Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ziende in het gebod, blind in  de uitkomst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ziende in het gebod, blind in de uitkomst.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs bezigden we bovenstaande stelling.

Hier komt een belangstellend lezer tegen op, en vraagt ons, of Jezus dan niet zelf gezegd heeft, dat wie een toren bouwen wil, eerst nederzit, om te berekenen of hij de kosten betalen kan.

Zijn stuk luidt aldus:

Hooggeachte Redactettr va? i de Heraut!

Reeds vroeger, maar ook nuVeêr in de .ffiraw^ van 20 December '96 in uw stuk over het s Standpunt-Bruna" wordt door u als waarheid voorgestaan de stelling: »Ziende in het gebod en blind in de uitkomst. Zoo moet een Christen leven." U zegt daar namelijk tegenover Ds. Bruna: »En dan luidt het antwoord: Men laat deze gehoorzaamheid (om naar Christus' ordinantie te handelen) na, uitsluitend vyijl men er schadelijke gevolgen van vreest. Het zij zoo, maar wat is dit anders dan blind in het gebod en ziende in de uitkomst. Juist het tegendeel van wat Gods Woord eischt."

Nu weet ik wel dat Hendrik de Cock, de eerste afgescheiden leeraar, blijkens de levensbeschrijving, die zijn zoon van hem gegeven heeft, die stelling als waarheid voorstond en verkondigde tot verdediging der afscheiding, maar ik wenschte u de vraag te mogen doen, om deze dan ook later in de Heraut beantwoord te mogen zien, of die stelling waar is en dus op Gods Woord gegrond en daarmede niet in strijd, tenminste in den zin, waarin die stelling door u opgevat wordt.

Blijkens bovenstaande aanhaling is u van overtuiging, dat het letten op de uitkomst, op mogelijke schadelijke gevolgen van hetgeen men doet, niet door den Heere geboden is.

Mijns inziens is dit in strijd met 's Heeren Woord.

Ja, Hendrik de Cock van Ulrum dacht er zoo over. Niet alleen tractement en landerijen, pastoriën en kerkgebouwen, maar ook de geheele Hervormde Kerk met al hare leden moest men maar verlaten en aan de macht van de tegenstanders der waarheid overgeven, om weer leertucht te kunnen oefenen, want niet alleen de zuivere prediking van Gods Woord en de rechte bediening der Sacramenten, maar ook de uitoefening der leertucht behoort tot het wezen der kerk van Christus.

Sedert is die stelling tot eene overlevering onder de uitgetredene Gereformeerden geworden.

Maar goede Gereformeerden volgen geen traditiën, hoe getrouw ook overgeleverd, wanneer zij strijden met Gods Wobrd., hetwelk ons gebiedt.^ dat wij niet blind mogen zijn in de uitkomst., zoodat Hendrik de Cock c. s. hierin dwaalde tot groote schade van de kerk onzer vaderen.

Zoo hebben kennelijk onze Dordtsche vaderen de zaak ook beschouwd.

Sedert , 1610 tot 1618 was er in de Gereformeerde kerken dezer landen volslagen gemis van leertucht. De tegenstanders der waarheid hadden de macht in handen en verdrukten de toenmaals doleerenden met verbanning, ontpoortering enz. Maar dezen gaven niet alles aan de tegenstanders der waarheid over, om maar leertucht te kunnen oefenen. Zij zagen op het gebod, maar ook op de uitkomst, en daarom bleven zij er in strijden, totdat de vijanden der waarheid machteloos waren gemaakt. Denken wij hierbij ook maar eens aan Wilhelmus a Brakel, Jacobus Koelman en Jodocus van Lodenstein, die vele bezwaren hadden tegen de Gereformeerde kerk hunner dagen wegens gemis van leer-en levenstucht, maar om de schadelijke gevolgen haar niet mochten noch dorsten verlaten. '»

Dit verbiedt ons de Heere in zijn Woord. Wij moeten naar Gods bevel op de uitkomst letten. Jes. 65:8, 9. Alzoo zegt de Heere: elijk wanneer men most in een bos druiven vindt, men zegt: erderf ze niet, want daar is een zegen in, alzoo zal Ik het om mijner knechten wil doen dat Ik ze niet allen verderve. En ik zal zaad uit Jakob voortbrengen en uit Juda eenen erfbezitter van mijne bergen"

O. von Gerlach teekent hierbij aan: »De Heere onderscheidt wijzelijk zijne knechten, den most, van de goddeloozen, de uitgeperstte schillen, die Hij verdelgt."

Zulk een bos druiven is de Hervormde kerk. Vele zijn de slechte, bedorvene in haar, maar goede zijn er toch ook nog in. Waarom nu de geheele tros weggeworpen, zooals door zoovele Gereformeerden gedaan is, terwijl de eene zeide: Zij is de valsche kerk, en de andere zeide: Zij is een schijnkerk? Was dit dan in de jaren 1610—1618 ook het geval?

Wij mogen dat niet doen. De gevolgen zijn te schadelijk. De wil des Heeren is, dat wij haar behouden, totdat het in Zijne mogendheid ons, evenals aan onze vaderen, gelukt zal zijn, de rotte druiven er af te snijden.

De Heiland zegt (Luc. 14:28): Want wie van u, willende eenen toren bouwen, zit niet eerst neder en overrekent de kosten."

Wij hopen, dat spoedig geen moderne candidaten meer zullen toegelaten worden tot den Heiligen dienst in de Hervormde Kerk, de Gereformeerden in haar mogen avanceeren en er dan eene vereeniging van die Kerk met de andere Gereformeerde Kerken in deze landen mag plaats vinden. Dan wordt de Vrije Universiteit ook weer de onze.

Hoogachtend,

TRANSISALANUS. t. t.

Hier is misverstand.

We laten de nagedachtenis van Hendrik de Cock natuurlijk rusten, en bepalen ons tot de zaak.

En die komt hierop neer.

Er zijn tweeërlei dingen, waartoe ge u kunt opmaken.

Ten eerste dingen, die ge doen kunt, maar ook laten moogt, omdat ge desaangaande geen rechtstreeksch gebod van uw God hebt. Bij al zulke dingen nu komt de stelregel, dien we gebruikten, niet te pas, geldt die niet, en kan er geen sprake van zijn.

Of ik een toren wil bouwen of niet, is een zaak die tot deze eerste rubriek behoort, want een rechtstreeksch gebod Gods, dat ik dien toren bouwen zal, ontbreekt ten eene male.

Daarom is het mijn plicht, bij zulk een bouw, vooraf te overleggen, in de uitkomst mij in te denken, en uit die voorziene uitkomst op te maken, of ik het kan doen of niet.

Maar heel anders staat het met de tweede categorie der dingen.

Deze behelst namelijk die dingen, die mij door het gebod Gods als stellige plicht zijn voorgeschreven, of ook die mij door het gebod Gods verboden zijn.

De eerste nu moet ik doen, en met de tweede moet ik breken, enkel om het gebod en op het gebod, en zonder te vragen naar de mogelijke gevolgen.

In al zulke gevallen nu geldt de aloude, echt Gereformeerde, bij onze vaderen steeds geldende stelregel, dat we alsdan te gehoorzamen hebben, ziende in het gebod en blind in de uitkomst.

En dat wel om deze reden, dat, als ge dit niet doet, gij God Verdenkt van een verkeerd gebod te hebben gegeven, alsnu in Gods plaats beoordeelen gaat wat moet of mag, en aldus ziw bestel voor het bestel van uw God in de plaats schuift.

Het eenige wat we hierbij toegeven is, dat er zeker verschil bestaan kan over de vraag of in een bepaald geval een bepaald gebod van God voor ons ligt; en ook dat er soms schijnbare strijd kan bestaan tusschen twee geboden Gods die op een zelfde zaak van toepassing zijn.

Maar wat de hoofdzaak betreft, blijft het vaststaan: Als God gebiedt, dan hebt gij te gehoorzamen.

En dan.... springt ge met uw God over een muur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Ziende in het gebod, blind in  de uitkomst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's