Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu eenmaal het vraagstuk van Art. 36 te Middelburg aan de orde is gesteld, begint men ook in onze kerken zich met het tegen dit artikel ingebrachte gravamen bezig te houden.

Ds. Gispen leverde er reeds meer dan één artikel over, waarin hij den stand der quaestie poogt duidelijk te maken.

Een stuk hieruit wenschen we ook aan onze lezers voor te leggen, en wel dit:

Over dit bezwaar springen echter velen heen, door de woorden der belijdenis niet in historischen zin maar in ethischen zin te verklaren, en zoo het verschrikkelijke er uit te lichten. De Overheid moet, zeggen ze, historische rechten eerbiedigen, d. i. de Nederlandsche Hervormde kerk als de ware kerk handhaven, of wel de Gereformeerde kerk als de ware kerk ei'kennen; en vatten dan het woord «uitroeien" in betrekking, tot de afgoderij en valschen godsdienst op, als beteekenende bloot: ».dulden"', dus niet luiroeien, — en het te gronde werpen van het rijk des Antichrists, als: de Roomschen zooveel mogelijk in toom houden, hun geen geld geven voor hun eeredienst enz. Ongeveer zooals het was in ons land tegen het einde van de 17e en in de i8e eeuw. Alles wat zedelijk is, moet de Overheid bevorderen en alles wat onzedelijk is, moet zij tegengaan, overeenkomstig Gods Woord.

Deze ethische ofzedelijke opvatting van het artikel vindt tegenwoordig in breeden kring instemming. Gelijk op elk gebied de grenzen verflauwd en de beginselen óf verzwakt en vervalscht, óf veronachtzaamd worden, zoo ook hier. Alleen de Roomschen komen tot den wortel der zaak, als zij openlijk uitspreken, dat het Protestantisme, als zijnde een dwaling, geen recht van bestaan heeft, maar dan ook consequent-de gevolgtrekking maken dat, wat geen recht van bestaan heeft, dan ook niet geduld behoort te worden.

En wie nu de woorden onzer belijdenis taalkundig en bij het licht der historie overweegt, zal toch moeten erkennen, dat ook aan de bekende woorden in onze belijdenis dezelfde gedachte ten grondslag ligt. Niet de kerk roeit de afgoderij uit.

Niet de kerk roeit den valschen godsdienst uit Niet de kerk werpt het rijk van den Antichrist te gronde.

Maar de kerk leert, dat de Overheid dit doen moet.

De kerk is de zuster der barmhartigheid, optredend in het midden der menschheid en alom in de wereld de werken van Christus doende. De kerk vergiet geen bloed.

Maar de kerk zegt tot de Overheid: Gij Overheid, hebt een ambt van God ontvangen. En in dat ambt is u door God zelven de verplichting opgelegd, om uw hand te houden aan den heiligen kerkedienst. Gij moet den kerkedienst in stand houden, met het predikambt en de scholen u bemoeien, en zorg dragen, dat dit behoorlijk kan bestaan en in stand gehouden worden. God de Heere heeft u aangesteld en u macht gegeven om te weren en uit te roeien allen valschen godsdienst. Met alle u ten dienste staande middelen moet gij eiken godsdienst, die niet als den waren door ons beleden wordt, weren, d. i. niet toelaten in uw rechtsgebied; zooals de Overheid b.v. zigeuners van de grenzen weert of emigranten, zonder middel van bestaan, niet toelaat in het land, zoo moet alle godsdienst geweerd worden, die niet de ware is, of daarvoor gehouden wordt. Is die godsdienst in uw land binnengeslopen, dan moet gij hem uitroeien. Nietdulden, of slechts bescherming of stoffelijken steun onthouden; maar uitroeien, zooals men boomen uitroeit met bijl en houweel, kort en klein slaan, dat er geen spoor, dat er niets van overblijft. Dat beteekent: uitroeien. Dit blijkt ook uit het gevolg, om namelijk door het uitroeien van alle afgoderij en valschen godsdienst »het rijk des Antichrists te gronde te werpen."

Historisch kunnen we door het rijk van den Antichrist moeilijk iets anders verstaan dan de Roomsche kerk en in het algemeen de Pauselijke macht, die zich over alle koninkrijken der wereld poogt uit te strekken, en de wet wil voorschrijven aan de gansche wereld.

Deze macht ter neder te werpen, wordt beleden tot het ambt der Overheid te behooren.

Voorts wordt beleden, dat het tot 't ambt der Overheid behoort: »het koninkrijk van Christus te vorderen" (of te bevorderen) »hRt woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in zijn Woord gebiedt."

Deze woorden bevatten niets dubbelzinnigs. Wie deze woorden èn taalkundig èn historisch zoekt te verklaren, zal niet lichtelijk komen tot eene ethische verklaring, maar de taak der Overheid er in zien aangewezen, als gebiedende en dwingende macht.

De Overheid moet: de hand hotiden aan den heiligen kerkedienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst; fut rijk van den Antichrist te gronde te werpen; het koninkrijk van Chrishis bevorderen; het woord des Evangelies overal doen prediken; opdat God van een iegelijk geëerd en gediendwordc, gelijk Hij in zijn woord gebiedt.

Neemt men hierbij nu in aanmerking, dat Gereformeerden, zonder uitzondering, belijden, dat de Overheid een dwingende macht van God hee ontvangen, dan volgt noodwendig al het overige.

Ook komt hierbij in aanmerking, de verklaring van bet derde gebod in Zondag 36 van onzen Catechismus, alwaar, in de looste vraag gevraagd wordt: »Is het dan zoo groote zonde Gods Naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over die vertoornt, die, zooveel als het hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden? " En geantwoord: »Ja gewisselijk; want daar is geen grooter zonde, noch die God meer vertoornt dan de lastering zijns Naams, waaraan Hij ook dezulken nut den dood te straffeji bevolen heeft"

En nu is het niet de vraag, hoe art. 36, door den drang der tijden en der omstandigheden, is toegepast. En ook niet, hoe het in de tegenwoordige omstandigheden zou behooren en kunnen toegepast worden; maar eenig en alleen is dit de vraag: wat staat er, en is hetgeen er staat, werkelijk in Gods Woord aangewezen als de roeping en de taak der Overheid ?

Alzoo het bezwaar, niet tegen art. ^d, (zooals dikwijls - ten onrechte gezegd wordt) maar tegen enkele zinsneden van dat artikel, heeft dus dezen grond, dat de bezwaarden van oordeel zijn, dat deze zinsneden niet overeenkomen met Gods Woord.

Allereerst dus moeten deze zinsneden aan Gods Woord getoetst worden, en moet worden nagegaan, of hetgeen men uit de wetgeving van Israël hiervoor zou kunnen aanvoeren, ook geldt voor de kerk der volkeren, de kerk des Nieuwen Verbonds.

Het gaat dus niet over het negatieve, de z.g. scheiding van kerk en staat, maar over iets zeer positiefs, over de vraag: wat leert Gods Woord van de verhouding der kerk tot den burgerUjken staat onder de bedeeling des Nieuwen Verbonds?

Deze vraag was in de dagen der Reformatie niet aan de orde en men ging toen op den weg der eeuwenoude overlevering voort. Maar God heeft de tijden en stonden veranderd en vragen aan de orde doen komen, die de vaderen niet gekend, althans niet in het verband gekend hebben, waarin zij zich nu aan ons voordoen.

Een der hoofdpunten van het geschil is hier zeer juist aangewezen.

Is de taak der Overheid een ethische of een magistrale, d. i. zulk een die met dwingende tnacht moet volvoerd worden; waarmede dan samenhangt als tweede vraag de quaestie, of de woorden: uitroeien enz., in Art. 36, taalkundig en historisch eene andere verklaring dan die op dwang doelt, toelaten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's