Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN HET BOSCH.

IX.

Recht verheugd zich eens geheel vrij te gevoelen, ging ook Walter het bosch in, als begeleider van een der matrozen, die op hem passen zou. De wandeling viel echter niet mee. Voor 't eerst in zijn leven merkte hij, dat een tocht door een ruw onbetreden woud nog iets anders is dan een wandeling in een wel aangelegd Engelsch park. Er was geen spoor van een weg. Telkens moest men klauteren over omgevallen boomstammen, en dan weer met een bijl takken en struiken weghakken, die 't voortgaan belett'en. Zoodoende kwam men slechts zeer langzaam verder. Van tijd tot tijd gaf een van beide een schreeuw, die dan door een ander uit de verte werd beantT^'-oord; men kon dus elkaar nog beroepen. Wat echter Walter en zijn metgezel ook mochten zoeken, water vonden zij niet, wat hun te meer speet, daar zij zelf aan dorst begonnen te lijden. Wel was er een kleine voorraad water meegenomen, maar die bevond zich bij de houthakkers. Gelukkig konden alle twee zich van tijd tot tijd laven uit een kruikje bier, dat de matroos bij zich had.

Na een uur loopen — 'twas, als gezegd, zeer warm — voelden beide zich moe, en de matroos sprak:

We moeten, dunkt me, eens gaan rusten. Ik zit liever in de mast dan hier als een haas door 't bosch te springen, 't Is kuilen en bulten geen gebrek, en alles groeit hier zoo wild, dat er geen aap _ door kan, laat staan een mensch. Ik ga wat liggen rusten, vriend, doe jij dat - ook. Als mijn oogen mochten beschieten, zal je wel wacht houden, maar we moeten niet te lang plakken. Want de kapitein zou het ons inpeperen als we telaat kwamen."

»Ik zal wel oppassen", was 't antwoord, »"a je gang maar."

De matroos wierp zich in het korte gras, en Walter zette zich naast hem. 't Duurde geen twee minuten of de eerste was ingedruild. De jongste bezat daartoe echter een wat al te levendigen aard; hij rustte een oogenblik, doch sprong toteii al weer öp. Trouwens, hef was hem alles nieuw en vreemd hier, wat niet te verwonderen is, daar er op deze eilanden zelfs tal van planten worden aangetroffen die nergens anders voorkomen. Meer echter troffen Walter de kale hoogten, die men overal zag; de steile rotsen in de verte en het sombere, zware bosch rondom hem, waarin een menigte vogels krijschend rondvlogen. Onze vriend keek reeds uit, of hij ook ergens een leeuw of een tijger bespeurde, want dat die hier ook waren stond bij hem vast. Hij zag er echter geen, en slangen of ook schildpadden evenmin. Die beesten gaan zeker enkel bij nacht uit, dacht hij, en kuierde intusschen weer een eindje verder door de struiken en't kreupelhout, met groot gevaar zijn kleeren, die reeds duchtig gehavend waren, nog verder te scheuren. Doch Walter bekreunde zich daar minder om. Hij had, zooals grootmoeder voorspeld had, 't verstellen al aardig geleerd.

Opeens hoort hij in de struiken iets ritselen. Nieuwsgierig ziet hij rond, en bemerkt dat er in het gras zich iets beweegt. Hij slaat er naar met zijn stok, en ziet hoe een groen gedierte verbazend snel weg springt, een beest zoo wat een halven arm lang. Walter bemerkte dadelijk dat het een hagedis was, gelijk hij er dikwijls kleine in Engeland had gezien. Als hij dat beest eens vangen kon! Snel liep hij 't achterna; maar een hagedis heeft vier pooten en een jongen maar twee beenen. Ook was het dier, op het eiland lang gewoond hebbende, er beter bekend dan Walter. Kortom, reeds na enkele minuten moest hij de jacht opgeven, omdat van het wild niets meer was te bespeuren. Hijgend stond hij stil; 't zweet droop J hem van 't gezicht.

Hij zette zich neder, rustte uit en besloot terug te keeren. Doch vlak bij hem was een heuvel, weinig begroeid en zacht glooiend. Dien moest hij toch eens beklimmen. Zoo gezegd, zoo gedaan, 't Ging heel gemakkelijk, maar het uitzicht viel niet mee. Niets dan boomen en struiken, zoover men zien kon,

't Was dus zaakj terug te keeren. Snel liep hij den heuvel af en ging voort. Maar jawel! Hoezeer hij vast meende denzelfden weg te hebben genomen als bij zijn jacht op het groene beest, was Walter na een kwartier, naar zijn rekening, nog niet bij den matroos terug. Nu zette hij de handen voor den mond en toeterde en schreeuwde zoo hard hij kon. Doch er kwam geen antwoord. Wellicht lag de matroos nog iri diepen slaap, of was de afstand te groot; in alle geval, 'teenig geluid dat Walter weer vernam, was het geschreeuw der vogels, die hij al loopend opjoeg.

Begrijpend dat hij verkeerd liep, sloeg de jongen nu een anderen weg in, en herhaalde van tijd tot tijd zijn geschreeuw. Toen echter niemand antwoordde, begon Walter ongerust te worden. Hij liep sneller voort; van tijd tot tijd vernam hij, doch tamelijk ver af, een schot. Dan schreeuwde hij weer zoo luid mogelijk — want een pistool had hij niet bij zich— in de hoop dat men hem hooren zou. Dat was echter niet zoo. Wel liep hij in de richting waarvan 't geluid kwam, maar ten eerste was dit door de weerkaatsing zeer bedriegelijk, en ten tweede stond de man, die geschoten had, natuurlijk niet stil te wachten tot er iemand kwam.

Zoo al loopende en zoekende, dwaalde Walter steeds verder van het goede spoor, juist als het menigeen gaat in het groote woud, dat de wereld heet. Wie daar terecht wil komen, heeft ook een Leidsman noodig, en als hij dien verliest en zijn eigen weg wil bewandelen, verdwaalt hij, eveneens als onze vriend, nu hij tegen de afspraak in, den matroos had alleen gelaten. De middag was al goeddeels verstreken, en nog altijd zwierf de jongen in het bosch. Hij begreep nu zelf, dat hij al verder afdwaalde. Moede en dorstig zette hij zich onder een dikken boom neder; hij kon niet verder en was ook besloten maar te blijven waar hij was, daar het hem toch niets gaf langer te dwalen. Dat hij in grooten angst zat, kunt ge begrijpen. Zou men hem vóór den avond nog vmden ? En zoo ja, dan zou er wat opzitten! Want de kapitein was niet gemakkelijk, en daarbij had hij, Walter, het onheil, dat hem overkwam, geheel aan zich zelt te wijten. En dit laatste is bij een ongeval wel het naarst van alles, gelijk menigeen bij ondervinding zal weten.

De duisternis, die in deze streken niet laat invalt, begon reeds aan te breken, en nog altijd zat Walter onder den boom. Wat moest hij beginnen ? Allerlei gedachten kwamen bij hem op, maar hij trachtte ze te verdringen, nog altijd hopend, dat de matrozen, als ze hem misten, wel komen zouden om hem te zoeken en weer naar 't schip te brengen.

En dan, ja dan zou hij wel zorgen nooit weer alleen te gaan, als 't niet veilig was, en nooit weer af dwalen.

Zoo redeneeren velen, al zitten ze juist niet in een bosch op een onbebouwd eiland. Ongelukkig komen zulke overleggingen dikwijls wat laat. Zoo ging 't ook hier.

OVER EEN ANTWOORD.

Naar aanleiding van het antwoord, dat we gaven over den »beslotene en verlatene" zendt Ds. G. B. te K. ons een opmerking die we zeer op prijs stellen. Den geheelen ons gezonden brief kunnen we hier niet geven. Doch de slotsom is, dat bedoelde woorden beduiden: zoowel zij die binnen als buiten het Heiligdom zijn, heüig en onheilig, 't Ziet dus wel, gelijk we zeiden, op allen, maar de woorden hebben naar Ds. G.B, meent, bepaald den boven aangeduiden zin. ZEerw. zegt:

»Zoo nu ook is Deut. 32 : 36 op te vatten. De Heere doet wrake over zijn achteruitslaanden Jesjurün. Israël zal zien, hoe de reddende hand des Heeren staat te worden ingetrokken, en dat alsdan niets (d. i. ijdelheid) zullen wezen zoowel de binnen als buiten het Heiligdom verkeerenden — de beslotenen en de verlatenen in de tent. Anders had de Heere de Levis met de in 't Heiligdom nog verkeerenden gespaard — maar in den dag Zijner wrake zou 't uit zijn met allen.

Voor de opmerking vriendelijk dank.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1897

De Heraut | 4 Pagina's