Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelukkig mag men zeggen, dat in de Gereformeerde kerken netheid en reinheid door de opkomende kerkgangers gewaardeerd en betracht wordt.

Toch zijn er nog misstanden en uitzonderingen, en hierover schrijft Ds. Sikkel in JIoll. Kerkblad dit, misschien wat te lange, maar toch goede woord:

Ernstig wordt onze hulp ingeroepen, om een vlek uit het kerkelijk leven in ons vaderland aan te wij'zen en, zoo mogelijk, weg te nemen.

Het rechte verkeer onder het licht der Schrift moest reeds lang deze onbeschaafdheid, die bij de onbehouwen en ongevoelige natuur behoort, hebben geweerd uit de vergadering der geloovigen.

Zeker, waar het Woord Gods niet ^//zV»-verkondigd wordt; waar de eenzijdigheid slechts naar den Geest, niet naar het Woord vraagt; waar het Woord alleen gebruikt wordt, om zijn licht op den hemel te werpen, en niet om, gelijk reeds Genesis i ; l vordert, ook over de aarde om de heerlijkheid Gods te roepen; waar Christus enkel als Profeet, Priester en Koning voor de ziel en niet ook voor het lichaam gekend en beleden wordt, terwijl Hij ons toch kocht met zijn bloed, om God met lichaam en geest te verheerlijken; waar de Heere"enkel als Zaligmaker, maar niet als God, als Schepper en Formeerder, geliefd wordt; — ja, daar kan deze zonde der onreinheid gevonden worden. Daar kan men in het vuil zitten met ten hemel geslagen blikken. Daar kan men allen eisch der voegzaamheid met voeten treden. Past op zulke verheven zielen in hun onhebbelijke lichamen! Zij brengen onreinheid over u en ovet uwe kinderen! Zij zijn uw neus, uw oogen tot last, uw ooren tot ergenis! Zij dragen den modder uw huis in! Past op, zij bespuwen op de meest walgingwekkende wijze uw vloer voor uw oogen! Wel, gij behoeft het immers niet schoon te maken, laat maar liggen!

Zijn dat Christenen?

Ja, gelijk wij zeiden, waar het Woord Gods niet recht gepredikt wordt, daar kan voor zulk een misstand de deur opengezet worden.

Maar wie den Heere in waarheid vreest, die zou tot zulk een gemeente, welke aldus zijn eere schond, niet willen behooren;

In Gereformeerde kerken mag daar echter geen sprake van zijn. Daar moet hemel en aarde gepredikt worden voor de glorie van onzen God. Daar is Christus de Verlosser en Koning voor ziel en lichaam. Daar zoekt men dan ook reine harten en handen. Ja, daar is de eisch streng voor het uitmeiuiige, zoowel als voor het inwendige. Een Gereformeerde gemeente waardeert den vorm. Geen slordig geschreeuw bij het zingen. Geen slordig prullerig kleed. Geen slordig gedrag. Geen ongevoeligheid in de behandeling. Geen onbescheidenheid en bluf. Maar degelijkheid en ware schoonheid.

Daar weet men te onderscheiden wat aan oog en oor of ander zintuig onttrokken moet v-forden, indien het niet is weg te nemen. Daar houdt men van water en van zeep, van lucht, van licht en ruimte. Daar is zorg voor spijs en drank, voor kleed en huisraad. Daar weet men zijn plaats te kiezen. Daar is door genade begeerte, niet slechts om ontbonden te worden en met Christus te zijn, maar ook om het vat te bezitten in heiligmaking en eere.

Natuurlijk, voor een vuil mensch moet onder de prediking des Woords wel een plaats zijn, want ongeloovigen, onbegenadigden, wereldlingen, zondaren, moeten daar tot bekeering geroepen worden.

En zulke vreemdelingen, die in de vergadering der gemeente van Christus komen, mogen daarom niet worden geweerd. Integendeel, uit stegen en heggen moet gij ze roepen en brengen. Maar aan de tafel des Heeren, waar enkel de geloovigen aanzitten, behoort voor een vuil mensch geen plaats te zijn, want een vuil mensch moet zich bekeeren. Een vuile, vieze geloovige, dat mag niet. Bij het huisbezoek ware het ook goed, dat de opzieners de zonde der vuilheid, waar zij die vinden, ruiterlijk veroordeelen, door eens heen te gaan met te zeggen, dat hier Christus niet als Koning erkend wordt, of door althans in die vuilheid of slordigheid niet te gaan zitten, maar kort staande hun vermaning uit te spreken. Ook in de catechisatie worde de onbeschaamde vuilheid niet toegelaten. In uw huis zendt gij ook uw jongen van tafel, die zijn handen niet eerst waschte. Zoo mag en moet ook de gemeente van Christus, waar de broederschap beleden wordt, ook eischen alles, wat rein is.

En wat we hier nu in het bijzonder zeggen wilden ?

Of we er om heen draaien? Eigenlijk ja.

Want het is ons te walgelijk, te beschamend, dat wij het zeggen moeten.

Maar het moet. Want al moest het gezegde genoeg zijn, de ervaring leert, dat het zelfs voor sommigen van wie gij het allerminst verwachten zoudt, niet genoeg is. Elk weet, dat wij het kerkgebouw niet vereeren; wij noemen het zelfs niet »bedehuïs." Het is voor ons eenvoudig een huis; niets meer; een gebouw, dat de gemeente van Christus gebruikt; niets anders. Voor de gemeente hebben wij eerbied, om den Heiligen Geest, die in haar woont. Zij is ons de tempel Gods. Maar voor het gebouw hebben wij niet meer eerbied dan voor elk ander gebouw. Wij waardeeren het gebied van Gods schep-•ping, van zijn aarde, en daarom ook geven we aan elk gebouw zijn eisch. En voorts laten we dien eisch gelden naar het eerwaardig gebruik, waartoe een gebouw dient. Daarom vorderen wij voor het gebouw, dat de gemeente gebruikt, een plaats aan den weg, een eereplaais. Wij vorderen voor dat kerkgebouw een waardigen, een edelen vorm, waarin de kunst de gedachte, ^ niet] van een tempel, maar van een gebouw tot gebruik der gemeente Gods uitspreekt. Wij vorderen zorg voor dit gebouw. Wij vorderen, naar ons beginsel, ieders T/a-rf; ; geldelijke bijdrage voor de stoffelijke behoeften der kerk. Wij vorderen, dat de zorg voor het huis der gemeente niet mindei|, |zal zijnfdan die voor eigen huis. De gemeente behoort inkomsten te hebben, ook voor haar huis. En als wij die eischen zoo hoog stellen, dan staan wij niet toe, daarin voor weelderig of roekeloos gehouden te worden, maar wij leeren, met de hand op het Woord, dat er meer en rijker zegen zou zijn in uw huizen, wanneer er guller, edeler opvatting werd voortgeplant onder d'e geloovigen voor de ^huishouding en; het fhuis der gemeente van Christus. Niet langer mogen de middelen van bestaan der gemeente in collecten oi zitplaatsenhuur gezocht worden, waardoor de gemeente tot een behoeftige ot tot een huisb e waarster wordt verlaagd en straks de dienaar des Woords als een schouwburg-ondernemerjf wordt vernederd, om voor zijn brood de kerk vol te preeken, de plaatsen duurte preeken, en de coUectezak zelfs 'niet alleen door de preek, maar door vragen en bedelen vol te praten. Daarmee is het Icdbod voltooid en de eere der gemeente van Christus smadelijk weggevoerd. Neen, naar de wet der reinheid in handel en wandel moet ieder geloovige zijn deel in de gemeente inbrengen, een vaste\bijdrage 'voor de huishouding der gemeente afzonderen naardat hij welvaren heeft. Indien dit in de gehoorzaamheid des Heeren geschiedde, zonder uitzondering dan van den arme alleen, er zou ook in de sociale, en waarom niet in de geestelijke positie van uw ieders eigen huis, een zegen gevonden en vermenigvuldigd worden 'naar de belofte des Heeren.

Maar nu ten slotte: hoe moeten de geloovigen nu in hun kerkgebouw verkeeren?

Het moet daarbinnen zijn als buiten; een toonbeeld, een voorbeeld yoox het leven. Eere aan die broeders en zusters, die zorgen voor vloeren en gangen en wanden en zitplaatsen, naar den regel »alles, wat rein is." Wij prijzen hen, als we zien, hoe niet maar inet den langen stoffer, neen, ook met den schrobber en op de knieën in het kerkgebouw gewerkt wordt tot de reinheid u tegen blinkt. Het is Gode tot eere, het is ten sieraad; der gemeente om Christus wil. _ Maar wat dan te zeggen van belijders, die, met den zakdoek in den zak, onder de preek door, soms vlak voor de oogfn van den predilcer, tot walging van anderen, op de schandelijkste wijze den vloer bespmven, hun vuil uitwerpen, om het anderen, te laten schoonmaken ?

Wat er van te zeggen?

Is het niet te vuil, om te bespreken? Zullen we zulke menschen leeren, hoe ze hun zakdoek gebruiken moeten? Hoe ze in eens anders huis zich gedragen moeten?

DotrClzt zoo ook thuis ?

Dan zijn het vuile menschen.

Wij dachten dat zulke dingen alleen in den kroeg voorkwamen, omdat daar de duivel woont. Meer zeggen we er niet van.

Of het genoeg ; zalj zijn? Och, iser één, die niet; hoort, laten anderen zulken dan in het kerkgebouw eens aanstooten en hun die vuilheid verbieden.

Vinde""ditj> oord, 'waar^ het nog noodig mocht zijn, ingang.

Het Calvinisme heeft in het huislijk leven de zindelijkheid haar triomf doen vieren.

Blinke die ook in het sobere, Gereformeerde bedehuis. eenvoudige

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 februari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 februari 1897

De Heraut | 4 Pagina's