Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkiezing in het kerkelijke.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Dat de Dordsche Kerkenordening op het zoo gewichtige stuk der verkiezingen voor het ambt met het Gereformeerde beginsel zou accordeeren, zal na het gezegde wel door niemand meer beweerd worden.

Wat men ook ter vergoelijking van de Synode van 1619 moge aanvoeren, en hoezeer het ook gelukkea moge, haar van min goede bedoeling vrij te pleiten, de strijd tusschen beginsel en regeling staat ten deze vast.

Het is dan ook hieraan, en hieraan alleen toe te schrijven, dat de practijk der kerken telkens weer, om van het beginsel niet af te gaan, die regeling gelaten heeft voor wat ze was.

Men heeft er zich, reeds in de 17e eeuw, in tal van kerken eenvoudig niet aan gestoord.

De eerwaarde broederen hadden het nu zóó wel, als vrucht van veler Synoden arbeid, geregeld, maar de kerken voeldea zeer wel, dat de Synodea zelve dit niet van harte hadden gedaan, en verstonden dat ze veel meer in den geest dezer Synoden zouden handelen, door waar het anders kon, aan de gemeente weer stem in het kapittel te geven, en alleen daar waar over heidsnuk en ongereede kerkelijke toestand het eischte, het pad der coöptatie ^) op te gaan.

Zeker, er waren ook destijds onder de predikanten en ouderlingen wel enkele clericaal gezinde geesten te vinden, die de coöptatie om haar zelve liefhadden, maar in het cijfer telden deze in de dagen van Dordt nog niet mede.

Ea de uitkomst was dan ook, dat coöptatie ea gemeeatekeuze lood om oud ijzer ging. Wie nu nog uit Bachiene eerst de kerken optelt, die coöptatie hadden, en daarna de kerken bijeenleest, die meerder aandeel aan de gemeente schonken, zal zien, dat de cijfers niet zoover uiteenloopen.

Natuurlijk ging het daarom in de vrijere kerkea niet overal op dezelfde wijze toe. In de ééne kerk hield men een vergadering vaa de ledea der gemeente, in de andere konden ze hun stem inleveren, in weer eea andere werden alleen zij tot deelneming in het verkiezingswerk opgeroepen, die vroeger reeds in het ambt waren geweest, ea naar plaatselijke omstandigheid ging het in andere kerken weer anders.

Maar ook al werden slechts de oud-ouderlingen en oud-diakenen er bij geroepen, reeds dit brak toch het stelsel van coöptatie, want coöptatie, streng opgevat, beduidt altoos dat het college, d. i. hier de kerkeraad, zichzelven aanvult.

Algemeen geheerscht heeft die coöptatie ten onzent dan ook nimmer. Zelfs niet ia de booze periode na 1816. Want wel werd onder den toen gesmedea Syaodalen band de vrijheid der gemeente ten slotte tot vernietiging toe beperkt, maar zelfs onder dat régime heeft men in tal van kleine kerken de verkieziag door »mans-ledematea", gelijk men het toen noemde, steeds gehaadhaafd.

Ja, zoo sterk heeft de wrevel tegea het coöptatie-stelsel ook in het Hervormd Genootschap doorgewerkt, dat het Hervormd Genootschap sinds 1869 officieel dit stelsel prijs moest geven, en een soort van algemeen stemrecht aan de gemeenteleden schonk. Uit dat «algemeen stemrecht" zijn toea de kiescolleges opgekomen. En hoe deze keer vaazakea dea oadergang van het Modemisme in de kerken heeft voorbereid, ligt nog in ieders heugenis.

Toch vergist zich wie waant, dat hiermede het Gereformeerde beginsel getriomfeerd heeft. Dit was niet zoo; en daarom schreven we met voorbedachten rade, dat het kiesreglement vaa 1869 veeleer het salgemeea stemrecht" heeft ingevoerd; en het is dit gewichtige punt, dat hier breeder toelichting eischt.

Vaa meet af was in de wordingsgeschiedenis van het Calvinisme het kerkelijke en het politieke element met elkander in aanraking gekomen.

Men kon ia die dagea niet voor zija kerk strijdea, of men moest tegelijk eerst voor die kerk eea plaats op het politieke erf veroveren.

In Frankrijk, waar de actie begon, kon geen Gereformeerde kerk stand houden, indien niet de Hugenoten zich vaa het politieke gezag in zulk eea plaats meester maakten, of althans genoegzame politieke macht, gesteund door militaire wapening, in haadea wisten te krijgen, om aan de tegenpartij het sluiten eerst, en daarna het uitroeien der Gereformeerde kerk te beletten.

Men leefde niet overdrachtelijk, maar eigenlijk op zijn zwaard.

En daar nu de constitutie van die politieke macht en het in gereedheid brengen van die wapening, meest uit het volk zelf opkwam, en slechts in enkele streken onder het bestaande gezag van een tot de Gereformeerde religie overgekomen overheid of seigneurie haar regeling ontving, was het te verstaan, dat de opzet voor deze soort constitutie niet alleen zeer democratisch was, maar zelfs dreigde ia het valsche beginsel van volkssouvereiniteit te verloopen.

Men verstaat dit het best, als men den toestand der toenmalige Hugenoten ia veel sfrekea van Frankrijk vergelijkt met wat nu in Transvaal wordt gezien.

De vluchtelingen uit de Kaapkolonie bevonden zich aan de overzijde der Vaalrivier het eerst als losse personen. Er v/as geea staat. Er was geen overheid. Er gold geen geordend recht. Het was meer een gezelschap van »trekkers" dan een natie of volk.

Zoodra echter hua aantal vermeerderde, eu regeling aoodig bleek, moest er wel zeker gezag worden ingesteld, en dit gezag was eerst militair. Men leefde ook onderde

trekkers op zijn zwaard, en zou zonder militaire regeling niet tegen de Kaffers bestand zijn geweest.

Gelijk nu in elk gezelschap ieder evenveel te zeggen heeft, zoo sprak het vanzelf, dat ook onder de trekboeren de regel gold: Alle man gelijk.

Ieder vocht voor zijn vrijheid, en had, als wagende zijn leven voor het gezelschap, het recht in de te maken regeling gekend te worden. En zoo kwam het, dat toen, in een latere periode, de militaire nood-regeling allengs in een vaststaande burgerlijke regeling overging, deze regeling niet alleen uiterst democratisch moest uitvallen, maar ook dat de souvereiniteit, krachtens den loop der omstandigheden niet anders kon gevonden worden, dan bij het volk zelf.

Met de souvereiniteit van Engeland had men gebroken; een koning had men niet; een autocratisch veldheer was er niet; waar anders dan bij het volk zelf zou de souvereiniteit dan berust hebben ?

Kruger heeft het dan ook nog onlangs in volle vergadering tot drie malen toe uitgesproken : Bij ons is het volk koning.

Nu is het intusschen lang niet zoo gemakkelijk, scherp het onderscheid in het oog te blijven vatten, tusschen een staat, waar feitelijk het yolk souverein is, en een staat waar volkssouvereiuiteit heerscht.

Zelfs ' kundige geleerden verwarren dit gedurig, en zien tusschen den toestand in Transvaal en den toestand in Frankrijk ^c-^w verschil.

Toch is het verschil volkomen duidelijk. Een vader bezit van nature macht over zijn pasgeboren kind, maar de vader van een weeshuis bezit gelijke macht over een weeskind van drie jaar niet anders dan doordien die macht hem is opgedragen.

En datzelfde verschil geldt nu hier.

Wie de volkssouvereiuiteit voorstaat zegt: Het volk bezit van nature de souvereiniteit, die souvereiniteit kleeft in het volk en komt er uit op. Daarentegen, wie zich aan de Schrift houdt, zegt: Neen, niet alzoo. Van nature is er geen andere souvereiniteit dan die van God den Heere, en wie ook op aarde feitelijk de souvereiniteit uitoefent, hetzij een koning of keizer, een •staten-generaal of het volk, die bezit die souvereiniteit nooit anders, dan als een van God hem opgedragen macht. Hij is vader in het weeshuis, nooit vader van zijn eigen kind.

In den laatsten zin bedoelt het dan ook Kruger en bedoelen het de vrome Transvalers. Maar natuurlijk, zoo verstaan het de ongeloovige rechtsgeleerden, die later hun wetten uitgewerkt hebben, niet. Die zien alleen dat onderscheid niet, maar stemmen het ook niet toe. En het gevolg hiervan is, dat het geheele samenstel van regelingen, wetten en besluiten, waaronder de Transvaal thans leeft, bijna geen spoor vertoont van reactie tegen het valsche beginsel, en letterlijk zoo zou zijn over te nemen indien het een volk van ongeloovigen ware, dat de valsche volkssouvereiniteit voorstond.

En juist ditzelfde deed zich nu voor in de dagen der Hugenoten.

Ook zij waren democratisch, en konden in onderscheidene streken het gezag alleen uit de belijdende burgers doen opkomen, en dit nu gaf ook bij hen aanleiding, 9at vele rechtsgeleerden, die het verschil in politiek beginsel niet scherp genoeg inzagen, voorstellen en plannen van regeling ontwierpen, die op het kantje af in het valsche beginsel oversloegen.

Op het kantje af, zeggen we, want feitelijk was het niet zoo, iets wat ze daaraan dankten, dat de toenmalige rechtsgeleerden der Hugenoten zelven meest geloovige personen waren, die altoos uit de Heilige Schrift .argumenteerden, en reeds dit bewijst natuurlijk dat ze het valsche beginsel niet voorstonden. En ten andere gleden ze in dat valsche beginsel daarom nooit over, omdat bij hen onder het volk niet iedereen verstaan werd, maar uitsluitend die burgers, die desnoods met hun goed en bloed voor de belijdenis der waarheid opkwamen. Feitelijk lieten zij dus den invloed gelden niet van Jan Rap en zijn maat, maar van gequalificeerde personen.

Maar ook al is dit zoo, toch neemt dit niet weg, dat in hun regelingen, waarin dit niet zoo uitkwam, vaak uitdrukkingen en woorden gebezigd werden, die maar al te sterk naar het verkeerde beginsel riekten.

Door tal van Roomsch-humanistische rechtsgeleerden waren de theorieën, die uit het verkeerde beginsel volgden, destijds gepredikt. In de scholen der rechtsgeleerdheid had meer dan één voorstander van dit verkeerde beginsel gezag en naam. Tal van juristen waren daardoor in die verkeerde theorieën ingeleid. En zoo liet het zich verstaan, dat ook deze Hugenotenjuristen lang niet altoos genoeg bij~ de hand waren, om het aldus aangeleerde uit hun schrifturen te bannen.

Dit nu gaf aanleiding, dat reeds vroegtijdig ook in de Gereformeerde kerken denkbeelden inslopen, die het door Christus op de gemeente gelegd gezag verwarden met zeker natuurlijk recht dat aan de gemeente zou toekomen om haar eigen zaken te, beheeren en te regelen. Een verzet uit Pelagiaansche eigendunkelijkheid opkomende tegen het gezag der ingestelde ambten. Of wil men, een strijd tegen de aanmatiging van het ambt, niet om het gezag Christi tot zijn eere, maar om eigen macht en invloed, tot heerschappij te brengen.

Dit eerst bedwongen kwaad nam vooral toe, toen de tucht verslapte, en allerlei vreemde geesten zich onder de Gereformeerden mengden; en den strijd die toen én in Geneve én in Frankrijk door de aristocratie tegen de democratie gevoerd is, verstaat men niet, en kan men niet verstaan, zoo men er niet op let, hoe de aristocratie toen metterdaad voor het gezag Christi, en de tegenstanders voor een soort algemecB mensdielijk stemrecht streden.

Vraagt men nu uit welk besef vóór 1S69 de aandrang kwam, die in de Ned. Hervormde kerk op afschaffing van de coöptatie en op de instelling van kiescolleges aandrong, dan is het klaar als de dag, dat die drang een tweeledige was. Eenerzijds de aandrang van het geloovige volk, dat metterdaad in naam van Christus de kerk weer voor het geloof opeischte; anderzijds, daarentegen de drang der Modernen, die, buiten alle consideratie voor de eere of de hoogheid van den Christus om, niets anders bedoelden, dan dat gelijk in elke vereeniging, zoo ook in dat genootschap alle leden stemrecht zouden erlangen.

Om nu te beoordeelen, of de invoering van die kiescolleges in 1869 vrucht is geweest van het eerstgenoemde, of van het laatstbedoelde beginsel, heeft men zich slechts af te vragen, welke richting de mannen waren toegedaan, die toenmaals de macht in handen hadden, en de regeling van 1869 in het leven riepen. En dan blijkt immers terstond, dat én de Haagsche Synode én de toenmalige Provinciale besturen, voor de overgroote meerderheid Modern waren, zoodat we niet viA. geloovige, maar uit Moderne handen, de toenmalige regeling ontvingen.

Niemand mag dus zeggen, dat in 1869 het Gereformeerde beginsel getriomfeerd heeft; wat toen triomfeerde was niet anders dan het valsche beginsel van algemeen stemrecht, d. i. de voorstelling, afsof de kerk een genootschap ware, en alsof krachtens dit genootschapskarakter elk lid van het genootschap medezeggenschap had over het gezag dat in het genootschap gelden zou.

Het was het overbrengen van een politiek beginsel op kerkelijk terrein.

Gevolg waarvan dan ook was, dat dezelfde partijstrijd die op politiek terrein natuurlijk is, omdat in eenzelfde land kinderen van velerlei geest moesten saamleven, door de regeling van 1869 in de Ned. Herv. kerk is ingevoerd.

Er zijn van die ure af in de Ned. Herv. kerk verliezers en overwinnaar.^, een bovenliggende en een onderliggende partij, met dien verstande dat juist de twee groepen die het sterkst op de regeling van 1869 hebben aangedrongen, t. w. eenerzijds de Modernen en anderzijds de Gereformeerden het kind van de rekening zijn geworden, terwijl de EthiscJi-Irenischen, die er minder warm voor waren, met den buit zijn gaan strijken, en thans in het ^Ned. Herv. kerkgenootschap almeer der alleenheerschappij nabij komen.

Niemand zegge ^arom dat het in de Ned. Herv. kerk sinds 1869 nog beter was dan thans in de Gereformeerde kerken, want dat sinds 1869, ieder mee mocht stemmen, terwijl onder bns nog altijd de coöptatie voortduurt.

Wat 1869 bracht was niet uit het Gereformeerde beginsel, maar uit het beginsel der revolutie, een regeling waarvan men, nu ze ons buiten onze verantwoordelijkheid werd opgelegd, wel gebruik mocht maken, maar die nooit als een triomf van onze beginselen mag worden geroemd.

Maar wel geven we toe, dat ook het gebeurde in 1869 toont, hoezeer de coöptatie in kerken, die van huis uit Gereformeerd waren, steeds tegenstand heeft ontmoet, en zich schier nimmer duurzaam heeft kunnen handhaven.

Coöptatie wekt weerzin, volstrekt niet alleen bij den eigendunkelijken mensch, die zelf hever den baas wil spelen, maar welterdege ook bij het vrome volk, dat anders uit Gods Woord geleerd is; en het is zeer zeker ook dat vrome volk geweest, dat van 1816 tot 1869 gereageerd heeft tegen een stelsel, dat de kerk van Christus overleverde aan de wilkeur van het ongeloof.

Wel is dit destijds door het vrome volk niet kerkrechtelijk uitgewerkt. Wie had in de eerste helft dezer eeuw nog van kerkrechtelijke beginselen gehoord ? Neen, wat hier werkte was alleen het besef, dat de toenmalige kerkeraden voor het grooter deel in ongeloovige handen waren, en dat als de gemeente meespreken kon, dit wel anders zou worden.

Maar ook onder die bedekte vormen werkte hierin dan toch de overtuiging, dat de kerk aan Christus, en niet aan het ongeloof hoort, en nooit is van die zijde de strijd voor eigen macht of eer, maar steeds voor den triomf van de zake Christi aangebonden.

Ware dit anders geweest, dan zou én na de actie van 1834 én na die van i886, terstond de coöptatie zijn afgeschaft, en van alle zijden om stemrecht voor de gemeente geroepen zijn.

En toch, dit verschijnsel deed zich niet voor.

Zoodra men zag, dat de kerkeraden weer uit belijders van den Christus bestonden, was het volk gerust, en is er van geen dringen op algemeen stemrecht den eersten tijd ook maar gehoord. Iets wat daarom te sterker in 1886 was, omdat aan de actie van dat jaar velen deelnamen, die sinds 1869 aan de zaak der kiescolleges hadden deelgenomen en .stemrecht hadden uitgeoefend.

Eerst nu begint hier en daar weer drang op te komen, om de coöptatie af te schaffen, maar zoo weinig heeft deze drang nog iets van een aanzwellenden stroom, dat zelfs op de Synode van Middelburg aan verandering nu reeds zelfs van verre niet gedacht is.

Een trek uit de jongste historie die het Gereformeerde volk eert.

') Verkiezing van kerkeraadsleden door den kerkeraad zelven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1897

De Heraut | 4 Pagina's