hij voor den geheimraad werd gedaagd. Hij had nog kunnen ontvluchten, zoo hij slechts gewild had. De Tower opende den i3en Sept. r5S3 opnieuwfzijne poorten, waar hij er Ridley, Bradford en Cramner vond. In April 1554 werd hij met den eerste en den laatste naar Oxford gebracht. De drie Roomsche artikelen, waarvan wij in Ridley's geschiedenis hebben gesproken, werden ook hem voorgehouden, maar hij weigerde ze te onderteekenen. Toen begon zijn verhoor. Daar stond de grijsaard m het kleed eens gevangenen, een witte muts op het hoofd, een staf in de hand, zijn N. Testament onder den arm. Opgeroepen om zijne, gevoelens te verdedigen, gaf hij ten antwoord: jlk wil niet disputeeren, ik wil belijden, en dce dan met mij wat gij wilt. Gods Woord was zijn eenig richtsnoer hierbij, zeidc hij. Anderhalijaar duurde zijn gevangenschap, In dien tijd werd hij vaak geraden zijne belijdenis te herroepen, maar steeds weigerde hij, Den len Oct, 1555 werd hij ter dood veroordeeld en den i6en stond hij met Ridley aan den brandstapel. De strijd duurde voor hem niet lang, toen de vlammen opgingen. De martelaar bleef volstandig tot den einde door de kracht Gods,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1896

De Heraut | 4 Pagina's