Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerspel of Wijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerspel of Wijk.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Zonder voorbehoud gaven we toe, dat de schare de quaestie, of het kerspel of wijk zal zijn, zoogoed als uitsluitend beziet van de zijde der prediking. Men wil vrij zijn om nu hier, dan daar te gaan, en van kerk in kerk omzwerven, telkens dien prediker uitkiezende, die aantrekt.

Het prediklijstje gaat dan des Zaterdags rond. Wie predikt er, zoo vraagt dan het zoekend oog, is de kerk vlak bij mijn woning? En is dat de gewenschte man, zoo dat vlak bij huis het gewilde te vinden is, dan ziet men natuurlijk niet verder, en gaat daar heen. Valt dat tegen, dan rekent men verder uit, hoe het beste de twee belangen van afstand en verwend hooren te vereeuigen zijn. En mislukt die poging op alle manieren, dan werpt men half gemelijk de geestelijke spijskaart voor zich neer.

Dien toestand nu wil men bestendigen. Daarom is het in hoofdzaak te doen. Men wil vrij in zijn kerkgaan blijven. Ter kerk gaan niet waar men hoort, maar waar men verkiest en wil.

Verder denkt men bij de kerspelquaestie nauwlijks.

Het vrije hooren en gaan is de spil waarom voor meer dan tien op de twaalf heel dit vraagstuk zich beweegt.

Juist nu overmits dit feit vaststaat, wenschen we er van stonde aan op te wijzen, dat het onzen vaderen, toen ze de kerspelen ot parochiën ophieven, hierom niet, althans volstrekt niet in de eerste plaats te doen is geweest.

Hun verzet tegen de parochiën of kerspelen had een geheel andere oorzaak, en werd in gang gebracht door geheel andere beweegredenen.

Dat ze zich tegen het parochiestelsel keerden, kwam voort uit hun ernstige overtuiging, dat plaatselijk de eenheid van kerk en kerkeraad moest worden gehandhaafd.

De parochiën en kerspelen toch waren volstrekt niet indeelingen van zitplaatsen in het kerkgebouw en voor de prediking, maar zelfstandige brokstukken, waarin de ééne plaatselijke kerk gebroken was, zoodat er geen andere band meer tusschen die losse deelen en uiteengevallen brokstukken bestond, dan in den bisschop.

De parochie-of kerspelindeeling had de enheid der plaatselijke kerk verbroken, en ierdoor feitelijk den kerkeraad vernietigd.

Er bestond dan ook, in het begin der i6de ^eeuw, b.v. hier te Amsterdam geen kerkeraad meer. Er was geen gemeenschappelijke raad, 'die de orde in Amsterdams kerk bestelde. Elke parochie stond op zich zelve. De ééne parochie had uit zich zelve niets met de andere te maken. En het was alleen door het kanaal van de Hiërarchie, dat de kerspelen met elkander in verbinding traden.

Zoo en niet anders stond ook voor Voetius de quaestie. Het is dit en geen ander kwaad waartegen hij opkomt.

»Ik zeg dit, zoo schrijft hij, om hen, die |over kerkelijke - zaken met kennis oordeelen kunnen, er toe te brengen, dat ze nogmaals op het ernstigst overwegen, of de eenheid, de vrede en de orde in Christus' kerkj beteren waarborg erlangen, indien in grootere steden de talrijke hoorders, over tal van kerken verspreid, op hetzelfde uur, Gods, : Woord hooren en de sacramenten ortvangen, onder het bestuur van éénen/n denzelfden kerkeraad, of wel indien , de ééne, kerk, gesplistst wordt in onderscheidene kerspelen, j dte met elkander in^zake^kerkbestuur niets uitstaande hebben, en noch., saam één lichaam vormen, noch izelfsg, verbondsgewijze in onderling verband staan. (Quarum unacum synedrio suo ab alterna non pendeat, nee incorporata aut concorporala sit III, p. 19). En hij voegt er bij :

«Mocht iemand mij tegenwerpen, dat de hieruit, . voortvloeiende ongelegenheden niet zoo onoverkomelijk zijn, dan is mijn antwoord, dat dit te ^.danken is aan toevallige oorzaken, of, omdat de bisschoppelijke macht ze in ihet spoor houdt, of wel omdat de kerspelen elke kerkelijke rechtspraak missen, bijna geen bestuursfunctie uitoefenen, enj [ganschelijki zelfs^tgeen eigen kerkeraad hebben."

Ter beoordeeling van dit vraagstuk moet derhalve van de bedenkingen die men tegen vaste prediking oppert, aanvankelijk geheel worden afgezien, en historisch moet de van dit vraagstuk gegeven oplossing, zoogoed als uitsluitend beoordeeld worden van het standpunt van het kerkrecht, de kerkelijke rechtspraak en het kerkelijk bestuur.

De parochiën of kerspelen waartegen men te velde trok, waren Roomsche parochiën, die de eenheid der plaatselijke kerk te niet deden, de plaatselijke kerken en deelen van kerken van haar wettig regiment beroofden, en de aldus gesmaldeelde en verbrokkelde kerken geheel onder de macht der bisschoppen brachten.

Dit was het kwaad dat men te keer ging, en omdat de toenmalige kerspelen dat kwaad bestendigden, brak men er mede In de kerk van Christus op aarde mocht naar de belijdenis onzer vaderen geen bisschoppelijke o verhoogheid worden geduld. De kerk van Christus moest in elke plaats haar eigen bestuur hebben» En eindelijk dat bestuur der kerk van Christus moest in elke plaats niet gedeeld maar één zijn.

Aan die grondstellingen hielden ze vast, deeling van kerkelijk bestuur tot op zekere hoogte alleen toelatend, waar verschil van taal het saamvergaderen onmogelijk maakte. Er mocht alzoo wel zijn een Waalsche of Engelsche kerkeraad naast den Nederduitschen. Desnoods ook een Duitsche, hoewel men hier het verschil in taal niet van genoegzame beduidenis vond, om te splitsen. Maar buiten het verschil in taal moest er over heel de kerk, zelfs in een zoo groote stad als Amsterdam, één kerkeraad staan, en onder dien éénen kerkeraad moesten alle deelen der plaatselijke kerk saam verbonden en althans organisch vereenigd zijn.

Welnu, aan die grondbeginselen wenschen ook wij vast te houden, overmits deze beginselen in Gods Woord en in onze Belijdenis beleden zijn.

De grond in Gods Woord ons hier geboden ligt ten eerste hierin, dat heel de Schrift aandringt op de nauwst mogelijke vereeniging der geloovigen, op hun saamvergadering en op de gemeenschap der heiligen die hen bezielen moet.

In de tweede plaats in den regel, dat de Apostelen van stad tot stad ouderhngen en diakenen aanstelden.

In de derde plaats in het feit, dat de Apostelen zich in hun schrijven nooit tot eenig deel van een plaatselijke kerk richten, maar aldoor hun zendbrieven richten aan < /< ? geloovigen die in één stad woonachtig zijn.

In de vierde plaats daarin, dat ze die eenheid van adresseering handhaven, ook waar blijkt dat geloovigen tot wie zij zich richten gewoon waren in onderscheidene lokaliteiten saam te komen.

En eindelijk in de vijfde plaats in de doorgaande leer der Schrift, dat de gemeene genade het terrein schept waarop de kerk als vrucht en orgaan der particuliere genade optreedt. Is nu de ordelijke verdeeUng en woningsbepaling der bevolking van een land in haar steden en dorpen een vrucht der gemeene genade, dan behoort de band tusschen burgerlijke woonplaats en plaatselijke kerk zooveel mogelijk in stand te worden gehouden.

Staan we nu op dien grond én de éénheid der plaatselijke kerk én de éénheid van het plaatselijk kerkbestuur voor, dan volgt hieruit vanzelf, dat we ons in beginsel verzetten tegen elke poging, die er op uitgaat, om die eenheid der plaatselijke kerk en die eenheid van het plaatselijke kerkbestuur te breken.

Herstel van kerspelen of parochiën in den geest, waarin ze hier te lande oudtijds bestonden en in de Roomsche kerk nog bestaan, zouden we daarom niet alleen ontraden, maar zelfs ten ernstigste bestrijden. En zelfs de kcrspelformatie gelijk de Lutherschen en Methodisten en andere vrije kerken, die in Duitschland, Engeland en Amerika hebben ingevoerd, zouden o. iï hief te lande,

niet zonder prijsgeving van beginsel en zeer ernstige schade kunnen worden overgenomen.

Wel zijn we ook op dit punt allerminst principi'enreiter, wat wij aldus zouden uitdrukken, dat we ook op dit beginsel niet wenschen door te drfiven.

Londen telt op dit oogenblik over de vijf millioen inwoners. Denkt men zich in, dat deze vijf millioen menschen allen van Gereformeerde belijdenis waren, zoodat hieruit naar het beleden beginsel zou volgen, dat één kerkeraad deze vijf millioen menschen regeeren moest, zoo zou men tot gansch ongerijmde gevolgtrekkingen komen.

Voor deugdelijk huisbezoek heeft men minstens op elke duizend zielen een ouderling noodig, d. i. één ouderling op twee honderd gezinnen.

Dit nu zou voor een kerk van vijf millioen den eisch stellen, dat er 5000 ouderlingen waren. Voegde men daaraan nu een gelijk getal diakenen toe, en bracht men deze tienduizend met minstens 2500 predikanten saam, zoo zou de voltallige kerkeraad uit twaalf duizend vijthonderd leden bestaan, en alle ernstig denkbeeld van saamvergadcren, reeds om de lokaliteit, kortweg zijn afgesneden.

Zelfs al ziet men van Londen af, en al komt men op een tienmaal kleinere stad als Amsterdam, met ongeveer een half millioen zielen, dan zou dit nog, zoodra allen Gereformeerden waren, het saamvergadcren van allen onder éénen kerkeraad, zoogoed als ondenkbaar maken. Op een half millioen zielen zou men minstens 500 ouderlingen, met 500 armverzorgers, en 250 predikanten moeten hebben. Saam een vergadering van twaalfhonderd en vijftig personen, waarmee eenvoudig niet te beraadslagen viel.

En toch zouden deze cijfers in het minst niet overdreven zijn. Tweehonderd huisgezinnen is reeds meer dan een gewoon ouderling behoorlijk verzorgen kan, en vier honderd gezinnen kunnen slechts bij uit zondering door één predikant goed worden bewerkt. Vierhonderd gezinnen maken een bevolking van 2000 zielen uit, en de ervaring toonde genoegzaam, , hoe landelijke gemeenten van 2000 zielen met één predikant, twee ouderlingen en twee diakenen, eenvoudig verwaarloosd werden en spoorslags achteruitgingen.

Men overdrijve hier dus niet, en erkenne eerlijk weg, dat de opeenhooping van bevolking ten slotte zoo buiten alle evenredigheid groot kan worden, dat het beginsel van plaatselijke eenheid van kerk en, kerkbestuur niet tot den einde toe is vol te houden; dat men een stad als Londen wel in onderscheiden kerken zou moeten indeden ; dat meerdere van deze kerken geen ander verband dan een classicaal zouden kunnen hebben; en dat de gansche Londensche gemeente niet dan in een soort provinciale Synode haar vereenigingspunt zou kunnen vinden.

Wie het anders dreef zou eenvoudig de gemeente aan een formeel beginsel opofferen, gelijk niet te ontkennen valt, dat in een stad als Amsterdam eenmaal metterdaad geschied is.

Reeds door op een bevolking van over de twee honderdduizend zielen de formeele kerkeraadseenheid, met het systeem van rondpreeken, te willen handhaven, heeft men ten slotte niet anders verkregen, dan dat minstens de helft dier bevolking hoogstens nominaal tot de kerk heeft behoord, en door de herders der gemeente eenvoudig aan haar eigen geestelijke armoede is overgelaten.

Maar hoezeer we dus uitzonderingen toegeven, als regel blijft het ook voor ons vaststaan: In één stad ééne kerk , onder éénen kerkeraad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Kerspel of Wijk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's