Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkiezing in het kerkelijke.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Nog duidelijker is het onbewust protest tegen het ongereformeerde karakter der oligarchische coöptatie uitgekomen, toen én in 1834 én in 1886, hier en daar in den lande de collegiale banden verbroken werden.

Beide actiën kwamen, dit is rechtens door niemand tegen te spreken, uit den Gereformeerden wortel.

Er mengde zich velerlei vreemds in, doch dit was zoo bij elke - vervorming of hervorming op kerkelijk gebied.

Toen de Christelijke kerk zich ontwikkelde uit de Joodsche volkskerk, begon zij met de uitstorting van den Heiligen Geest te ontvangen, en werd zij een halve eeuw lang geleid aoör onfeilbare' apostelen, erï' toch, zie het eens in de brieven, lees het in de Openbaring, hoofdstuk 2 en 3, wat verkeerde strooming, neiging, golving zelfs toen meê insloop.

In de zestiende eeuw droeg de toenmalige kerkreformatie een geweldig aangrijpend karakter, in zooverre ze de omzwenking in de historie der volkeren beheerschte. Het is toen niet maar kerk tegen kerk, maar volkerengroep tegen volkerengroep, stam en ras tegen ras en stam gegaan; het Europeesche evenwicht zocht er zijn formatie in; oorlog na oorlog is er om gevoerd; de martelaars die op het schavot hun geloof bezegelden, waren slechts duizenden, maar de menschenmassa, die in den godsdienstoorlog, met name in Duitschland en Frankrijk, is gemoord, telde bij millioenen; het was één wroeten van het Christelijk Europa in eigen ingewand; één worsteling beiderzijds om wat aan beide kanten voor bet hoogst en heiligst gold; en de strijd is tea slotte gekroond door de afgedwongen erkenning van coëxistentie onder gelijkheid van rechten.

Gelijk vanzelf spreekt, werden voor zulk een wónder-machtige worstelmg schier in alle landen destijds door God mannen verwekt van reusachtige proportiën. Niet alleen, zij het ook voornamelijk aan onzen kant, maar ook aan de zij van Rome.

Een literatuur is destijds in alle landen te voorschijn gekomen, die in uitgebreidheid zelfs nu nog haar wedergade zoekt. De thetische en polemische geschriften, in alle landen saam, in zake de religie en den religiestrijd rakende, van 1517—1648 in Europa verschenen, verraadt een productiviteit van geest, waarover de kenner nóg verbaasd staat.

En toch niettegenstaande de toenmalige Reformatie zoo ongeëvenaard ernstig karakter droeg, zoo op alle punten principieel is doorgestreden, en zulk een tal van mannen van den eersten rang zich ten dienste gesteld zag, is toch ook die Reformatie allerminst zuiver verloopen, maar mengde zich ook in haar streven allerlei ongaafheid en onzuivere neiging.

Dit kon én ia de eerste én in de zestiende eeuw niet anders, omdat we, om nu eens met remiscensen uit den strijd over het Schopenhaurianisme te spreken, alle saam als druppelen zijn in den waterval, die perst, dringt en neerglijdt met een zuigingskracht, waaraan geen enkele druppel, tenzij hij er uitspat en verdampt, zich geheel onttrekken kan.

Ook tijdens die beide groote vervormingen der kerk mengde zich door de reformatorische drijving allerlei persoonlijk belang, nationaal streven, drang van omstandigheid, menschelijke beperktheid, wetenschappelijke invloed, politieke sluwheid, dynastiek interest, stand en klassenverschil, mercantiele en sociale aspiraratie heen. En hoe nu ook de geesten van eerste orde er in den naam des Heeren ook worstelden, om den gang van zaken zuiver te houden, de vreemde elementen lieten zich niet alle uitzweren, en vandaar dat ze eindigden met voor allerlei tegenstelling van Luthersch en Gereformeerd, van Gereformeerd en Doopersch, van Erastiaansch en Independent te staan, om nu van de Arminianen, de Libertijnen en Humanisten nog te zwijgen.

Het was daarom zoo onverstandig preutsch en netelachtig, indien soms de mannen van 1834 of ook die van 1886 zich aanstelden als ergerden ze zich, zoo dikwijls iemand ook maar het vermoeden waagde uit te spreken, dat ook in de kleine, vergeleken bij de i6e eeuw, o, zoo onbeduidende reformatiën van 1834 en 1886, evenals eertijds, ook nu, niet alles goud was wat er blonk, veel verkeerd werd aangevat, enmenigerlei onzuivere strooming invloeide.

Dit komt van beperktheid van geest. Daarvandaan, dat men niet gewoon is te onderscheiden. Niet merkt dat de woekerplant uit een anderen wortel opkomt dan de plant zelf. En dan aan de plant zelf niet het verschil ziet, tusschen het groene blad en de groene luis, die aan den anderen kant van het blad zich schuil houdt, en het toch schaadt.

Veel krachtiger staat men daarom, indien men, door de historie geleerd, veeleer omgekeerd a priori vaststelt, dat ook in 1834 en 1886 onze worsteling niet aan deze gewone menschelijke ellende ontkomen is, en alzoo zonder eenige verrassing of verbazing of teleurstelling ontdekt, dat ook bij ons verkeerd inmengsel de wateren troebel maakte.

Juist dan toch verwerft men het recht, om tusschen dat vreemde inmengsel en het hoofdmotief te onderscheiden, en wordt men bekwaamd om voor dat hoofdmotief de echt historische draaglo-acht van het Gereformeerde beginsel te vindiceeren.

De mannen van 1834 begingen van 1834 tot 1886 fout op fout, en de lieden van 1886 hebben zich van 1886 tot 1897 aan ongeschiktheid na ongeschiktheid schuldig gemaakt.

Bijna geen kerk is er aan te wijzen, of, als men er annalen hield, en men slaat thans die annalen op, zal men over menschelijke gebrekkigheid te klagen hebben.

Hier het oog voor te openen, verzwakt niet, maar maakt u sterk. Eerst zoo ontlast ge u van het verkeerde, en herneemt ge in wat hoofdzaak was en bleef, uw volle kracht.

En zoo nu die beide actiën verstaan, dan beweren we, dat het voor tegenvermoeden noch voor tegenspraak vatbaar is, dat beide actiën uit den Gereformeerden wortel opkwamen, herstel van het Gereformeerde leven bedoelden, en aan het Gereformeerde beginsel haar motief poogden te ontleenen.

Wie op den grond kruipt, merkt dat niet, want hij staart zich blind op den heel anderen voetstap die door de Separatie dan door de Doleantie in het oeverzand is afgedrukt, maar wie op den kruin van het glooieud duin gaat staan, merkt aanstonds hoe beider spoor ten' slotte één richtmg volgde.

Ea wat ziet men nu bij beide actiën op het stuk der kerkelijke verkiezingen?

Geen demagogie, om op kerkelijk gebied het algemeen stemrecht in te voeren. Zelfs, en dit is hoogst opmerkelijk, bij de actie van 1886, onder de broederen, die voor een kiescollege geijverd hadden en er jaren lang voor hadden gestreden, geen poging om het kiescollege in stand te houden.

Maar evenmin stomme, blinde repristinatie om vooral stipt en met letterknechterij de Dordsche Kerkenordening uit te voeren.

Zeker, in enkele kerken vlamde even het clericalisme op. Hier en daar klemde men zich aan de coöptatie vast, om meester van het terrein te blijven. Het booze menschenhart zal eeuw na eeuw, in eiken kring altoos weer, hier of daar, heerschzucht en sluwheid op het heilig erf doen uitloopen.

Maar dat waren excepties, en zoomin als één zwaluw zomer maakt, maakte hier één vleermuis nacht.

Immers overziet men het geheel van het kerkelijk leven door deze beide actiën geleid, dan merkt men integendeel principieel nooit anders dan een oprecht en eerlijk streven, om de heerschappij van Koning Jezus te laten doorgaan, naar zijn Woord te leven, en zich te houden op de paden van zijn vorstelijk recht.

Haast is het ongelooflijk, en toch is het zoo, maar toen de actie van 1834 in het slop van het reglement van 1869 scheen dood te loopen, en heel het korps staatslieden en juristen dacht, dat de* kerken naar dat nieuwe reglement leefden, bleek van achteren dat de kerken er niet alleen niet naar leefden, maar het heele reglement zelfs niet kenden.

Het was een huurspulletje, dat men in aJle stilte had laten voorkomen, maar waar niet één der huisgenooten meê uitreed.

Wat men daarentegen wél, én in 1834 én in 1886 kon opmerken, was, dat in de degelijkste kerken, waar de actie het zuiverst doorging, aanstonds elk middel werd beproeld, om de gemeente weer aandeel, ja, meer dan aandeel, in het verkiezingswerk te geven.

Tal van kerken zijn er uit de actie van 1834 opgekomen, die zonder naar de Dordsche Kerkenordening te vragen, heel eenvoudig, als het op verkiezen aankwam, de gemeente saamriepen en dan de gemeente stemmen lieten, en als kerkeraad uitvoerden, wat de gemeente besloten had, zonder dat ooit óf Ciabsis óf Provinciale Synode hoogwijs decreteerde dat dit niet mocht.

En in 1886 was men zoozeer van geheel denzelfden geest doordrongen, dat menb.v. hier te Amsterdam, reeds op I3 Mei 1887 deze regeling vaststelde:

Provisioneele regeling van de beroeping van Predikanten.

ART. I. Zoodra de Kerkeraad besloten heeft tot het werk der beroeping over te gaan, doet hij hiervan mededeeling aan de Gemeente, bij de godsdienstoefeningen en in de Kerkbode^ met opgave van de kerkelijke wijk, waarin de beroepene zal optreden.

ART. 2. Tezelfder tijd, of anders met de noodige tusschenruimte, worden de meerderjarige mansleden, die tot het H. Avondmaal zijn toegelaten en niet onder censuur staan, door den Kerkeraad opgeroepen, om wijksgewijze samen te komen voor de formeering van een zestal.

ART. 3. Plaats en tijd dezer wijkvergaderingen worden door den Kerkeraad bepaald, mits voor alle wijken op denzelfden tijd; steeds op een avond te 7 è, 9 uur ; bij voorkeur des Maandags ; en in ieder geval minstens veertien dagen na de in art. i bedoelde mededeeling.

ART. 4. Bij deze wijkvergaderingen teekenen alle binnenkomenden op de presentielijst, en is de voorzitter gemachtigd, desvereischt, bewijs te vorderen, dat men ingeschreven is op het Duplicaat-lidmatenboek en den leeftijd van 23 jaren bereikt heeft.

bereikt heeft. ART. 5. Wijkgecommitteerden en corporatieleden blijven bij de Wijk waarin zij dienen, ook al wonen zij daarbuiten.

ART. 6. In deze wijkvergaderingen wordt, zelfs vóór de lezing der notulen of eenige andere werkzaamheid, allereerst aan de orde gesteld en afgedaan het formeeren eener nominatie van zes predikanten.

ART. 7. De wijkgecommitteerden zijn gerechtigd, eer men tot stemming overgaat, op enkele predikanten, die in aanmerking kunnen komen, de aandacht te vestigen, doch altoos zonder discussie.

ART. 8. Als men tot de stemming zal overgaan, deelt de voorzitter mede:

i". dat alleen zulke predikanten hier beroepbaar zijn, die reeds drie jaren dienden; die zich van harte vereenigen met de Drie Formulieren van Eenigheid onzer Kerken; en die bereid zijn onder de Dordtsche Kerkenordening van 1619 te dienen;

2". dat de nominatie, die aan den Kerkeraad zal worden aangeboden, bestaan zal uit de zes predikanten, die in alle wijken te zamen de meeste stemmen op zich vereenigen, mits dit gezamenlijk aantal stemmen minstens 250 bedraagt ;

3". dat, indien minder dan zes predikanten zooveel stemmen op zich vereenigden, uit hen, die dit aantal het meest nabij kwamen, de nominatie door den Kerkeraad tot een zestal zal worden aangevuld.

ART. 9. De stemming zelve geschiedt met briefjes, waarop ieder aanwezige hoogstens zes namen opgeeft. In elke wijkvergadering worden als genomineerd beschouwd de zes predikanten, die de meeste stemmen op zich vereenigden. Tweede stemming of herstemming heeft niet plaats.

ART. 10. Door den voorzitter en den scriba van elke wijkcommissie wordt nog denzelfden avond _ een volledig proces-verbaal der gehouden stemming aan den sub-scriba des Kerkeraads toegezonden, die dan zorgt, dat deze stukken, met een daaruit opgemaakte verzamellijst, op den eerstvolgenden Donderdag in de Kerkeraadsvergadering aanwezig zijn.

ART. II. De Kerkeraad, met den uitslag der stemming in kennis gesteld, gaat in diezelfde vergadering over tot het behandelen, en zoo mogelijk afdoen, van bezwaren, die tegen de nominatie mochten zijn ingekomen; voorts tot net, zoo noodig, aanvullen of vaststellen van het zestal volgens art. 8; en eindelijk, hetzij terstond of wel, indien hij dit wenschelijk acht, een week later; tot de nobdigë stemming, om uit de aangeboden nominatie een tweetal te formeeren.

ART. 13. Zoodra de Kerkeraad het tweetal geformeerd heeft, doet hij hiervan mededeeling aan de Gemeente, bij de godsdienstoefeningen en in de Kerkbode^ en roept wederom de wijkvergaderingen samen om uit dit tweetal een keuze te doen.

Hierbij gelden de in art. 3 tot 6 gestelde regelen. Alleen kan, indien dit wenschelijk blijkt, de termijn van 8 dagen worden verkort of verlengd.

ART. 13. De uitslag der stemming in de onderscheiden wijkvergaderingen wordt terstond medegedeeld aan denjiog denzelfden avond voor de beroeping vergaderden Kerkeraad. Blijkt dan, dat de stemmen gestaakt hebben, dan zal men bidden om 's Heeren beslissing en daarna loten.

Aldus vastgesteld door den Kerkeraad, den i2den Mei 1887.

A. KuYPER, Praeses,

P. VAN SON, Scriba.

Alzoo de gemeente komt als zoodanig bijeen. Wijksgewijze, omdat ze te groot is om in één lokaal te vergaderen. De gemeente maakt een zestal op. Uit dat zestal neemt de kerkeraad er twee. En uit die twee kiest de gemeente, opdat daarna de kerkeraad den gekozene beroepe en in het ambt stelle.

En op eenigszins andere wijze, maar toch va. gelijken geest, werd de verkiezing van ouderlingen en diakenen geregeld:

Provisioneele regeling van de verkiezing van Ouderlingen en Diakenen.

ART, I. De ouderlingen en diakenen zullen, volgens art. 22 en 24 van de Kerkenorde, door den Kerkeraad verkozen worden, en wel met medewerking van de Gemeente.

ART. 2. De Kerkeraad stelt jaarlijks in de eerste week van December (van Maandag tot Zaterdag) de mansleden, die blijkens het Duplicaat-lidmatenboek tot het H. Avondmaal toegelaten en meerderjarig zijn, in de gelegenheid om op onderteekende briefjes namen op te geven van hoogstens zooveel personen, als er vacaturen zijn, die zij voor den dienst van het ouderlingschap en het diakenschap geschikt achten.

In een Kerkeraad met diakenen, op den derden Donderdag van de maand December te houden, wordt uit die opgave een grostal gemaakt, zoo mogelijk een dubbel getal, waarvan aan de Gemeente kennis wordt gegeven door de Kerkbode. ART. 3. Op den eersten of tweeden Maandag in de maand Januari, des avonds te zeven ure, komen de stemgerechtigde leden der Gemeente wijksgewijze bijeen, op de door den Kerkeraad te bepalen plaatsen, om, onder leiding van de Gecommitteerden voor elke wijk, over te gaan tot de benoeming van Ouderlmgen én Diakenen, ter voorziening in de vacaturen, die door de periodieke aftreding ontstaan zijn, of tusschentijds ontstaan zijnde, nog voortduren.

ART. 4. Bij deze wijkvergaderingen teekenen alle binnenkomenden op de presentielijst en is de voorzitter gemachtigd, desvereischt, bewijs te vorderen, dat men ingeschreven is op het Duplicaat-lidmatenboek en den leeftijd van 23 jaren bereikt heeft.

ART. 5. Wijkgecommitteerden en corporatieleden blijven bij de wijk, waarin zij dienen, ook al wonen zij daarbuiten.

ART. 6. Aleer men tot stemmen zal overgaan, leest de voorzitter de beidt lijsten van candidaten voor het ouderling-en diakenschap voor, zooals en voor zoover die door den Kerkeraad zijn opgemaakt.

ART. 7. De voorzitter zorgt, dat nauwkeurig aanteekening gehouden wordt van het aantal gemeenteleden, dat aan de stemming deelneemt, en van het aantal stemmen, dat op elk der candidaten wordt uitgebracht, en dat van dit een en ander binnen 24 uur aan den Kerkeraad opgave gedaan wordt. De benoeming geschiedt naar het aantal stemmen, dat in de acht wijken tezamen op de candidaten vereenigd is, met dien verstande, dat, indien een der alzoo benoemden op zijn verzoek, van de opvolging zijner benoeming door den Kerkeraad ontslagen wordt, de naastvolgende in stemmental als benoemd wordt aangemerkt. Bij een gelijk getal stemmen heeft de oudste in jaren altijd den voorrang. In geen geval echter wordt iemand als benoemd aangemerkt, wanneer het aantal op hem uitgebrachte stemmen kleiner is dan een derde van het aantal gemeenteleden dat aan de stemming deelnam.

ART. 8. De Kerkeraad geeft aan de gekozenen kennis van hunne benoeming en zorgt, dat de namen van hen die benoeming opvolgen, op de twee Zondagen, die aan den dag der bevestiging voorafgaan, aan de Gemeente worden voorgesteld.

In de Kerkbode wordt zoo Spoedig mogelijk kennis gegeven van de samenstelling der verschillende wijkcommissiën.

ART. 9. De diensttijd van ouderlingen en diakenen duurt drie achtereenvolgende jaren.

ART. 10. Tot de vervulling tusschentijds van vacaturen wordt niet overgegaan, tenzij de behoefte daaraan door den Kerkeraad uitgesproken is of de mansleden, in Art. 2 genoemd, wegens predikantsberoeping toch vergaderen moeten.

ART. II. Ouderhngen en diakenen treden in dienst aanstonds na hunne bevestiging. De algemeene bevestiging heeft jaarlijks plaats, op den laatsten Zondag van de maand Februari. Zij, die tusschentijds benoemd zijn, worden zocdra mogelijk bevestigd.

Aldus gewijzigd en vastgesteld door den Kerkeraad, den I™ November 1888,

B, VAN SCHELVEN, Praeses.

N, A, DE GAAY FORTMAN,

Ook hier een wijksgewijs saamkomen der gemeente, om een keuze te doen uit een gros of dubbel getal. Maar dat dubbel getal maakt de kerkeraad niet eigenmachtig op. Neen, vooraf geven de gemeenteleden daarvoor namen op, en uit dat gros door de mansledematen opgegeven, maakt de kerkeraad zijn dubbel getal. Uit dat dubbel getal kiest dan weer de gemeente. En naar die uitgebrachte keuze regelt zich de kerkeraad bij de benoeming.

Deze laatste regeling is iets nauwer dan die van de benoeming van predikanten. Zelfs ligt er het gevaar in, dat de kerkeraad volgens Art. 2 niet aan het aantal uitgebrachte stemmen gebonden is, en alzoo door zelf candidaten bij de lijst te voegen, de gemeentecandidaturen opzij zou kunnen dringen.

Maar stellig is dit niet bedoeld, en een voorstel om deze leeiiite aan te vullen zou stellig ingang vinden.

Maar ook met deze kleine mikmak, is het dan toch duidelijk, dat men, formeel zicK ? iati de D.' K; houdende; zoover het voeten had, bedoelde om de autoriteit door Christus in de gemeente gelegd te eeren.

En zoo bleek dan ook hier, hoe de drijfkracht van een levensbeginsel altoos sterker is dan wet of regeling.

Yerkiezing door coöptatie is ongereformeerd; en alle kerk die uit het Gereformeerde beginsel leeft, zal steeds trachten, het euvel der coöptatie te ontzeilen, om weer op de primordiale rechten van Christus in zijn gemeente terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Verkiezing in het kerkelijke.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1897

De Heraut | 4 Pagina's