Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de gemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de gemeene Gratie.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE STUK.

XVIII.

En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest zijns monds, en te niete maken door de verschijning zijner toekomst. 2 Thess. 2 ; 8.

Ook de ïgemeene gratie" heeft zoowel een leer, als een historie. De leer stelt vast wat onder sgemeene gratie" te verstaan en te belijden zij; de historie toont u hoe de werking der sgemeene gratie" dusver verliep, nog toegaat, en waarop ze eens uitloopen zal. Ook hier toch sluit de historie de profetie, evengoed als de profetie de historie in. Niet een stuk van het verloop, maar heel het verloop van het eerste Paradijs af, dat was, tot aan het tweede Paradijs, dat komt, moet met één blik overzien kunnen worden. Eerst alzoo vindt onze geest bij het indenken van de igemeene gratie" rust. Het is uit dien hoofde, dat we, na het historisch verloop der sgemeene gratie" van het Paradijs tot op Noach, van Noach tot op Abraham, van Abraham tot op Christus, en van den Christus tot op de kerk des Nieuwen Verbonds gevolgd te hebben, ons thans ook de vraag hadden te stellen, in welk verband de apostelen »de gemeene gratie" stellen met het einde aJler dingen. En desaangaande nu bevonden we, dat de apostelen wel tegenover de zelfgenoegzame en tevredene belijders gedurig de waarheid handhaven van de wederkomst des Heeren als van het onmisbaar slotbedrijf, dat voor het geloofsoog steeds vlak op den voorgrond staat, als stond het vast, dat de Christus, nog dezen zelfden dag eer de zon onderging, verschijnen zou; maar hoe de Schrift anderzijds niet minder beslist nog een breede en lange historie tusschen de Hemelvaart en de Wederkomst inschuift, door ons te zeggen, dat er iets is dat de Wederkomst van den Christus weerhoudt; dat de Christus uit dien hoofde nog niet kan komen; dat zijn Wederkomst nog niet aanstaande is; dat toch eerst de verborgenheid, het mysterie der ongerechtigheid, moet hebben uitgegist en uitgewerkt; en dat deze volledige ontwikkeling van het »mysterie der ongerechtigheid" dan eerst zal voldongen zijn, als eerst de groote afval zal geopenbaard zijn, en indien uit dien grooten afval ten slotte de »mensch der zonde", de szoon des verderfs" zal zijn voortgekomen. Zoo toch vinden we het voorzegd en voorgesteld, niet enkel in de geschriften van Paulus, maar ook in de Openbaring van Johannes. Ook in dit slotgeschrift van den Bijbel wordt een geheele reeks gebeurtenissen tusschen den Olijfberg en het nieuw Jeruzalem ingeschoven, en ook in dat Boek der gezichten vindt ge zoowel de aankondiging van voorwecën, die aan de finale openbaring van het kwaad voorafgaan, als ten slotte een vreeselijken afval en het optreden van den onmensch, die wijl hij onmensch is als ^< ? «^ gekarakteriseerd wordt; en in het eind een verdoen van dien onmensch en een voor altoos breken van Satans macht, die in dezen onmensch werkte, door een machtdaad des Heeren.

Dit inschuiven nu uit Gods Raad tusschen Hemelvaart en Wederkomst van een lang, noodzakelijk en onmisbaar stuk historie staat met de > gemeene gratie" in rechtstreeksch verband, In zoo eng verband zelfs, dat ge zeggen kunt: Bijaldien er geen gemeene gratie werkte, zou dat stuk historie ondenkbaar zijn geweest, en alleen in het bestaan der gemeene gratie vindt deze breede historische ontwikkeling haar drijfkracht en beweegreden; een punt dat deswege hier eenigszins omstandiger en met meer nadruk dient toegelicht, omdat op dat verband tusschen de «gemeene gratie" en »het einde der dingen" dusver nooit anders dan zeer terloops de aandacht werd gevestigd.

Stel u nu, om allereerst de noodzakelijkheid van dit verband helder in te zien, slechts een oogenblik voor, dat er geen gemeene gratie ware uitgegaan, en dat in geen andere dan in de particuliere genade de ontferming onzes Gods zich geopenbaard had; welke zou dan de toestand zijn geworden ? Dit valt, bij wijze van vergelijking af te meten naar den toestand, waarin ons geslacht verkeerde, toen de Zondvloed intrad. Niet alsof toen reeds elke werking en nawerking der gemeene gratie reeds geheel had opgehouden, maar de werking der gemeene gratie was toen toch derwijze verzwakt, dat men duidelijk zien kon, waar het zou zijn heengegaan, bijaldien ze ten slotte geheel had opgehouden. Het zou ten slotte, zoo er geen Zondvloed, en na dien Zond­ vloed geen nieuwe, krachtige uitstraling der gemeene gratie gekomen ware, kortweg een hel op aarde zijn geworden, één groot krankzinnigenhuis, een algemeene verstomping en verdierlijking, één lichamelijk en geestelijk verwilderen in de afzichtelijkste krankheden en de onmenschelijkste wreedheden, één onderlinge algemeene zelfvernieling der menschheid. Neem nu voor een oogenblik aan, dat ook te midden van zulk een toestand het werk der particuliere genade ware doorgegaan, zoo zou die hierin moeten bestaan hebben, dat uit zoo onteerd en zich zelf verterend geslacht, toch hier en daar, nu en dan nog kinderen waren geboren, die ter eeuwige zaligheid bestemd waren; maar, gelijk vanzelf spreekt, zouden deze verkorenen dan tot geen saamleven der heiligen, tot geen dienst van God, tot geen oefening van godzaligheid, tot geen openbaring der kerk hebben kunnen komen. Hun leven zou zijn afgemaaid, eer ze tot jaren van onderscheid kwamen, en al het werk der particuliere genade zou verborgen werk des Geestes in het hart zijn gebleven. Van het optreden, eeuwen lang, van een verkoren volk in Israël, van een doorgaande profetie, van een vrucht der Vleeschwording van het Woord, zou geen sprake kunnen geweest zijn. De Pharao's zouden Israël hebben uitgemoord, de Jeremia's zouden in den kuil gesmoord zijn, het Kindeke Jezus zou onder het zwaard van Herodes' soldeniers gevallen zijn. Nergens ware geschiedkundige ontwikkeling denkbaar geweest. Noch het volk Gods, noch de kerk des Heeren, zou ergens een plek gevonden hebben voor het hol van haar voet. Wat dan nog als vrucht der particuliere genade ontkiemde, en zich even boven den grond vertoonde, zou onmiddellijk vertreden en in zijn eerste opkomen verdaan zijn. Natuurlijk zou de verborgen kracht des Heiligen Geestes inwendig hebben kunnen wederbaren en heiligen, en zou het aantal der uitverkorenen niet noodzakelijk verkort zijn geworden, maar voor het leven op aarde zou dit alles zonder beteekenis zijn gebleven, het zou altegader, eer het zich hier openbaren en ontwikkelen kon, in den dood versmoord zijn geworden. Had, bij dien stand van zaken. God de Heere dan maar de ontvangenis en de geboorte van zijn uitverkorenen bespoedigd, en deze allen wedergebaard, zoo zou er geen enkele reden meer denkbaar zijn geweest, waarom de historie der wereld nog zou zijn voorgezet. Het voortbestaan der wereld diende dan tot niets meer. Het einde kon elk oogenblik intreden. Hoe eer het intrad, hoe minder schande en zelfonteering, en des te minder hoon voor Gods heiligen naam.

En zelfs is hiermede nog te veel toegegeven. Het behoeft toch nauwelijks aanwijzing, dat, bij algeheele ontstentenis der gemeene gratie, ook al rekenen we slechts af van den toestand, die onmiddellijk aan den Zondvloed voorafging, Israël als volk zelfs nooit zou zijn opgekomen, dat de stam van Isaï nooit zou ontloken, en de Christus nooit uit Maria zou geboren zijn. Geheel de ontwikkeling van de historie der particuliere genade, voor zooverre ze tot uitwendige openbaring kwam, zou terstond gestuit zijn geworden, en er zou niets, volstrekt niets denkbaar zijn geweest, dan onwaarneembare, inwendige werking van den Heiligen Geest. Niet alleen zou er bij die onderstelling dus geen stuk historie tusschen de Hemelvaart en de Wederkomst zijn ingeschoven, maar er zou zelfs geen Hemelvaart, en derhalve ook geen Wederkomst hebben kunnen plaats grijpen. Alleen door de gemeene gratie is dit alles mogelijk geworden. Zij is het, die een terrein van menschelijk leven effende, waarvan een heilige erve kon worden afgezonderd. Zij is het, die voor het Sion Gods een plek der ruste opleverde. Zij is het niet minder, die het optreden en verkeeren onder menschen van den Zone Gods mogelijk heeft gemaakt. Maar ook al dringen we zoo diep niet door, en al nemen we voor een oogenblik aan, dat Israël er toch geweest en de Christus verschenen ware, en dat zijn Hemelvaart had plaats gegrepen, zoodat zijn Wederkomst te wachten stond, dan nog gaat het door, dat, bij algeheele ontstentenis der gemeene gratie, het enkele denkbeeld van een geschiedenis der kerk van Christus in haar worsteling met de wereld, eenvoudig ongerijmd ware geweest. De vervolging zou dan die kerk in haar eerste opbloeien hebben uitgemoord. Elk punt van aansluiting zou voor de Christelijke religie aan het leven der wereld ontbroken hebben. Alle uitstel van Jezus' Wederkomst zou niets dan doellooze verlenging van jammer en ellende zijn geweest. De lankmoedigheid Gods zou geen terrein hebben gevonden om zich te openbaren. En de eenig denkbare barmhartigheid zou er in bestaan hebben, om hoe eer hoe beter, de uitverkorenen te laten ontvangen en geboren worden, ze weder te baren, ze door den dood van alle zonden ai te snijden, en dan het Teeken van den Zoon des menschen te laten verschijnen in de wolken.

Maar ook afgezien van de onmisbaarheid der gemeene gratie voor alle uitwendige openbaring der particuliere genade, is er op te letten, hoe juist de gemeene gratie de oorzaak is, waarom ten slotte de ongerechtigheid zich op zoo schriklijke wijze in den «mensch der zonde" of den > zoon des verderfs" zal openbaren. Ook al neemt ge toch aan, dat het ook zonder de gemeene gratie tot een monsterachtige openbaring der ongerechtigheid zou zijn gekomen, toch zou dit schriklijk mysterie zich dan nooit in dien bepaalden vorm geopenbaard hebben. De vorm dier openbaring toch in »één grooten afval", en het optreden van den > mensch der zonde", zal juist door de werking dtfr gemeene gratie worden veroorzaakt. Vreeslijk uitgekomen zou de ongerechtigheid altoos zijn, zoo met als zonder gemeene gratie, maar eerst de gemeene gratie geeft haai^ dien verfijnden vorm. •

Dit verschijnsel zien we in zijn voorloopige aanduiding nu reeds. Ook toen de gemeene gratie nog niet tot een hooger ontwikkeling van menschelijke vaardigheid en tot een rijker ontwikkeliog van menschelijke kennis geleid had, verstond Kaïn toch, krachtens zijn dierlijk instinct, zeer wel de kunst om Abel dood te slaan. Op gelijke wijze als de tijger zeer wel weet op wat plaats hij den klauw moet inslaan, om het hart van den buffel te raken, wist ook Kaïn den slag aan Abel zóó toe te brengen, dat hij dood ineenzonk. Maar hoe heel anders is dit moorden thans niet geworden, nu de strooper den koddebeier op honderden meters afstand, door een schot uit een tweeloops karabijn, neerschiet. Oorlog is er op aarde geweest zoolang er groepen van menschen met strijdige belangen tegenover elkander stonden; maar wat beduidt de krijg door Abraham, met Aner, Mamre en Eskol, tegen Kedor Laomer gevoerd, vergeleken bij een oorlogstragedie als in 1870 tusschen Frankrijk en Duitschland is afgespeeld? En behoeft het nu nog aanwijzing, dat het alleen de gemeene gratie is, die deze fijner menschelijke ontwikkeling in kennis en kunstvaardigheid heeft teweeggebracht, en die, gelijk ze eenerzijds zegende, zoo ook anderzijds de middelen tot vernietiging en verwoesting, zoo in zake van misdaad als in zake van oorlog, verhonderdvoudigde, en aldus aan de openbaring der ongereehtigheid een geheel anderen, veel sterker ontwikkelden vorm nu reeds verleende en nog in toenemende mate verleenen zal.

In het midden dezer eeuw maakten de leidende geesten, ten onzent een man als Opzoomer vooraan, volmaakt te goeder trouw, den kinderen onzes volks diets, dat beter schoolontwikkeling vanzelf de misdaad keeren zou. Voor elke nieuwe school die verrees, kondt ge een cel in de gevangenis sluiten. En op zichzelf lag hier zekere waarheid in. Verheldering van kennis kan, mits goed aangewend, de verwildering van een volk tegengaan. Dit is de zegenrijke macht van elke ontwikkeling op het terrein der gemeene gratie. Maar wat deze anders zoo heldere koppen vergaten, is dat diezelfde gemeene gratie, omdat ze in een zondige wereld, en dus ook op onbekeerde personen werkt, haar wapentuig evengoed ter beschikking stelt van de boosheid als van de deugd. Vandaar dat de uitkomst zoo tegensloeg, en dat wel de Christenen op hun terrein er het profijt van wegdroegen, maar dat in de schuilhoeken der misdaad, in de kringen der brooddronkenheid en op de markt der oneerlijkheden, die hooge ontwikkeling in kennis en kunstvaardigheid tot niets anders geleid heeft noch leiden kon, dan tot verfijnden gruwel, vaardiger bedrog, giftiger voorstelling en geslepener zonde. Reeds begint de justitie haar toenemende machteloosheid tegenover dit vaardiger, beter gewapend, gewiktster aangelegd kwaad in te zien. Tegen ruw geweld kan overmacht geplaatst worden, maar wat te stellen tegenover een vindingrijkheid en geslepenheid, tegenover een vaardigheid en sluwheid, die de onnoozelheid der justitie eenvoudig belacht. De naar de laatste mode gekleede jonker, die onlangs, met glacé handschoenen aan, midden op klaarlichten dag, in een fijn beschaafde stad als Parijs, in een druk bezochte buurt, bij een rijke weduwe aanschelde, bij haar binnentrad, haar met een flacon bedwelmde, toen worgde, haar goed en geld meenam, en daarna stil verdween, was een moordenaarstype, zooals het zonder de hooge ont­ wikkeling der gemeene gratie volstrekt ondenkbaar ware. Eerst moet, dank zij de gemeene gratie, de ontwikkeling en beschaving zeer hoog geklommen zijn, om zulk een type mogelijk te maken.

En ditzelfde verschijnsel nu neemt ge op elk gebied waar. Het blijft eeuw in eeuw uit dezelfde zonde, in den grondeven Gode vijandig en duivelsch van oorsprong, maar de ontwikkeling en de vormen, waarin deze zonde optreedt, houdt met de algemeene levcnsontwikkeling gelijken tred. Men moordt thans anders dan vroeger; maar ook men bedriegt elkander fijner. Het rooven en stelen gaat bedektelijk en ongemerkt toe; men rolt met anderer tonnen gouds, tot men zich op het gewenschte oogenblik, met een biljet eerste klasse in de prachtsalon van een zeekasteel > verwijdert." Vroeger stal de dief een honderd, soms een beurs met duizend Gulden. Nu stelt men zich nauwelijks tevreden met een stelsel van oplichterij dat op tonnen gouds tegelijk aast. Op het terrein van echtbreuk, hoererij, onkuischheid, allerlei onnatuurlijke en tegennatuurlijke zonden, worden thans de schandelijkste theorieën in den fraaisten, liefde-ademenden vorm voorgesteld, en de verfijndste zonden mogelijk gemaakt door publiek uitgestalde kunstmiddelen. Het valsch getuigenis is niet meer als vroeger een naschelden en naroepen op de straat of in stegen, op het aanplakken op muur of wal van een lasterlijk gerucht, maar is thans een wijdvertakt stelsel van spot-en schimp-journalistiek geworden, en zelfs vrouwenhand ziet men zich leenen, om in keurigen, verleidelijken boekvorm, anderer kwaad gerucht te bevorderen. Het begeeren is uitgewerkt tot een heel het leven beheerschend systeem, gevoed en geprikkeld en door een publiciteit zonder wedergade, en door een uitstalling achter het winkelraam, alsof het winkelhuis meer dan paleis ware geworden. Vertoon en praal allerwegen; en onder dien gestadigen prikkel de begeerzucht als hartstocht der energie en als middel om vooruit te komen geprezen. En zoo is het, in den meest letterlijken zin, op elk terrein. Altoos de gemeene gratie voortgaande, om den standaard van ons maatschappelijk leven te verhoogen, onze kennis te verrijken, onze menschelijke vaardigheid te vermeerderen, onzen levensvorm te verfijnen, het leven gemakkelijker, gezelliger, vrijer te maken, en door dat alles onze macht en onze heerschappij over de natuur steeds toenemende ; maar ook, naar gelijken maatstaf, de zonde beter gewapend, vindingrijker in het uitdenken, veelzijdiger in haar openbaring, en de > verborgenheid der ongerechtigheid" op elk levensterrein al meer beschikkende over middelen, zich hullende in vormen, die de macht en de verleidelijkheid der zonde zoo ontzaglijk doen toenemen.

En geheel ditzelfde verschijnsel nu openbaart zich evenzoo op dat hooge terrein, waarop de gedachten der menschen zich saamtrekken in het groote middelpunt, van waaruit het leven verklaard en het leven beheerscht moet worden. Want ook op dit terrein is de zonde wel zoo oud als de wereld. De zonde tegen de eerste Tafel der Wet is zelfs nog eerder dan de zonde tegen de tweede Tafel der Wet geboren. Maar ook die zonde was vroeger machteloozer, juist door haar ruwheid en haar oppervlakkigen vorm. Ze kwam uit in een vloek, in een Godslastering, in afgoderij. Maar sinds de gemeene gratie de denkmacht der menschen verhonderdvoudigde, en ook op dit terrein de middelen waarover de mensch beschikt, zich steeds vermenigvuldigden, is de vloek in een atheïstisch stelsel, de Godslastering in een goddelooze levenstheorie, de afgoderij in eenden mensch verheerlijkende, alle geloof uitbannende levensbeschouwing overgegaan. Het zijn de kundigste denkers, de fijnste koppen, die thans op de zonde tegen de eerste Tafel der viret zinnen en peinzen, en die de vrucht van hun goddeloos drijven in pracht, werken rondventen, en die er om geëerd, gesierd, geloofd en nog na hun dood verheerlijkt worden.

Dit nu is de openbaring van de > verborgenheid der ongerechtigheid" in het middelpunt des levens, van waar het geheel overzien, straks beheerscht' wordt, en het is niet de minst wrange vrucht van de misbruikte gemeene gratie, dat het verzet tegen God en zijn Woord zich verscherpt, en de vijandschap tegen Christus en zijn kerk zich sterkt. En dit alles gaat naar een vast proces, een lijn volgend die vooruit bepaald is, gehoorzamend aan wetten, die we wel minder kennen maar die even vast zijn, als de wetten die op scheikundig gebied ons de verbinding en vervorming der stoffen leeren kennen. Uit het ééne komt altoos met noodzakelijkheid het andere voort.

De ééne consequentie prikkelt en drijft tot de andere. Men kan dit proces in beeld brengen uit het verleden; aantoonen hoe het ook thans soortgelijken weg volgt; en hieruit profeteeren, wat weg het ook in de toekomst zal nemen; alleen maar telkens verfijnd, in machtiger vorm, beter ineengesloten, meer heel ons menschelijk denken beheerschend. Het wordt almeer in der menschen zelfbesef de .onttroning van den levenden God, om zichzelf eerst als god te gaan gevoelen, oppermachtig, alles beheerschend, alles dwingend; tot allengs ook de mystiek zich in dit zelfbesef gaat mengen, om voor den nieuw geboren god van ons menschelijk ik ook een nieuw geordenden eeredienst in te richten. Eerst de aanbidding van het genie, dan de hulde der virtuosen, straks de offerande aan wie machtig is en groot.

En gaat dit nu tot den einde toe door, tot het ten slotte niet verder kan; heeft ten leste alle menschelijk denken zich op dezen langen weg geheel uitgeput, zoodat de zelfvergoding van den mensch volstrekt is geworden; en is hiermede in het eind de vrucht van deze verfijnde zondige ontwikkeling voldragen; dan kan het niet anders, of het rijpe resultaat van dit proces zal zich ten slotte in één oppermachtigen mensch belichamen, en die machtige, allesbeheerschende mensch, zal alsdan de ^mensch der zonde", de ^zoo7i des verderfs" zijn.

En dan is het uit.

Dan heeft de zonde die alles vervalscht, alles bederft, alles wat van God komt ten slotte tegen God keert, ook den vollen oogst, die op het veld der gemeene gratie werd ingezameld, misbruikt als een schat waarmede zij zich tegen God gesterkt heeft.

Dan zal het mysterie der ongerechtigheid in dien éénen schriklijken mensch voleind, voltooid, en tot haar volledige openbaring zijn gekomen, en daarom ten slotte niet anders kunnen doen, dan heel de macht der wereld tegen Christus en zijn volk en zijn kerk keeren.

Dagen der beroering voor Gods kerk op aarde, die, als ze niet verkort werden, zelfs de uitverkorenen in den afval zouden meesleepen.

Maar dan zullen die dagen ook verkort worden.

Het zal dan staan, tusschen dien oppermachtigen ï mensch der zonde", die heel de wereld beheerscht, en tusschen den Christus, aan wien de . Vader alle macht in hemel en op aarde heeft overgegeven.

En omdat het dan niet verder kan, ea langer uitstellen van de eindbeslissing dus doelloos zou zijn, zal de Christus Gods alsdan het drama der wereldhistorie afbreken, dien > mensch der zonde" door den Geest zijns monds verdoen, en zelf heerlijk verschijnen in al zijn heiligen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Van de gemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 januari 1897

De Heraut | 4 Pagina's