Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

OP VOEDSEL UIT.

XII.

In Engeland had onze vriend meermalen naar eieren en nesten gezocht; zoo ijverig als thans echter nooit. Doch de Amerikaansche vogels schenen andere zeden en gewoonten te hebben dan de Engelsche. Althans, schoon hij scherp overal rondzag en ook vogels genoeg bespeurde, eieren waren niet te zien, hoewel 't er nog de tijd voor was.

Na lang rondzwerven kwam hij op een open plek, met gras en struiken begroeid. Een troep vogels, door zijn komst opgeschrikt, vlogen op uit een boschje, en Walter haastte zich daarheen. Een kreet van vreugde ontsnapte hem, toen hij eindelijk tusschen het hout een nest ontdekte, waarin drie eieren lagen. Snel greep hij ze, en liep dieper het bosch in, om ze daar op te eten.

De eieren waren grooter dan hij ze nog had gezien en grauwachtig wit. Hij haastte zich er een open te maken en den inhoud op te slorpen. De smaak was sterk en niet aangenaam, en wat zou hij niet gegeven hebben voor een weinig zout. Doch de honger kruidt alles. Het tweede ei bleek bedorven, doeh het derde was althans nog eetbaar, al zou hij het thuis zeker vóór de liefhebbers gelaten hebben. Maar hij had althans zijn maag gevuld. Begrijpend dat op de plek waar hij die drie eieren gevonden had, nog meer kon zitten, prentte hij zich den weg er heen goed in 't geheugen — een voorzorg, die later niet ijdel bleek te zijn.

Hoewel nu de maaltijd niet veel bijzonders en ook min smakelijk was geweest, voelde onze vriend zich toch wat verkwikt en versterkt. Hij liep het bosch een eindweegs door, tot hij aan een open plek kwam, waar de zonnestralen doordrongen en het warm was. Hier zette hij zich neder om te overdenken wat hem te doen stond, doch 't duurde niet lang of hij viel in een zoeten slaap. Uren lang sliep hij door; het korte, zachte gras bood trouwens een gemakkelijke en minder gevaarlijke legerstede aan dan de boom van den vorigen nacht.

Toen hij ontwaakte, was het reeds een uur of drie. Wel kon hij dit niet geheel juist weten, wijl hij geen uurwerk bezat, maar hij had op zee reeds geleerd, nauwkeurig acht te geven op den stand der zon, en wie dit doet, kan althans eenigermate den tijd bepalen. Met verbazing sloeg hij de oogen op; hij had heerlijk gerust, maar des te smartelijker was het ontwaken hier, zoo geheel alleen, en zoo hulpeloos mogelijk. Weer kwamen hem een oogenblik de tranen in de oogen. Maar hij wischte ze af, stond op en ging weer op weg, met het doel voor alles een geschikte plek te zoeken, waar hij slapen kon. Want Op den boom weer een nacht door te brengen, daar kon hij niet aan denken, en toch dreigde bfeiièdën, naar hij taeende, zooveel ge­ vaar, dat het iemand allicht den lust tot slapen zou benemen.

Eindelijk bereikte hij weer den kalen berg, welken hij dien morgen had beklommen. Langzaam en steeds uitziende, liep hij langs de grauwe steenblokken van den uitgebranden vuurberg. Hij merkte op dat hier geen enkel dier zich ophield, zelfs bespeurde hij er geen insecten. Trouweas, er groeide ook letterlijk niets op of vlak rondom den berg. Reeds had hij bijna heel den tocht langs den voet der hoogta volbracht, toen hij tusschen de steenen een ruimte vond, waar de zon helder inscheen. 't Was een zeer ondiepe kloof of spleet in de rots. Hij trad er in. 't Was er heel warm en de steen brandde hem bijna toen hij er de hand op legde. De holte was slechts een stap of tien diep, doch — dit merkte Walter dadelijk op — zij had althans twee voordeelen. Vooreerst was zij gedekt tegen den regen, en ten tweede was de grond vlak en met fijn zand bedekt.

Hier moest ik van nacht maar gaan slapen, " sprak hij, smaar ik mag wel eerst mijn bed opmaken."

En bij 't woord de daad voegende, liep hij naar het strand, trok daar zijn buisje uit en vulde het, zoo zwaar hij dragen kon, met droog, fijn zand. Toen bracht hij zijn vrachtje naar 't hol, stortte het daar uit, en haalde daarop een tweede lading en daarna een derde. De vermoeienis belette hem voort te gaan, doch gelukkig bespeurde hij, dat hij nu althans een betere ligging zou hebben dan den vorigen nacht. Weldra viel de duisternis in en legde hij zich ter ruste, om eerst bij het morgenlicht te ontwaken. Kecht verkwikt stond hij op, verblijd dat hij ook dezen nacht evenmin als den vorigen, iets van wilde dieren had bespeurd. En hij begon nu te gelooven, dat hij althans van die beesten niet te vreezen had, wijl ze er niet waren.

Doch terwijl de vrees om gegeten te worden bij Walter minderde, nam die vanzelf niets te eten te zullen hebben, toe. De honger kwelde hem zeer, zoo zelfs, dat hij zijn plan, om een frisch bad in zee te nemen, uitstelde, om eerst spijs te gaan zoeken. Hij spoedde zich 't bosch in, hopend weer eieren te vinden, doch in zijn haast stiet hij met den voet ergens tegen aan en sloeg onzacht tegen den grond. Hij stond haastig weer op, en keek onwillekeurig rond om te zien waarover hij gevallen was. Nu bespeurde hij een vogel die op het gras lag. Toen hij goed keek, bemerkte hij dat het dezelfde moest zijn, die gisteren uit den boom was gevallen. En nu herkende hij ook den boom zelf, die hem tot legerstede had gediend.

Had ik maar een mes en vuur, " dacht Walter bij zich zelf. Maar ongelukkig bezat hij noch 't een, noch 't ander. Zijn flink, sterk zakmes had hij aan den matroos geleend om er een stok mee te snijden, en 't niet teruggekregen. En wat vuur betreft, hij had wel een staal en een vuursteen, gelijk men in dien tijd gebruikte, maar zijn tonderdoos had hij zeker in den haast om in 't schip te komen, vergeten of verloren. (Een tonderdoos, moet de lezer weten, was een doos of koker van metaal en gevuld met halfverbrand linnen Sloeg men nu met het staal vonken uit den vuursteen, en ving die op den tonder op, dan raakte deze dadelijk in brand, en had men dus vuur. 't Was echter altijd een omslachtige manier en onze Incifers zijn wel zoo makkelijk.) Zoo ontbrak hem dus al 't noodige om den vogel eetbaar te maken, maar...

Maar honger is een scherp zwaard en een goede kok ook. Was er mes noch vuur, dan moest het maar zonder die gaan. Zoo greep dan Walter den dooden vogel, zette zich op den grond en begon haastig het dier te plukken, terwijl.hij onder de hand wat bessen at, die hij al loopende had vergaard. Bessen plukken en vogels plukken is echter niet even makkelijk. Dat ervoer onze vriend ook. Eindelijk was hij althans voor een deel klaar. Toen nam hij zijn vuursteen, die een scherpen kant had, en trachtte daarmee 't beest den kop af te snijden of lie ver te zagen, wat na veel moeite en onder veel bloedverlies — te weten van den vogel — gelukte. Daarna scheurde hij een stuk van 't vleesch af, en at het op, ongezoden en ongebraden en toch — hij vertelde het later — het smaakte hem goed. Nog een stuk volgde, en hij at zoolang hij er lust toe gevoelde. Wat van den vogel overschoot, bracht hij naar de holte van den berg, waar hij slapen zou, daar rukte hij verder de veeren van het lichaam af en strooide de fijnere met die welke hij uit het bosch had meegenomen, op den grond, ten einde een zachter ligplaats te hebben. Met het overgeschoten vleesch wist hij eigenlijk geen raad. Op die heette plek kon hij 't niet laten, wijl het dan dadelijk zou bederven-Zoo nam hij 't dan weer meê naar 't bosch en legde het daar neer op een koele plek, waarna hij het met takken en bladeren dekte.

AAN VRAGERS.

B. B. Het is onmogelijk, als men niet meer weet, te zeggen, wat in den zin »U lust geen wijn" 't onderwerp is. In meer verheven stijl: als 't beduidt: wijn behaagt u niet, is a'^«'t onderwerp. Maar in 't gewone leven vervangt dat sU" het woord sGij", en wordt dus dat »U" of sGij" het onderwerp. »Lusten" is een werkwoord, dat in den verheven stijl den 3den naamval heeft, b.v.: »Mij lust te zingen van den held", maar dat als het beteekent shouden van", gebruikt wordt met een persoon als onderwerp, dus iste naamval, b.v, : »Ik lust gaarne appelen."

HOOGENBIRK,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's