Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerspsel of Wijk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerspsel of Wijk?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Nemen We thans het kerspelstelsel.

Ge kreegt dan in de groote steden, met meerdere kerkgebouwen, dezen toestand, dat de verdeeling van den arbeid, die nu alleen voor ouderlingen en diakenen, en voor de predikanten slechts in zake huisbezoek bestaat, algemeeue regel werd.

De gemeente zou dan ingedeeld worden in zooveel deelen als er kerkgebouwen zijn. Aan allen die in dit dee} der stad woonden, zouden in het kerkgebouw van dat stadsgedeelte, desnoods bij loting, voor hen en hun gezin de noodige plaatsen worden aangewezen. Men zou, om alle bevoorrechting uit te sluiten, deze loting telken jare hernieuwen kunnen, opdat beurtelings elke familie kans had op de betere plaatsen. Men zou er op rekenen, dat elke familie des morgens en des avonds deze plaats zou innemen. En voor elk dezer kerkgebouwen zou, naar voorafgaande indeeling, een vaste Dienaar des Woords zijn aangewezen.

Het kon ook een tweetal Dienaren zijn, indien men per kerkgebouw ongeveer 5 a 6000 zielen rekent, en acht aan elk Dienaar niet meer dan hoogstens 3000 zielen, d. i. 600 gezinnen ter geestelijke verzorging te kunnen toevertrouwen.

Die beide Dienaren zouden dan bij beurte prediken, maar in den regel althans altoos in hetzelfde kerkgebouw.

Alzoo zou men in de steden ongeveer denzelfden toestand krijgen, die overal elders in onze gemeenten bestaat, die slechts één kerkgebouw, en niet meer dan twee leeraars hebben.

Het zou niets vreemds, niets ongewoons zijn.

Veeleer zou wat nu regel is in ruim 600 kerken, regel in alle kerken worden, en de uitzondering, die thans voor enkele steden bestaat, zou komen te vervallen.

Slechts in één opzicht heeft men ten deze wel eens verschillend geoordeeld.

Als men een gemeente, zeg van 30.000 zielen, in vijf kerspelen indeelt, kan men dit op tweeërlei wijs doen.

Men kan óf zeggen: Ik deel u in naar uw woonplaats", ofwel:2> Ik deel u in naar ge zelf kiest".

Het eerste is duidelijk en vereischt geen nadere toelichting.

Met het tweede bedoelt men, dat ieder gezinshoofd zou worden uitgenoodigd zelf te verklaren, bij welke van de vijf of zes kerspelen hij wenschte ingedeeld te worden. Gevolg waarvan zijn zou, dat bij elk kerspel leden zouden hooren uit alle deelen der stad; en niet gelijk in het eerste stelsel, alleen dezulken die om en bij de kerk woonden.

Zonder hierin nu vooralsnog een beslissende uitspraak te doen, willen we toch wel zeggen, dat het tweede stelsel o. i. tot groote inconveniëntiën zou leiden.

De leden zouden voor een aanmerkelijk deel op zeer grooten afstand van kerk en predikant wonen.

De predikant zou voor zijn huisbezoek heel de stad moeten doorkruisen, en voor het kraukenbezoek van het ééne einde der stad tot het andere worden geroepen.

De eenheid tusschen de Diaconale indeeling en de indeeling der ouderlingen in verband met de kerspelindeeling zou geheel te loor gaan.

In het ééne kerspel zou men maar matigjes leden krijgen, terwijl voor het andere kerspel zich veel te veel leden zouden aangeven. Een ieder zou bij den meest gevierden prediker willen zijn.

Geeft ge vrijheid van keuze, dan kunt ge moeilijk de vrijheid benemen, om te veranderen. Gedurig zou dientengevolge een deel der gemeente zich laten overschrijven van kerspel naar kerspel. Dit zou de veerkracht van het herderlijk werk, en niet het minst de kracht van de tucht breken.

Het groote voordeel dat een predikant allengs heel zijn kerspel persoonlijk en terdege leert kennen, zou verloren gaan.

Als er in zeker kerspel een nieuw jeugdig predikant met veel spreektalent kwam, zou het kerspel waarin hij preekte overvoerd worden, en de andere kerspelen zouden voor zeker deel verlaten worden.

En wat het ergste is, de gemeente zou zich alzoo indcelen naar Cephas, Paulus en ApoUos.

Wie van de Cephas-richting was zou zich voegen bij het kerspel waar een Cephasprediker stond. En zoo voorts.

Bij vertrek of sterfgeval zou de kerkeraad dan voor een gewezen Cephas een nieuwen Cephas in de plaats moeten beroepen.

Zoo zou men de kerk deelen.

Er zouden zoovele richtingen komen als er kerspelen waren. Stelselmatig zou de verdeeldheid gevoed worden. En weer zou men in plaats van de kerk met haar ééne belijdenis en haar éénen dienst, een samenstel van predikantenkringetjes krijgen.

We twijfelen daarom zeer, of dit stelsel ooit zal verkozen worden, en of het, v/erd het verkozen, ooit zou stand houden.

De kerk moet zooveel doenlijk zorgen, dat ze in geen enkel kerspel anders dan werkelijk goede en degelijke Dienaren des Woords plaatst; naar gelang haar stadsgedeelten door eenvoudige of door meer ontwikkelde leden bewoond worden, kan ze zorgen, dat er een populair of wel een keuriger prediker optreedt; ook moet ze door het toezicht der ouderlingen en door gestadig gebed zorg dragen, dat de prediking niet achteruitgaat, deugdelijk voorbereid en voedend van gehalte zij. de

Maar wordt hiervoor gewaakt, dan schijnt het "t beste om de leden der gemeente naar hun woonplaats in te deelen.

Alleen zoO toch is gelijke verdeeling over de verschillende kerkgebouwen mogelijk. Alleen zoo is vastheid en duurzaamheid van jndeeling te verkrijgen. Alleen zoo kan tusschen predikant en gemeentehd een gestadige omgang bestaan. En alleen op die wijs is de eenheid der kerk tegenover de splijtzwam van het onderscheidene talent der predikers in veiligheid te stellen.

De groote moeilijkheid is maar om de eerste maal de vereischte indeeling tot stand te brengen.

Thans is elk lid der gemeente meer of min aan dezen of genen prediker gehecht. Dien volgt hij. Die is hem lief geworden. Die is heni tot zegen.

Deel nu in, maar zoo dat in zijn kerspel een ander komt, dan wekt ge weerzin, en lokt verzet uit, en dwang baat hier natuurlijk niets.

Indeeling over de onderscheidene kerspelen van reeds aanwezige predikanten achten we dan ook een onbegonnen en onmogelijk werk, dat nooit slagen zou.

En daarom is er o. i maar één weg, om bewandeld te worden en die is, ' dat bij eventueele vacature, de nieuw te beroepen predikant beroepen worde, niet voor het rondpreeken, maar om zijn dienst te vervullen in één vast kerkgebouw, en dat men alsdan bij dat ééne kerkgebouw alvast de indeeling van de leden invoere.

Zoo kon men bij een tweede vacature d^n voortgaan.

En op die wijs zou men er wel langer over doen, maar dan ook op veiliger manier ten slotte het einddoel bereiken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Kerspsel of Wijk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1897

De Heraut | 4 Pagina's